ECLI:NL:RBARN:2008:BD8533

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
3 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/11
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van het belanghebbendebegrip in bestuursrechtelijke procedures met betrekking tot kapvergunningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 3 juli 2008 uitspraak gedaan in een geschil over de vraag of eiser als belanghebbende kan worden aangemerkt in verband met de verleende toestemming tot de kap van drie bomen. Eiser, die op een afstand van circa 150 meter van de bomen woont, stelde dat de kap invloed had op zijn woon- en leefomgeving. De rechtbank overwoog dat volgens artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een belanghebbende degene is wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. De rechtbank verwees naar vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is bepaald dat een belanghebbende een persoonlijk aangaand belang moet hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen. In dit geval was de afstand tot de bomen te groot en had eiser geen zicht meer op de locatie van de bomen door de bouw van een multifunctioneel centrum. Hierdoor kon de rechtbank niet concluderen dat eiser een rechtstreeks belang had bij het bestreden besluit.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser niet-ontvankelijk, omdat hij niet als belanghebbende kon worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat er geen grond was voor het oordeel dat de kap van de bomen een directe invloed had op de woon- en leefomgeving van eiser. De uitspraak benadrukt het belang van de definitie van belanghebbende in het bestuursrecht en de noodzaak voor een persoonlijk aangaand belang bij het aanvechten van besluiten. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens bepaalde uitzonderingen, binnen zes weken hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummer: AWB 08/11
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 3 juli 2008
inzake
[naam], eiser,
wonende te [plaats],
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 20 november 2007.
2. Procesverloop
Bij besluit van 22 juni 2007 heeft verweerder de op 13 september 2006 aan Vivare Bestuur en Staf mondeling gegeven toestemming ex artikel 4.5.4, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Arnhem (APV) voor het direct vellen van een drietal vergunningplichtige bomen op het perceel omsloten door het St. Gangulphusplein, de Huissensestraat, de Lobeliastraat en het Middelgraafpad te Arnhem schriftelijk bevestigd.
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het door eiser tegen het besluit van 22 juni 2007 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en dit besluit gehandhaafd.
Tegen dit besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 21 april 2008. Eiser is aldaar verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. M.C.J. Kasteel, werkzaam bij verweerders gemeente.
3. Overwegingen
Ingevolge het bepaalde in artikel 8:1, eerste lid, van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijvoorbeeld: ABRS 29 augustus 2007, LJN: BB2529) dient degene die een rechtsmiddel tegen een besluit tot verlening van een kapvergunning aanwendt om belanghebbende te zijn bij dat besluit een hem persoonlijk aangaand belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen. In de regel kan slechts als belanghebbende worden aangemerkt degene die op geringe afstand van de bomen woont of vanuit zijn woning daarop zicht heeft.
Ter zitting is onder meer aan de hand van een getoonde kaart gebleken dat de betreffende bomen, waarvoor door verweerder toestemming tot kap is verleend, zich hemelsbreed op een afstand van circa 150 meter van de woning van eiser bevonden en dat eiser, als gevolg van de bouw van een multifunctioneel centrum thans geen zicht meer heeft op de locatie van deze gevelde bomen. De rechtbank is van oordeel, dat de onderhavige bomen niet in een zodanige directe nabijheid van de woning van eiser stonden dat de kap een directe invloed op zijn woon- en leefomgeving had. In de stelling, dat eiser voorafgaande aan de bouw van genoemd centrum wel zicht op de betreffende bomen heeft gehad, ziet de rechtbank -wat daar ook van zij- geen grond voor het oordeel dat eiser een belang heeft dat rechtstreeks is betrokken bij het bestreden besluit. Ook overigens ziet de rechtbank daarvoor geen grond.
Gelet op het voorgaande kan eiser niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb worden aangemerkt.
Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de volgende beslissing.
4. Beslissing
De rechtbank
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in tegenwoordigheid van mr. B. de Vries, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2008.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
Verzonden op: 3 juli 2008