ECLI:NL:RBARN:2008:BE9423

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
29 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/517063-07
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen moeder wegens stalking en mishandeling van minderjarige dochter

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Arnhem op 29 juli 2008 uitspraak gedaan in de zaak tegen een moeder die haar minderjarige dochter langdurig en intensief heeft gestalkt. De moeder, die lijdt aan een psychische stoornis, werd beschuldigd van het opzettelijk mishandelen van haar dochter in mei 2005, waarbij zij haar dochter bij de keel heeft gepakt en dichtgeknepen. De rechtbank oordeelde dat, ondanks de volledige ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte, zij civielrechtelijk aansprakelijk is voor de schade die haar dochter heeft geleden, op basis van artikel 6:165 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder haar dochter stelselmatig heeft lastiggevallen door haar te bellen, sms'en, brieven te sturen en haar woning te bezoeken, wat resulteerde in een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de dochter. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair tenlastegelegde mishandeling, maar het subsidiair tenlastegelegde stalking is bewezen verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet strafbaar is, gezien haar psychische toestand, en heeft besloten tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet van eenvoudige aard is en een strafprocedure onvoldoende mogelijkheden biedt om alle omstandigheden in kaart te brengen.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummer : 05/517063-07
Data zitting : 15 februari 2008, 13 mei 2008 en 15 juli 2008
Datum uitspraak : 29 juli 2008
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
thans gedetineerd in PI Zuid Oost - HvB Ter Peel, Paterstraat 4 te Evertsoord.
Raadsman : mr. J.F. Schouwenaar, advocaat te Velp.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 16 december 2004 t/m 5 september 2007 te Nijmegen, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van (haar dochter) [slachtoffer], in elk geval van een ander, met het oogmerk die voornoemde [slachtoffer], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte in genoemde periode meermalen
- die [slachtoffer] gebeld en/of sms-berichten gestuurd en/of
- die [slachtoffer] brieven/kaarten gestuurd/bezorgd en/of brieven/kaarten voor die [slachtoffer] achtergelaten
- de woning van die [slachtoffer] bezocht en/of voorwerpen bij die woning achtergelaten
- de woning van de (toenmalige) vriend van die [slachtoffer], [betrokkene 1], en/of de ouder(s) van die [betrokkene 1] aan de [adres] en/of de woning van die [betrokkene 1] aan de [adres] bezocht en/of daar brieven/kaarten en/of voorwerpen achtergelaten
- die [betrokkene 1] en/of de ouder(s) van die [betrokkene 1] gebeld en/of sms-berichten gestuurd
- die [slachtoffer] opgewacht en/of bezocht en/of gezocht bij de dansscho(o)l(en) en/of de school (HAN) waar die [slachtoffer] (toen) stond ingeschreven en/of
- naar (de verblijfplaats van) die [slachtoffer] geinformeerd bij een of meer (oud) klas¬genoten en/of (ex) vrienden en/of (oud) medebewoners van die [slachtoffer];
2.
zij in of omstreeks de maand mei 2005 te Nijmegen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan (haar dochter) [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk die [slachtoffer] (krachtig) bij/om de keel heeft gepakt en/of (vervolgens) de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt/dichtgeknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
zij in of omstreeks de maand mei 2005 te Nijmegen, opzettelijk mishandelend haar dochter [slachtoffer] (krachtig) bij/om de keel heeft gepakt en/of (vervolgens) de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt/dichtgeknepen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatselijk op 15 juli 2008 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.F. Schouwenaar, advocaat te Velp.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd en is ter terechtzitting verschenen: [slachtoffer]
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis.
De vordering van de benadeelde partij verzoekt de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren nu deze gelet op het bepaalde in artikel 36f Wetboek van Strafrecht, niet toewijsbaar is.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
De bewijsmiddelen
(Daar waar verklaringen worden aangehaald betreffen dit zakelijke samenvattingen)
ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
Aangeefster [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], heeft bij de politie verklaard dat zij de dochter is van verdachte. Zij heeft bij haar ouders gewoond aan de [adres], totdat zij in augustus/september 2005 is verhuisd naar de [adres]. Nadat zij verhuisd was naar dat adres, werd zij wekelijks bezocht door haar moeder, soms wel vier keer per week. Haar moeder wilde dat zij weer naar huis kwam om deel uit te maken van het gezin, terwijl [slachtoffer] al diverse malen nadrukkelijk had aangegeven dat niet te willen. Door die bezoeken kon aangeefster niet meer normaal functioneren. Enkele keren is een huisgenoot, [betrokkene 2], getuige geweest van die bezoeken van verdachte.
Dit is bevestigd door [betrokkene 2], die verklaard heeft dat in de periode dat [slachtoffer] op de [adres], woonde, haar moeder wel eens langs kwam. [slachtoffer] zorgde ervoor dat haar moeder niet wist wanneer zij thuis was. Zo had zij niet haar naam vermeld op een naamplaatje bij de deur en zette zij haar fiets een paar huizen verderop. Wanneer [slachtoffer]'s moeder langs kwam en hij zei dat [slachtoffer] niet huis was, wilde ze dat zelf controleren. Ze was erg pusherig.
Een andere voormalige huisgenoot van de [adres], [betrokkene 3], heeft de politie verteld dat [slachtoffer]'s moeder ineens in de hal stond om aangeefster te spreken omdat zij heel belangrijke post bij zich had. Zij had dan echter alleen reclamefolders in de hand. Zij heeft ook wel eens rare dingen meegemaakt met aangeefsters moeder. Zo heeft zij een keer aan de voordeur van het studentenhuis een zakje zien hangen waarin een dood vogeltje zat. Op de grond lag een foto van een baby waarvan de ogen waren uitgestoken. Zij herkende de foto als een afbeelding van [slachtoffer] als baby. Naast die foto lag kapot serviesgoed. [slachtoffer] heeft het kapot gesmeten servies herkend als afkomstig uit haar ouderlijk huis.
Verdachte heeft bevestigd dat zij wel eens langs ging bij de [adres]. [slachtoffer] gaf toen aan dat zij geen contact met haar wilde. Ze is toen nog wel een paar keer gaan kijken, zonder dat haar dochter dat wist. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zij inderdaad wel eens plastic zak met een dood vogeltje heeft achtergelaten op het adres [adres].
Het gebeurde volgens aangeefster ook wel dat verdachte zich meldde bij de ouders van haar vriend [betrokkene 1]. Daardoor voelde zij zich gestalkt. Die ouders werden ook gebeld door verdachte. Ook werden bij hen pakketjes bezorgd, waarin onder meer spullen zaten, afkomstig uit het ouderlijk huis van aangeefster. Zij herkende het handschrift op de begeleidende briefjes als dat van verdachte. Verdachte liet daar ook kaartjes achter met een onsamenhangend verhaal.
[betrokkene 4], moeder van [betrokkene 1], heeft verklaard dat [slachtoffer], toen zij [betrokkene 1] had leren kennen in 2003 of 2004, aanvankelijk erg schuw en gesloten was. Naderhand werd dit minder. Zij begreep van [betrokkene 1] dat [slachtoffer] problemen had met haar moeder. In de loop der tijd kreeg het gedrag van [slachtoffer]'s moeder ook invloed op het gezin van [betrokkene 4]. [slachtoffer]'s moeder belde wel eens op en schreeuwde dan door de telefoon. Ook werden er spullen voor de voordeur neergelegd, een kaart of iets anders. [slachtoffer] herkende die als spullen uit haar kamer. Op een gegeven moment stond er ooit een glazen pot met distels voor de deur van [betrokkene 1]s ouders. Verdachte kwam te pas en te onpas langs en belde dan aan. Wanneer [betrokkene 4] open deed, gilde ze hysterisch dat ze haar dochter wilde zien. Op 3 juni [de rechtbank neemt aan: 2007, gezien de datum van het verhoor] belde verdachte op en zei: "Hoe voel je je als een kogel van voren naar binnen gaat en van achter weer naar buiten gaat?" Daarna legde zij op om vervolgens binnen een uur negen keer te bellen en de getuige uit te schelden.
Verdachte heeft ter zitting beaamd dat zij ooit een glazen pot met distels voor de deur van [betrokkene 1]s ouders heeft achtergelaten en bij de politie heeft zij bevestigd dat ze wel eens telefonisch contact had met de ouders van [betrokkene 1].
Verdachte stuurde volgens aangeefster regelmatig sms-jes met het verzoek weer thuis te komen. Als aangeefster dan niet goed reageerde, werd er een dreigend sms-je overheen gestuurd. Ook telefoongesprekken gingen dan weer op een postieve, dan weer op een negatieve manier.
Begin 2005 [aangeefster vermeldt in haar op 8 september 2007 afgelegde verklaring: tweeenhalf jaar geleden] heeft aangeefster een nieuw telefoonnummer genomen omdat zij dagelijks tientallen keren door haar moeder werd gebeld en ge-smst waardoor zij nauwelijks nog berichten van anderen kon ontvangen. Eind juni 2007 werd zij gebeld door haar zus [betrokkene 5], die vertelde dat haar moeder haar telefoonnummer had weten te achterhalen via een klasgenote. Sinds die tijd werd zij meerdere malen per week gebeld. Een huisgenote die de telefoon eens opnam, [betrokkene 3], hoorde dat het aangeefsters moeder was, die vroeg waar aangeefster was.
[betrokkene 3] heeft tegenover de politie verklaard dat [slachtoffer] in de periode dat zij aan de [adres] woonde, meerdere keren per dag een voice-mail bericht van haar moeder ontving. Daarin zei haar moeder dat [slachtoffer] snel weer thuis moest komen en dat zij niet met [betrokkene 3] mocht omgaan omdat dat slecht voor haar zou zijn. [slachtoffer] kreeg volgens de getuige ook veel sms-berichten van haar moeder, het ene bericht heel lief, en het andere gemeen en dwingend.
In september 2006 is [slachtoffer] verhuisd naar de [adres]. Zij heeft dat nieuwe adres niet doorgegeven aan haar ouders omdat ze met rust gelaten wilde worden. Toen begon het stalken zich te verplaatsen naar aangeefsters directe omgeving, zo verklaarde zij bij de politie. Zo is verdachte langs geweest bij de dansschool [naam], waar aangeefster haar wel eens heeft gezien. Ook bij dansschool [naam] is zij langs geweest. Zij vroeg telkens aan het personeel of aangeefster daar danste en zij gaf aan dat zij contact wilde met [slachtoffer]. Verdachte is ook bij haar school, de HAN, geweest waar zij een bericht achterliet in [slachtoffer]'s postvak. Van vroegere klasgenoten hoorde [slachtoffer] dat zij werd gezocht door haar moeder. Verdachte had telefoonlijsten van vroegere klassen van [slachtoffer] gevonden en daarvan lukraak mensen gebeld om aangeefsters verblijfplaats te achterhalen. In maart 2007 nog vertelde een klasgenoot van aangeefster, [betrokkene 7], dat zij aangeefsters moeder op school gesproken had en dat deze had gevraagd of aangeefster daar op school zat en waar zij haar kon bereiken. De bezoeken die verdachte bracht aan [betrokkene 1]s ouders gingen intussen gewoon door .
Na de eerste aangifte op 7 juni 2007, heeft aangeefster nog diverse malen bezoek van haar moeder gehad en briefjes van haar gekregen. Op 8 juni 2007 werd [slachtoffer] gebeld door een oud-huisgenoot, [betrokkene 8], die vertelde dat verdachte aan de deur was geweest op de [adres]. Zij zou aan een andere huisgenoot gevraagd hebben of aangeefster daar woonde. Op 26 augustus 2007 werd aangeefster gebeld door haar zus [betrokkene 5], aan wie verdachte had gevraagd of aangeefster op de [adres] woonde. Dat was een schok, omdat aangeefster daar pas enkele maanden woonde. Zij is in twee jaar tijd drie keer verhuisd omdat ze op de vlucht was voor haar moeder. Telkens wist haar moeder weer het adres te achterhalen door die kennissen en vrienden onder druk te zetten.
Verdachte ging ook langs op [betrokkene 1]s adres aan de [adres]. Ook daar vroeg zij waar aangeefster verbleef. Dat gebeurde onder meer op 28 mei 2007. Op 5 september 2007 is zij weer langs geweest op het adres van [betrokkene 1]. Zij had tegen hem staan schreeuwen omdat ze wilde weten waar aangeefster was. Ze had een briefje voor haar achtergelaten. Toen [betrokkene 1] dat niet wilde zeggen, is zij weer naar zijn ouders gegaan, waar zij ook naar haar verblijfplaats vroeg.
[betrokkene 1] heeft verklaard dat verdachte in mei/juni 2007 enkele malen voor zijn deur aan de [adres] heeft gestaan. Ze wilde weten waar [slachtoffer] is en vervolgens verwenste ze hem naar de hel en zei ze dat [betrokkene 1] de schuldige is dat zij geen gezin meer heeft. Op 5 september 2007 stond zij wederom voor de deur en vroeg waar aangeefster was. Toen hij dat niet wilde vertellen, verweet verdachte hem dat hij haar dochter bij haar weghield. Zij schold hem uit, vervloekte hem en spuugde hem in het gezicht. [betrokkene 1] kan zich ook nog herinneren dat in december 2004 verdachte wel negen keer zijn voice-mail had ingesproken met allerlei verhalen en geschreeuw.
Het vorengaande brengt mee dat bewezen is de feitelijke omschrijving/invulling in het onder 1 primair tenlastegelegde.
Namens verdachte is betoogd dat bewezenverklaring van belaging onverenigbaar is met de - wettelijke - plicht die verdachte als moeder heeft ten opzichte van haar dochter. Ouders hebben immers de plicht en het recht om hun minderjarige kinderen op te voeden.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt. Aangeefster is meerderjarig geworden op 16 oktober 2006. Toch staat dit niet zonder meer in de weg aan bewezenverklaring voor de voorafgaande periode. Aan de raadsman kan worden toegegeven dat ouders in beginsel gerechtigd zijn en zelfs wettelijk gehouden om de nodige zorg en verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn van hun minderjarige kinderen te betrachten. De onderhavige zaak wordt evenwel gekenmerkt dat [slachtoffer] in augustus of september 2005 met toestemming van haar ouders uit de ouderlijke woning is vertrokken. Directe aanleiding daarvoor was de mishandeling, zoals tenlastegelegd onder 2. Vanaf dat moment leefde zij min of meer zelfstandig, zij het dat de huur nog wel door haar vader werd betaald. Vanaf het moment dat zij zelfstandig woonde, heeft zij haar moeder duidelijk gemaakt geen prijs te stellen op de talloze - indringende - bezoeken van haar en andere pogingen om contact te onderhouden. Dat had verdachte dienen te respecteren. Hoewel voorstelbaar is dat een ouder op de hoogte wil blijven van het wel en wee van - minderjarige - kinderen, had verdachte daarvoor andere wegen kunnen bewandelen. [slachtoffer] had immers nog een zus en ook contact via de vader was wellicht mogelijk geweest. In dit geval waren de zorg en verantwoordelijkheid voor het geestelijk welzijn van [slachtoffer] en de ontwikkeling van haar persoonlijkheid juist gediend met het achterwege blijven van de ingrijpende bemoeienissen van verdachte.
De wijze waarop verdachte [slachtoffer] heeft achtervolgd, gaan alle redelijke grenzen te buiten. Dat geldt eens te meer voor de wijze waarop zij veelvuldig contact heeft gezocht met vrienden, kennissen en klasgenoten van [slachtoffer], teneinde erachter te komen waar [slachtoffer] verbleef, nadat zij weer eens was verhuisd of een ander telefoonnummer had genomen om rust te hebben. Dat kan niet anders worden gezien dan als een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer]. Een en ander betekent wel dat belaging in de periode dat [slachtoffer] nog in het ouderlijk huis woonde niet bewezen kan worden geacht. In zoverre wordt verdachte daarvan vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde:
In mei 2005, voordat zij verhuisde naar de [adres], was [slachtoffer] met verdachte thuis. [slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat er een meningsverschil ontstond tussen haar en verdachte over een tv-programma, Dr. Phil. Dat mondde uit in duwen en trekken over en weer, waarbij [slachtoffer] ruggelings op de grond kwam. Haar moeder zat bovenop haar. [slachtoffer] voelde dat verdachte haar beide handen om haar keel had. Zij kreeg geen lucht meer, waardoor [slachtoffer] bang werd. Uiteindelijk heeft verdachte haar losgelaten. Zij is toen weggerend en ergens in een speeltuintje gaan zitten. Daar heeft zij haar vriend [betrokkene 1] gebeld, die haar met zijn ouders is komen ophalen. Als gevolg van die verwurging had zij blauwe plekken aan weerszijden van het strottehoofd. Dat heeft zij laten zien aan haar vriend [betrokkene 1] en er zijn ook polaroid foto's van gemaakt.
[betrokkene 1] heeft verklaard dat hij twee à drie jaar geleden [d.w.z. 2004 of 2005, toev. rb] werd gebeld door [slachtoffer], die vertelde dat er iets ergs was gebeurd. Hij is haar gaan ophalen met zijn ouders in een speeltuintje. [slachtoffer] vertelde dat zij ruzie had gehad met verdachte over een tv-programma. Er was een worsteling ontstaan en verdachte had bovenop haar gezeten en haar handen om de hals van [slachtoffer] gelegd. [slachtoffer] vertelde dat ze steeds minder lucht kreeg. [betrokkene 1] heeft toen de rode plekken in de hals van [slachtoffer] gezien.
Verdachte heeft verklaard dat er inderdaad wel eens een handgemeen met aangeefster is geweest naar aanleiding van een uitzending van Dr. Phil. Zij heeft aangeefster toen bij de keel gepakt. Aangeefster wilde toen niet meer thuis wonen.
Het vorengaande brengt mee dat de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken en dat het onder 2 subsidiair tenlastegelegde (uitgezonderd de datum) bewezen is.
Verdachte heeft betwist dat de mishandeling als bedoeld in de tenlastelegging onder 2, plaats heeft gevonden in mei 2005. Een en ander zou gebeurd moeten zijn in 2004. Immers, in 2005 waren in de ouderlijke woning gas en elektriciteit afgesloten zodat er nooit een ruzie kan zijn ontstaan naar aanleiding van een tv-programma.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Aangeefster heeft stellig verklaard dat dit voorval plaats vond in mei 2005. Bovendien staat vast dat deze gebeurtenis de aanleiding was voor aangeefster om het ouderlijk huis te verlaten (ook in de verklaring van verdachte ), hetgeen, zo staat eveneens vast, is gebeurd in augustus/september 2005. Verdachte heeft bovendien niet aangetoond dat in mei 2005 gas en elektriciteit was afgesloten. Daarbij komt dat verdachte bij de politie zelf heeft verklaard dat haar dochter, nadat zij op kamers was gaan wonen, ineens weer naar huis wilde maar dat zulks niet kon omdat gas en licht waren afgesloten. Daarmee is aannemelijk dat verdachte de afsluiting van gas en elektriciteit in een verkeerde tijdsspanne plaatst.
Vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en het onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
Ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde – waarbij de periode is ingekort-:
1.
zij in of omstreeks de periode van augustus t/m 5 september 2007 te Nijmegen, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van (haar dochter) [slachtoffer], met het oogmerk die voornoemde [slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte in genoemde periode meermalen
- die [slachtoffer] gebeld en sms-berichten gestuurd en
- die [slachtoffer] brieven/kaarten gestuurd/bezorgd en brieven/kaarten voor die [slachtoffer] achtergelaten
- de woning van die [slachtoffer] bezocht en voorwerpen bij die woning achtergelaten
- de woning van de (toenmalige) vriend van die [slachtoffer], [betrokkene 1], en de ouders van die [betrokkene 1] aan de [adres] en de woning van die [betrokkene 1] aan de [adres] bezocht en daar brieven/kaarten en voorwerpen achtergelaten
- die [betrokkene 1] en de ouders van die [betrokkene 1] gebeld en sms-berichten gestuurd
- die [slachtoffer] opgewacht en/of bezocht en/of gezocht bij de dansscholen en de school (HAN) waar die [slachtoffer] (toen) stond ingeschreven en
- naar (de verblijfplaats van) die [slachtoffer] geinformeerd bij een of meer (oud) klasgenoten en (ex) vrienden en (oud) medebewoners van die [slachtoffer];
2.
zij in of omstreeks de maand mei 2005 te Nijmegen, opzettelijk mishandelend haar dochte[slachtoffer] krachtig bij de keel heeft gepakt en vervolgens de keel van di[slachtoffer] heeft dichtgeknepen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Belaging
Ten aanzien van feit 2:
Mishandeling
4b. De strafbaarheid van de feiten
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Omtrent verdachte zijn rapportages uitgebracht door psychiater drs. P.A. de Mon d.d. 13 mei 2008 en door klinisch psycholoog drs. J.P.M. van der Leeuw d.d. 9 juli 2008.
Volgens psychiater De Mon is er –samengevat weergegeven- sprake van een affectief verwaarloosde vrouw met een belaste voorgeschiedenis, die sinds jaren chronisch paranoïd psychotisch is. Al jaren lang disfunctioneert zij waardoor zij voortdurend in conflict komt met haar omgeving. In verdachtes beleving zijn echter altijd anderen daarvoor verantwoordelijk. Zij gaat geheel op in haar eigen gedachtengang, die chaotisch, gefragmenteerd en verhoogd associatief is, moeilijk te volgen voor derden. Zij is gepreoccupeerd met paranoïd gekleurde waangedachten en heeft haar eigen verhaal; wat daarin niet past, bestaat voor haar niet. Haar persoonlijkheid wordt gekenmerkt door narcistische en anti-sociale trekken. Impulscontrole en gewetensfunctie zijn zeer gebrekkig ontwikkeld en empathisch vermogen is er niet. Er is geen enkel ziektebesef.
In verband met de psychotische belevingen is zij niet goed in staat om in redelijkheid haar wil te bepalen en vervolgens daarnaar te handelen, hetgeen rechtstreeks verband houdt met de tenlastegelegde feiten. Daarnaast lijken ook haar persoonlijkheidskenmerken hierop van invloed te zijn. Per saldo moet verdachte worden aangemerkt als sterk verminderd toerekeningsvatbaar tot ontoerekeningsvatbaar. Behandeling is noodzakelijk om in de toekomst recidive te voorkomen, maar verdachte ziet het nut daarvan absoluut niet in. Zij weet immers zeker dat ze niet ziek is. Een juridisch kader is daarom noodzakelijk. Nu verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar kan worden beschouwd, wordt geadviseerd haar te doen opnemen in een psychiatrisch ziekenhuis.
Drs. Van der Leeuw heeft –samengevat weergegeven- vastgesteld dat er sprake is van paranoïde wanen; verdachte is doordrenkt van overwaardige ideeën. Zij voelt zich onheus bejegend, niet gerespecteerd en tekort gedaan en dat al vele jaren lang. Zij begeeft zich buiten de realiteit als gevolg van de door deze waan veroorzaakte kritiek- en oordeelsstoornissen. In verdachtes beleving zijn alle problemen te wijten aan externe omstandigheden. Zij heeft een grote behoefte aan controle over de ander. Deze controle staat in dienst van het behoud van integratie bij deze zeer kwetsbare persoon. In de loop der jaren is verdachte steeds meer gevangene geworden van haar achterdochtige perceptie van de werkelijkheid. Tezamen met haar impulsiviteit met agressieve lading, heeft dit geleid tot de thans verweten gedragingen. Gezien de geconstateerde psychotische stoornis in het kader van schizofrenie van het paranoïde type, moet verdachte worden gezien als volledig ontoerekeningsvatbaar. Deze stoornis kan gemakkelijk leiden tot agressie naar de buitenwereld. Verdachte accepteert geen vrijwillige vormen van hulp, een eventuele bijzondere voorwaarde in dat kader zal zij niet naleven. Geadviseerd wordt verdachte te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis teneinde een poging te doen ziektebesef bij haar te doen ontwikkelen zodat zij mogelijk meer bereidheid zal tonen voor behandeling.
De rechtbank neemt deze adviezen over en is van oordeel dat verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Anders dan de raadsman heeft betoogd, laat de opmerking van drs. De Mon dat verdachte moet worden aangemerkt als "sterk verminderd toerekeningsvatbaar tot ontoerekeningsvatbaar", geen ruimte voor twijfel op dit punt, mede gezien de conclusie van de deskundige dat artikel 37 Sr moet worden toegepast. Verdachte is daarom niet strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf of maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 17 juni 2008 en voormelde rapportages van De Mon en Van der Leeuw.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende. Uit de gedragswetenschappelijke rapportages volgt dat verdachte ernstig ziek is, maar geen besef heeft daarvan. Haar gedragingen, zoals bewezenverklaard, vloeien voort uit de geconstateerde psychotische waanbelevingen. Deze stoornis brengt mee dat verdachte gevaar oplevert voor derden, met name voor haar dochter die het slachtoffer is van de onderhavige stalking en mishandeling. Naar het oordeel van de rechtbank is de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis ingevolge art 37 Sr daarom geboden.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vorde¬ring, strekkende tot vergoeding van geleden immateriële schade, die zij stelt op € 6500,-.
De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende. Ingevolge art 6:165 BW vormt de omstandigheid dat een als onrechtmatige daad te beschouwen gedraging is verricht onder invloed van een geestelijke tekortkoming, geen beletsel deze gedraging aan de dader toe te rekenen. Vast staat, dat de bewezenverklaarde handelingen van verdachte kunnen worden aangemerkt als een onrechtmatige daad jegens het slachtoffer. De omstandigheid dat verdachte, zoals hiervoor overwogen, als volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden aangemerkt, staat daarom in beginsel niet in de weg aan toewijzing van de vordering.
Blijkens de parlementaire geschiedenis van art 6:165 BW, heeft de wetgever echter nadrukkelijk gewezen op de matigingsbevoegdheid, neergelegd in art. 6:109 BW, welke matigingsbevoegdheid juist bij 'risico-aansprakelijkheden' als de onderhavige een belangrijke rol kan spelen om onbillijke beslissingen te voorkomen. Daarbij moeten echter alle omstandigheden van het geval, zoals de aard van de aansprakelijkheid, de tussen partijen bestaande rechtsverhouding, de draagkracht van partijen, etc. in kaart worden gebracht en tegen elkaar worden afgewogen. Daarvoor biedt een strafprocedure onvoldoende mogelijkheden. De vordering van de benadeelde partij is daarom niet van eenvoudige aard, zodat zij niet-ontvankelijk wordt verklaard.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 37, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor niet strafbaar.
Bepaalt dat verdachte wegens het bewezenverklaarde zal worden geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door:
mr. J.P. Bordes, rechter, als voorzitter,
mr. F.J.H. Hovens, rechter,
mr. M.A.E. Somsen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S. Westerdijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 juli 2008.