ECLI:NL:RBARN:2008:BE9185

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
13 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
165443
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na brandstichting in woning door gedaagde

In deze zaak vorderde Nationale-Nederlanden schadevergoeding van [gedaagde] wegens brandstichting in de woning van de familie [benadeelde partij]. De brand vond plaats op 4 augustus 2007, nadat [gedaagde] een ruit had ingeslagen en kleding in brand had gestoken. Nationale-Nederlanden, als inboedelverzekeraar, stelde dat haar verzekerde schade had geleden door het onrechtmatig handelen van [gedaagde]. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] licht verminderd toerekeningsvatbaar was, maar dat dit niet uitsloot dat zij aansprakelijk was voor de schade. De rechtbank matigde de schadevergoeding tot 80% van het gevorderde bedrag, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak. Uiteindelijk werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 34.500,- aan Nationale-Nederlanden, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank wees ook de beslagkosten en proceskosten toe aan Nationale-Nederlanden.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 165443 / HA ZA 08-114
Vonnis van 13 augustus 2008
in de zaak van
de naamloze vennootschap
NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MIJ. N.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eiseres,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. C.G.C. Kievits te Den Haag,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur en advocaat mr. M. van Hunnik.
Partijen zullen hierna Nationale-Nederlanden en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 mei 2008
- het proces-verbaal van comparitie van 14 juli 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [gedaagde] heeft een woning aan de [adres] te [woonplaats] in eigendom. In mei 2006 heeft [gedaagde] de woning verhuurd aan de familie [benadeelde partij].
2.2. Nadat [gedaagde] heeft getracht de huurovereenkomst met de familie [benadeelde partij] op te zeggen, heeft zij op 4 augustus 2007 brand gesticht in de woning. Zij heeft hiertoe in de bijkeuken van de woning kleding in brand gestoken, nadat zij zich de toegang tot deze ruimte had verschaft door een ruitje in te slaan.
2.3. Bij de stukken bevindt zich een gedeelte van een rapport van 6 december 2007 van een psychiatrisch onderzoek betreffende [gedaagde] opgesteld door D.A. Nijland, psychiater i.o. en T.S. van der Veer, psychiater (hierna het rapport). Als opdrachtgever staat vermeld
mr. E. Edens, officier van justitie van het arrondissementsparket Arnhem.
Uit het overgelegde gedeelte van het rapport blijkt dat [gedaagde] lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens, dat de geestelijke stoornissen aanwezig waren ten tijde van de brandstichting en de gedragingen van [gedaagde] hebben beïnvloed. [gedaagde] is in verband hiermee licht verminderd tot verminderd toerekeningsvatbaar te achten volgens het rapport.
2.4. Op 14 februari 2008 is [gedaagde] door de rechtbank Arnhem veroordeeld voor opzettelijke brandstichting tot – kort gezegd – 270 dagen gevangenisstraf, waarvan 161 dagen voorwaardelijk. Tegen dit vonnis is geen hoger beroep ingesteld.
2.5. Nationale-Nederlanden is de inboedelverzekeraar van de familie [benadeelde partij]
2.6. Nationale-Nederlanden heeft het bedrijf Dolmans Calamiteiten B.V. (‘Dolmans’) ingeschakeld voor de afwikkeling van de brandschade, waaronder het opruimen, vervoeren en herstellen van de inboedel uit de woning.
2.7. [betrokkene 1] heeft namens CED Nomex op 9 oktober 2007 een rapport uitgebracht over de schade. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:
“De brand is gesticht door een ruit van een bijkeuken in te slaan waarna kleding, welke aan de kapstok hing, in brand is gestoken. Door de ontstane hitteontwikkeling is vervolgens de houten plafondafwerking en overige aanwezige inboedel in deze ruimte in brand geraakt.
(...)
Als gevolg van het evenement is zeer ernstige schade ontstaan aan de huishoudelijke inboedel van verzekerde. De bijkeuken is volledig uitgebrand. In de overige vertrekken van de woning raakte de huishoudelijke inboedel ernstig vervuild met roet.
Door de brand is de woning onbewoonbaar geworden. Verzekerde heeft tijdelijke huisvesting elders betrokken.”
2.8. Op 13 december 2007 heeft [betrokkene 1], namens EMN Expertise B.V., op basis van het voornoemd rapport van CED Nomex een aangepast rapport uitgebracht over de schade. In dit rapport staat onder meer het volgende:
“Schadevaststelling
Huishoudelijke inboedel op basis van dagwaarde
Meubilair e. 9.500,50
Kleding/Beddengoed/Schoeisel - 7.260,00
Keukenuitrusting - 1.301,00
Levensmiddelen - 2.512,00
Electrische apparatuur - 2.429,00
Kampeeruitrusting / Koffers / Tassen - 630,00
Naaigerei / Speelgoed - 947,00
Diverse huishoudelijke inboedel - 1.334,00
Totaal inclusief BTW e. 25.913,00
Huishoudelijke inboedel (herstel/overige)
Containerkosten - 999,60
Verhuiskosten - 1.425,62
Reconditionering electronica - 4.087,38
Was- en stoomgoed - 3.635,45
Reinigen overige inboedel - 4.514,87
Herstel piano - 2.369,29
Totaal inclusief BTW e. 17.032,21
(...)
Waarderingsgrondslag(en)
Voor de vaststelling van de schade is (zijn) de onderstaande waarderingsgrondslag(en) gehanteerd:
Inboedel; op basis van dagwaarde en herstelkosten.”
2.9. In een brief van 20 juni 2008 schrijft [betrokkene 1] namens EMN Expertise B.V. aan de advocaat van Nationale-Nederlanden onder meer het volgende:
Bij deze brand is de bijkeuken volledig uitgebrand. De brand is gepaard gegaan met een hevige rook-, roet- en hitteontwikkeling, welke de woning is ingetrokken. Hierdoor is met name ook in de overige vertrekken van de woning zeer ernstige schade ontstaan. Door de brand is de woning onbewoonbaar geworden.
Bij een dergelijk voorval wordt in samenspraak met de expert een gespecialiseerd reinigingsbedrijf ingeschakeld. In onderhavige schade was dit Dolmans Calamiteiten Diensten B.V. Op basis van de aanwijzingen van ondergetekende en de verdere specialistische productkennis bij de werknemers van Dolmans werd de, na verwachting nog bruikbare inboedel uit de woning gehaald, geconditioneerd en opgeslagen voor verdere reiniging. De overige total-loss geraakte zaken worden dan afgevoerd. Deze zaken zijn op de schadelijsten met A aangegeven. Bij de reiniging van de overige zaken door Dolmans Calamiteiten Diensten B.V. blijkt in de regel dat er nog wel zaken zijn die uiteindelijk niet goed reinigbaar blijken te zijn. Deze niet geheel schoon geworden zaken worden dan op de lijst gezet als TUB (ter beoordeling expert). Op basis van een nadere beoordeling worden deze zaken dan alsnog total-loss beschouwd of er wordt een waardevermindering aan toegekend. Op basis van deze schadelijsten wordt door verzekerde een gespecificeerde schadeclaim, op basis van nieuwwaarde, opgesteld. Uiteindelijk wordt de schade, na verificatie, controle en correctie onzerzijds, in overleg met verzekerde definitief vastgesteld.
Voor verhaal van de schade dient de schade op basis van dagwaarde te worden vastgesteld. Zoals te doen gebruikelijk hebben wij bij onze expertise de zaken fysiek geïnspecteerd. Op basis van deze inspectie hebben wij een gemiddelde dagwaarde bepaald van de bij deze brand verloren gegane zaken en aan Nationale-Nederlanden gerapporteerd.
Aangaande de posten levensmiddelen, groot € 2.512,- verzocht u om een nadere uitleg. Onder deze post wordt verstaan, nagenoeg alle eet- en drinkbare zaken. Te denken hierbij valt aan alle soorten drank, diervoeders, levensmiddelen, oliën en vitaminetabletten. Bij onderhavige schade is een aanzienlijke hoeveelheid voorraad drank en wijnen verloren gegaan, totaal € 1.599,-.
Aangaande de was- en stoomkosten en het reconditioneren van elektrische en elektronische apparatuur werkt Dolmans Calamiteiten Diensten B.V. samen met onderaannemers. In onderhavige schade werden voor de elektrische en elektronisch apparatuur Arepa Benelux B.V. en voor wat betreft het was- en stoomgoed, Topcleaning ingeschakeld.
In de offerte van Arepa Benelux B.V., is bijgevoegd een lijst van gereconditioneerde items met de kosten van reconditionering. Deze reconditioneringskosten zijn bij Dolmans Calamiteiten Diensten B.V. in rekening gebracht. Dolmans Calamiteiten B.V. heeft deze kosten met een gebruikelijke toeslag voor de administratie, bemiddeling en opslagkosten gefactureerd.
Topcleaning heeft de, na verwachting grotendeels nog reinigbare kleding, bed-/linnengoed en stoffering opgehaald, totaal 47 zakken was- en stoomgoed. Het bed-/linnengoed, stoffering en kleding, welke als A op de schadelijsten staat, is niet behandeld. Deze zaken bleken na de brand ook total-loss en zijn ter plaatse afgevoerd (en is dus ook niet naar Topcleaning overgebracht).
Na de reiniging door Topcleaning bleek dat een klein deel van de gereinigde zaken niet goed uit de reiniging zijn gekomen. Meestal betreft het verkleuringen en krimp van de goederen. Aan de betreffende zaken is een waardevermindering toegekend of zijn ze total-loss verklaard. Uit de overlegde stukken blijkt dat er een aanzienlijk prijsverschil is tussen de rekening van Topcleaning aan Dolmans Calamiteiten Diensten B.V. en wat Dolmans Calamiteiten B.V. uiteindelijk heeft gefactureerd. Bij navraag bleek dat Dolmans Calamiteiten Diensten B.V. met Nationale-Nederlanden voor al haar schades een vaste prijsafspraak heeft gemaakt aan reinigingskosten per zak was- en stoomgoed. In onderhavige zaak bleek dat de gemiddelde was- en stoomkosten feitelijk lager uitvielen. Dit wordt met name veroorzaakt als er sprake is van weinig of geen leer en suède producten. In onderhavige schadeclaim kunnen de was- en stoomkosten worden verlaagd met een bedrag van € 387,27 naar totaal € 3.248,18. Dit bedrag is dan inclusief 10% kosten voor Dolmans voor administratie, bemiddeling en opslagkosten.
De dagwaardestelling heeft op de gebruikelijke pragmatische manier plaatsgevonden.
2.10. De in de voormelde brief van [betrokkene 1] vermelde schadelijsten zijn door Nationale-Nederlanden in het geding gebracht.
2.11. Bij de stukken bevindt zich een factuur van Dolmans van 24 oktober 2007 gericht aan de familie [benadeelde partij] ter zake van “brand- en roetreiniging inboedel” ter hoogte van € 14.662,92, inclusief BTW. Dat factuurbedrag is door Nationale-Nederlanden op
5 november 2007 voldaan.
2.12. Ter onderbouwing van de voornoemde factuur van Dolmans is onder meer een urenzicht van Dolmans overgelegd, d.d. 23 mei 2008, dat uitkomt op in totaal 252 uren.
Een kostenoverzicht van 12 september 2007 van topcleaning van de kosten van reiniging was- en stoomgoed gericht aan Dolmans vermeldt een totaalbedrag van € 2.837,46 inclusief BTW.
Een kostenoverzicht van Arepa Benelux B.V., d.d. 28 augustus 2008, betreffende de reconditionering apparatuur, gericht aan Dolmans, vermeldt een bedrag van € 3.257,86, exclusief BTW.
2.13. Nationale-Nederlanden heeft op 15 augustus 2007 een voorschot van € 10.000,-- uitgekeerd aan de familie [benadeelde partij] en op 18 oktober 2007 een bedrag van € 15.519,--.
3. Het geschil
3.1. Nationale-Nederlanden vordert, na vermindering van haar eis, – samengevat –
I – een verklaring voor recht dat [gedaagde] gehouden is de door Nationale-Nederlanden ter zake van de brand uitgekeerde en nog uit te keren schade te vergoeden,
II – [gedaagde] te veroordelen tot betaling van:
- € 40.568,72 en rente, ter zake van reinigings- en herstelwerkzaamheden en vergoeding van verloren inboedel,
- € 2.369,29 en rente, ter zake van het herstel van de piano van [benadeelde partij],
- € 1.118,50 en rente, ter zake van expertisekosten gemaakt door CED Nomex,
- € 640,46 en rente, ter zake van expertisekosten gemaakt door EMN,
III – [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder de kosten van de gelegde beslagen.
3.2. Het bedrag van € 40.568,72 bestaat uit de hiervoor in r.o. 2.13 vermelde uitkeringen van € 10.000,-- en € 15.519,-- en een bedrag van € 14.275,65 voor de reconditoneringswerkzaamheden. Dit laatste bedrag is het hiervoor in r.o. 2.11 vermelde bedrag van € 14.662,92 minus de in de brief van [betrokkene 1] vermelde korting van € 387,27. Alle genoemde bedragen zijn telkens vermeerderd met de daarover berekende wettelijke rente vanaf de tijdstippen van betaling tot aan de dag van dagvaarding.
3.3. Nationale-Nederlanden legt aan haar vorderingen ten grondslag dat haar verzekerde, de familie [benadeelde partij], schade heeft geleden door het onrechtmatig handelen van [gedaagde], dat zij die schade aan haar verzekerde heeft vergoed zodat zij jegens [gedaagde] op grond van het bepaalde in artikel 7:792 BW aanspraak heeft op schadevergoeding.
3.4. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Nationale-Nederlanden heeft op 21 november 2007 conservatoir beslag laten leggen op onroerende zaken van [gedaagde]. Daarbij zijn de wettelijke termijnen en formaliteiten in acht genomen.
4.2. Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vorderingen van Nationale-Nederlanden, omdat het onrechtmatig handelen door brand te stichten haar niet kan worden toegerekend. De psychische omstandigheden waarin [gedaagde] ten tijde van de brandstichting verkeerde maakten dat zij verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht, hetgeen volgens [gedaagde] in de weg staat aan toerekening aan haar van de brandstichting.
4.3. De rechtbank verwerpt dit verweer.
Voor haar gedragingen op 4 augustus 2007 is [gedaagde] strafrechtelijk veroordeeld ter zake van opzettelijke brandstichting. De dwingende bewijskracht die dit vonnis volgens artikel 161 Rv. toekomt, geldt niet slechts het feit dat [gedaagde] de brand heeft gesticht, doch evenzeer het bewezenverklaarde opzet waarmee zij dat heeft gedaan. In de kwalificatie “opzettelijk” ligt besloten dat de brandstichting te wijten is aan haar schuld in de zin van verwijtbaarheid. Daarmee staat in deze procedure de toerekenbaarheid van de brandstichting aan [gedaagde] vast. De omstandigheid dat [gedaagde] volgens het in r.o. 2.3 vermelde rapport licht verminderd tot verminderd toerekeningsvatbaar zou moeten worden geacht, doet hier niet aan af.
4.4. [gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen toewijzing van de kosten van herstel van de piano en de expertisekosten, zodat die onderdelen van de vordering van Nationale-Nederlanden in beginsel toewijsbaar zijn.
4.5. [gedaagde] heeft diverse andere schadeposten wel betwist.
Na de behandeling van de respectievelijke verweren tegen de vergoeding van verloren inboedel, zullen de verweren die zien op de reinigings- en herstelkosten worden besproken. Tot slot zal de rechtbank nader in gaan op het beroep van [gedaagde] op matiging van de schadevergoeding.
Huishoudelijke inboedel op basis van dagwaarde
4.6. Nationale-Nederlanden heeft bij haar gewijzigde eis de hoogte van het schadebedrag op basis van dagwaarde berekend. De rechtbank gaat in verband hiermee voorbij aan het verweer van [gedaagde] dat de in de dagvaarding gestelde omvang van de schade ten onrechte is gebaseerd op de nieuwwaarde van de inboedelgoederen.
4.7. [gedaagde] heeft bij antwoord voorts gesteld dat volgens [betrokkene 2], vestigingsmanager bij Dolmans en betrokken bij de afwikkeling van de schade, dat bedrijf het overgrote deel van de inboedel heeft kunnen laten reinigen en herstellen. Volgens [gedaagde] valt daarmee niet te verenigen dat naast de vergoeding van de reconditioneringswerkzaamheden een bedrag van € 25.913,- is uitgekeerd voor verloren gegaan meubilair, kleding, beddengoed, schoeisel en andere zaken.
Op de comparitie heeft [gedaagde] de schadelijsten betwist als basis voor de omvang van de schade. Volgens [gedaagde] staan op de schadelijsten voorwerpen die aan haar toebehoorden, zijn de schadelijsten aangevuld door [benadeelde partij] zelf, staan er niet bij alle voorwerpen aantallen vermeld en staan er geen bedragen voor de waarde van de afzonderlijke voorwerpen vermeld.
4.8. Nationale-Nederlanden heeft tegen de verweren van [gedaagde] ingebracht dat de schadelijsten gecontroleerd zijn en akkoord bevonden door een schade-expert en dat zij als verzekeraar beslist niet zonder meer de door de verzekerde aangegeven waarde van verloren gegane voorwerpen overneemt en vergoedt.
4.9. De rechtbank merkt allereerst op dat het vaststellen van de hoogte van de schade in een zaak als de onderhavige wordt bemoeilijkt door het feit dat het om een bijzonder groot aantal beschadigde voorwerpen gaat, welke kortere of langere tijd in gebruik waren bij de familie [benadeelde partij]. In die omstandigheid kan niet voor ieder voorwerp afzonderlijk nauwkeurig een schadebedrag worden vastgesteld, nog daargelaten dat dat mogelijk zou zijn voor de omvang van de gehele schade. Dit betekent dat de omvang van de schade moet worden geschat. Daarbij is de rechtbank niet gebonden aan de gewone regels van stelplicht en bewijs en behoeft de motivering van de omvang van het geschatte bedrag niet aan hoge eisen te voldoen (HR 17 februari 2006, NJ 2006, 378).
4.10. Bij de beoordeling van het gebruik van voornoemde schadelijsten als basis voor het schatten van de schade, houdt de rechtbank rekening met het door Nationale-Nederlanden gestelde en niet weerspoken gegeven dat deze lijsten door een schade-expert zijn gecontroleerd en akkoord bevonden, ook al zijn die lijsten nog aangevuld door de verzekerde zelf. Hierbij merkt de rechtbank op dat zij het een feit van algemene bekendheid acht dat verzekeraars een claim van een verzekerde nauwgezet toetsen, daar het niet in hun belang is een hogere som uit te keren aan een verzekerde dan deze daadwerkelijk aan schade heeft geleden. De rechtbank is dan ook van oordeel, mede gelet op de omvang van de rook-, roet- en hitteontwikkeling in de gehele woning zoals die naar voren komt uit de overgelegde rapportages van CED Nomex en EMN, dat de overgelegde schadelijsten als uitgangspunt kunnen dienen voor het schatten van de schade. Dat niet overal aantallen of bedragen staan vermeld, doet hier niet aan af.
4.11. De rechtbank gaat voorts voorbij aan het verweer van [gedaagde] tegen de opgevoerde schade aan levensmiddelen (€ 2.512,--). De rechtbank acht de onderbouwing van dit bedrag, bestaande uit de verschillende onderdelen van de schadelijsten en de nadere toelichting van [betrokkene 1] in de hiervoor in r.o. 2.9 weergegeven brief, voldoende in het kader van een schatting van de schade.
4.12. De stelling van [gedaagde] op de comparitie dat de wasdroger, bepaalde gereedschappen en de bladblazer op de lijst haar in eigendom toebehoorden, is niet weersproken door Nationale-Nederlanden. [gedaagde] heeft echter niet aangegeven hoe hoog de dagwaarde is van de goederen die haar in eigendom toebehoorden. De rechtbank zal in verband hiermee de gestelde schade verminderen met een door haar naar redelijkheid geschat bedrag van € 250,--.
Huishoudelijke inboedel (herstel/overige)
4.13. Op de comparitie heeft [gedaagde] aangevoerd dat de door Nationale-Nederlanden in het geding gebrachte facturen ter onderbouwing van de reinigingskosten niet begrijpelijk zijn. Meer in het bijzonder voert [gedaagde] aan dat de factuur van topcleaning lager is dan het gevorderde bedrag voor de reiniging van het was- en stoomgoed, dat uit de factuur van Arepa blijkt dat Arepa voor meer werkzaamheden heeft gefactureerd dan alleen de reiniging van de apparatuur, en dat het urenoverzicht bij de factuur van Dolmans niet lijkt te kloppen.
4.14. De rechtbank overweegt het volgende.
In het aanvankelijk door Nationale-Nederlanden gevorderde bedrag van € 14.662,92 aan reconditioneringskosten was begrepen een bedrag van € 3.635,45 inclusief BTW voor reiniging was- en stoomgoed. Op dit bedrag strekt, volgens haar gewijzigde eis, in mindering een bedrag van € 387,24 wegens een korting. Uiteindelijk vordert Nationale-Nederlanden na vermindering van haar vordering een bedrag van € 3.248,18.
Het kostenoverzicht van topcleaning vermeldt echter een bedrag van € 2.837,46. Indien dit bedrag met 10% wordt verhoogd in verband met de kosten van Dolmans, zoals blijkt uit de hiervoor in r.o. 2.9 vermelde brief van [betrokkene 1], dan bedraagt het maximaal toe te wijzen bedrag op dit onderdeel € 3.121,21. Het meer of anders gevorderde is niet toewijsbaar.
4.15. Met betrekking tot het kostenoverzicht van Arepa als onderbouwing voor de vordering van Nationale-Nederlanden, merkt de rechtbank het volgende op. Bij dat kostenoverzicht is gevoegd een itemlijst/offerte waarop 36 elektrische apparaten/machines staan vermeld. Bij sommige voorwerpen staat vermeld ‘beschadigd’, ‘licht beschadigd’ of ‘krassen’. Volgens de verklaring van de vertegenwoordiger van Nationale-Nederlanden op de comparitie heeft Arepa zo mogelijk alle beschadigingen hersteld, “ook als [de betreffende] beschadiging niet is veroorzaakt door de brandstichting.”
Hieruit volgt dat het kostenoverzicht van Arepa niet volledig kan dienen ter onderbouwing van de gestelde schade. De rechtbank zal het gedeelte dat ziet op voorwerpen die krassen, deuken of beschadigingen hadden, buiten beschouwing laten omdat met betrekking tot deze voorwerpen niet valt uit te sluiten dat de beschadigingen niet zijn veroorzaakt door de brandstichting. De rechtbank begroot dit gedeelte op basis van de itemlijst/offerte op
€ 1.055,-- exclusief en € 1.255,45 inclusief BTW.
4.16. De rechtbank verwerpt het verweer van [gedaagde] tegen door Nationale-Nederlanden overgelegde urenoverzicht omdat het volgens de verklaring van de vertegenwoordiger van Nationale-Nederlanden op de comparitie wel mogelijk is dat een medewerker van Dolmans meer dan acht uur per dag werkt, hetgeen door [gedaagde] werd betwijfeld.
Beroep op matiging en conclusie
4.17. Tot slot heeft [gedaagde] zich op het standpunt gesteld dat de verminderde toerekeningsvatbaarheid zoals blijkt uit het hiervoor in r.o. 2.3 vermelde rapport en haar beperkte draagkracht redenen zijn de toe te wijzen schadevergoeding te matigen.
4.18. Nationale-Nederlanden verzet zich tegen matiging van de schadevergoeding. In dat kader heeft zij bezwaar gemaakt tegen het inbrengen van het rapport omdat dit niet volledig is overgelegd en onduidelijk is in wiens opdracht dit is opgemaakt .
4.19. De rechtbank verwerpt dit bezwaar van Nationale-Nederlanden. Het titelblad van het rapport vermeldt ondubbelzinnig dat een officier van justitie van het arrondissementsparket Arnhem opdracht heeft gegeven tot het uitbrengen van het rapport terwijl uit het overgelegde gedeelte eveneens ondubbelzinnig blijkt dat het rapport betrekking heeft op de strafvervolging wegens de brandstichting.
Dat het rapport niet volledig is overgelegd, heeft niet tot gevolg dat de rechtbank het wel overgelegde gedeelte ter zijde legt omdat de voor de beoordeling van het verzoek tot matiging relevante informatie is vervat in het overgelegde gedeelte.
4.20. Volgens artikel 6:109 BW kan de rechter een wettelijke verplichting tot schadevergoeding matigen indien toekenning van volledige schadevergoeding in de gegeven omstandigheden waaronder de aard van de aansprakelijkheid, de tussen partijen bestaande rechtsverhouding en hun beider draagkracht, tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen zou leiden.
4.21. De rechtbank stelt voorop dat de omstandigheid dat [gedaagde] is veroordeeld voor opzettelijke brandstichting een beroep op matiging niet uitsluit. Gelet op de omstandigheid dat [gedaagde] volgens het rapport ten tijde van de brandstichting licht verminderd tot verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht, zou de toekenning van een volledige schadevergoeding naar het oordeel van de rechtbank in de gegeven omstandigheden tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen leiden. De door [gedaagde] gestelde beperkte draagkracht levert naar het oordeel van de rechtbank geen grond op voor matiging. Op de comparitie is gebleken dat [gedaagde] van plan is het woonhuis te verkopen zodat aangenomen kan worden dat zij na verkoop voldoende draagkracht bezit tot betaling van schadevergoeding. De rechtbank zal de verplichting tot schadevergoeding matigen tot 80% van het toe te wijzen bedrag, hetgeen neerkomt op - afgerond - € 34.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding.
4.22. Nationale-Nederlanden vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv. toewijsbaar. Het opgevoerde vast recht voor het beslagrekest zal worden verrekend met het vastrecht dat in deze zaak verschuldigd is. De beslagkosten worden begroot op € 301,71 voor verschotten en € 579,00 voor salaris procureur (1 rekest × € 579,00).
4.23. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Nationale-Nederlanden worden begroot op:
- dagvaarding € 84,31
- vast recht 1.261,00
- salaris procureur 1.158,00 (2 punten × tarief EUR 579,00)
Totaal € 2.503,31
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. I. verklaart voor recht dat [gedaagde] gehouden is de door Nationale-Nederlanden ter zake van de brand in de woning van [benadeelde partij] op 4 augustus 2007 uitgekeerde en nog uit te keren schade te vergoeden tot het hierna bij II vermelde bedrag,
5.2. II. veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijke kwijting aan Nationale-Nederlanden te betalen een bedrag van € 34.500,-- (vierendertigduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente over het niet betaalde gedeelte daarvan vanaf de dag van dagvaarding tot aan de volledige voldoening,
5.3. veroordeelt [gedaagde] in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 880,71,
5.4. veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding tot op heden aan de zijde van Nationale-Nederlanden begroot op € 2.503,31,
5.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6. wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Vanhommerig en in het openbaar uitgesproken op
13 augustus 2008.
Coll: BDJ