Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 25 juni 2008
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 157702 / HA ZA 07-1095 van
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
procureur mr. W.R.H. Jager,
1. [gedaagde],
wonende te Arnhem,
gedaagde,
niet verschenen,
2. [gedaagde],
wonende te Doetinchem,
gedaagde,
procureur mr. ing. A. Klein,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer 165437 / HA ZA 08-112 van
[eiseres],
wonende te Doetinchem,
eiseres,
procureur mr. F.J. Boom,
[gedaagde],
wonende te Arnhem,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ABN AMRO, [gedaagde in de hoofdzaak en vrijwaring] en [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in de vrijwaring] genoemd worden.
1. De procedure in de hoofdzaak
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 februari 2008
- het proces-verbaal van comparitie van 21 mei 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De procedure in de vrijwaringszaak
2.1. Het verloop van de procedure blijkt uit de dagvaarding van 15 januari 2008.
2.2. Ook in deze zaak is vonnis bepaald.
3. De feiten
3.1. [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in de vrijwaring] is vanaf de oprichting van Realway Holding B.V. (hierna: Realway Holding) op 18 februari 2003 tot en met 10 januari 2006 bestuurder van Realway Holding geweest. Zij heeft in die periode als zodanig te boek gestaan in het handelsregister. Realway Holding is enig aandeelhouder en bestuurder van Realway B.V. (Realway) geweest van 18 februari 2003 tot en met 14 december 2006.
3.2. Realway hield een zakelijke rekening bij ABN AMRO onder nummer 50.24.33.132. Realway, vertegenwoordigd door [gedaagde in de hoofdzaak en vrijwaring] en [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in de vrijwaring], en ABN AMRO hebben op 12 december 2005 een kredietovereenkomst (hierna: de overeenkomst van 12 december 2005) gesloten. Als zekerheid is hierbij onder meer hoofdelijke medeaansprakelijkheid van [gedaagde in de hoofdzaak en vrijwaring] en [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in de vrijwaring] overeengekomen.
3.3. ABN AMRO heeft de kredietovereenkomst aan Realway opgezegd en daarbij aangemaand tot terugbetaling van het debetsaldo op de genoemde rekening.
3.4. Op 15 december 2006 is Realway ontbonden en bij gebrek aan baten opgehouden te bestaan.
3.5. [gedaagde in de hoofdzaak en vrijwaring] heeft zich tegenover ABN AMRO hoofdelijk verbonden naast [gedaagde in de hoofdzaak en vrijwaring] Holding B.V. (hierna: [gedaagde in de hoofdzaak en vrijwaring] Holding) in het kader van een tussen ABN AMRO en [gedaagde in de hoofdzaak en vrijwaring] Holding gesloten kredietovereenkomst. Ook deze overeenkomst is opgezegd. Daarbij heeft ABN AMRO [gedaagde in de hoofdzaak en vrijwaring] Holding gemaand tot terugbetaling van het debetsaldo op rekening nummer 48.45.19.158.
3.6. Ook [gedaagde in de hoofdzaak en vrijwaring] Holding is ontbonden op 15 december 2006.
3.7. [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in de vrijwaring] heeft bij brief van haar advocaat d.d. 24 augustus 2007 aan ABN AMRO meegedeeld de overeenkomst van 12 december 2005, voor zover die een borgstelling door haar inhield, te vernietigen op grond van art. 6:228 lid 1 sub b Burgerlijk Wetboek (BW), aanvoerend dat zij heeft gedwaald bij het sluiten van de overeenkomst en dat ABN AMRO in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling van [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in de vrijwaring] wist of behoorde te weten, [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in de vrijwaring] had moeten inlichten.
4. Het geschil
in de hoofdzaak
4.1. ABN AMRO vordert in de eerste plaats – samengevat – hoofdelijke veroordeling van gedaagden tot betaling van € 34.160,20, vermeerderd met rente ad 0,737% per maand over € 29.121,31 vanaf de datum van dagvaarding, en kosten. Zij grondt deze vordering op de overeenkomst van 12 december 2005 met de daarbij behorende zekerheidstelling en de opzegging van die overeenkomst.
ABN AMRO vordert voorts – samengevat – veroordeling van [gedaagde in de hoofdzaak en vrijwaring] tot betaling van € 34.542,10, vermeerderd met rente ad 0,737% per maand over € 29.310,23 vanaf de datum van dagvaarding, en kosten. Zij grondt deze vordering op de onder 3.5 bedoelde overeenkomst met de daarbij behorende zekerheidstelling en de opzegging van die overeenkomst.
4.2. [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in de vrijwaring] voert verweer. Zij acht zich niet gehouden de vordering van ABN AMRO te voldoen omdat [gedaagde in de hoofdzaak en vrijwaring] haar verkeerd heeft voorgelicht over haar positie bij Realway en ABN AMRO zich niet heeft bekommerd over het antwoord op de vraag of [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in de vrijwaring] wist wat zij had ondertekend, toen ABN AMRO van [gedaagde in de hoofdzaak en vrijwaring] de ondertekende overeenkomst van 12 december 2005 met borgstelling ontving.
4.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de vrijwaringszaak
4.4. [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in de vrijwaring] vordert veroordeling van [gedaagde in de hoofdzaak en vrijwaring] om haar het gehele bedrag te betalen tot betaling waarvan zij in de hoofdzaak tegenover ABN AMRO veroordeeld wordt, met veroordeling van [gedaagde in de hoofdzaak en vrijwaring] in de kosten, waaronder die van de hoofdzaak en buitengerechtelijke kosten. Primair stelt zij dat [gedaagde in de hoofdzaak en vrijwaring] jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld, subsidiair stelt zij dat de schuld tegenover ABN AMRO [gedaagde in de hoofdzaak en vrijwaring] voor het geheel aanging en meer subsidiair stelt zij dat [gedaagde in de hoofdzaak en vrijwaring] 90% van die schuld dient te dragen omdat [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in de vrijwaring] slechts voor 10% aandeelhouder van Realway Holding was en [gedaagde in de hoofdzaak en vrijwaring] voor 90%.
4.5. [gedaagde in de hoofdzaak en vrijwaring] is in deze procedure niet verschenen.
5. De beoordeling
in de hoofdzaak
5.1. De dagvaarding is aan [gedaagde in de hoofdzaak en vrijwaring] op juiste wijze betekend, zodat verstek kan worden verleend. [gedaagde in de hoofdzaak en vrijwaring] heeft de vordering van de bank niet weersproken. Nu deze de rechtbank onrechtmatig noch ongegrond voorkomt, ligt zij voor toewijzing gereed.
5.2. [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in de vrijwaring] stelt dat zij [gedaagde in de hoofdzaak en vrijwaring] kende via een uitzendbureau waar zij gewerkt heeft. Later hebben hij en [betrokkene] haar een baan aangeboden bij Realway en haar deelneming in het aandelenkapitaal in het vooruitzicht gesteld. Bij Realway hield zij zich bezig met administratief werk. [gedaagde in de hoofdzaak en vrijwaring] had de feitelijke leiding. Zij had geen bestuurservaring en is zonder het te beseffen aandeelhouder en bestuurder van de holding geworden. Op 10 januari 2006 heeft [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in de vrijwaring] haar aandelen in Realway Holding verkocht en geleverd aan [gedaagde in de hoofdzaak en vrijwaring] Holding en afstand gedaan van haar functie van bestuurder.
5.3. [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in de vrijwaring] betoogt voorts dat zij niet op de hoogte is geweest van de inhoud en de strekking van een aantal door haar verrichte handelingen. Zij wist, zo heeft zij gesteld en ter comparitie verklaard, wel dat zij aandelen in Realway Holding had, maar beschouwde dit als een soort dertiende maand of een winstuitkering. Zij werd door [gedaagde in de hoofdzaak en vrijwaring] op een gegeven moment verplicht de overeenkomst van 12 december 2005 te tekenen. Dat zou zijn gebeurd in de decemberdrukte, toen zij bezig was met inplannen van mensen, registreren van vrije dagen, afhandelen van telefoontjes en dergelijke. [gedaagde in de hoofdzaak en vrijwaring] zou haar toen het stuk hebben voorgelegd en hebben gezegd dat haar handtekening voor de continuering van het bedrijf nodig was. Zij zou het toen, op het kantoor van Realway, ondertekend hebben.
5.4. De door [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in de vrijwaring] geschetste feitelijke gang van zaken betwist ABN AMRO niet. Zij houdt echter [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in de vrijwaring] verantwoordelijk voor de gevolgen van het zetten van haar handtekening en stelt dat zij af mocht gaan op het uit het handelsregister blijkende gegeven dat [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in de vrijwaring] indirect bestuurder van Realway was.
5.5. De rechtbank stelt voorop dat [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in de vrijwaring] geacht moet worden met haar handtekening te kennen te geven dat zij weet wat zij ondertekent en de gevolgen daarvan voor haar rekening neemt. In zoverre passeert de rechtbank haar betoog dat zij bij het ondertekenen van de overeenkomst van 12 december 2005 niet heeft gelezen wat er boven haar handtekening stond omdat [gedaagde in de hoofdzaak en vrijwaring] haar daartoe de kans niet gaf. Dit regardeert haar wederpartij bij de desbetreffende akte, ABN AMRO, niet.
5.6. Vervolgens is de vraag of ABN AMRO mocht afgaan op de uiterlijke schijn dat zij indirect bestuurder van Realway was en ABN AMRO daarom niet verplicht was haar voor te lichten over de gevolgen van de ondertekening van de overeenkomst van 12 december 2005. In dit verband beroept [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in de vrijwaring] zich op het arrest HR 1 juni 1990, NJ 1991, 759 (Van Lanschot/Bink). Het gaat ook in dit arrest om een borg die zich tegenover een bank beroept op dwaling. Een eerste algemene, ook voor de onderhavige zaak relevante overweging houdt in dat een borgstellingsovereenkomst wegens dwaling vernietigbaar kan zijn, “wanneer de borg bij het vormen van zijn oordeel omtrent de kans dat hij tot nakoming zal worden verplicht, is uitgegaan van een zodanig verkeerde voorstelling van zaken dat hij, zou hij een juiste voorstelling hebben gehad, niet bereid zou zijn geweest de borgtocht te verlenen. Dat geldt ook indien de dwaling niet te wijten is aan de wederpartij van de borg.” In de volgende overweging (3.4) gaat de Hoge Raad in op de door hem juist geachte gedachte “dat onder omstandigheden als waarop in het onderdeel een beroep wordt gedaan, het gevaar van ondoordachtheid of misplaatst vertrouwen op de goede afloop zodanig is dat het een professionele credietverlener als de Bank – die in de regel beter in staat zal zijn om het risico dat de borg loopt, te beoordelen dan de particulier die uit hoofde van zijn persoonlijke relatie tot de schuldenaar bereid is borg te staan – alleen dan vrijstaat te betogen dat de dwaling voor rekening van de particuliere borg moet blijven indien hij stelt, en voor zover nodig bewijst dat hij de borg omtrent die risico's heeft voorgelicht.”
5.7. De rechtbank is van oordeel dat de zaak Van Lanschot/Bink en de onderhavige zaak maar in beperkte mate met elkaar vergelijkbaar zijn. In het bijzonder ligt een verschil hierin dat in de onderhavige zaak twee bestuurders van de holding-bestuurder van Realway zich tegenover ABN AMRO zouden hebben verbonden, terwijl in Van Lanschot/Bink mevrouw Bink binnen een familierelatie zich borg had gesteld voor een voor haar niet overzienbaar risico. Dit neemt niet weg dat het ook in de relatie tot twee bestuurders op de weg van de bank als professionele kredietverlener die beter dan een particulier in staat zal zijn om het risico van een borgstelling of hoofdelijke verbondenheid te overzien, kan liggen om die bestuurders voor te lichten.
5.8. De rechtbank is van oordeel dat wanneer komt vast te staan dat ABN AMRO uit objectieve gegevens, waaronder in het bijzonder de inschrijving in het handelsregister, had opgemaakt dat [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in de vrijwaring] indirect bestuurder van Realway was, zulks zelfs al enkele jaren, zij er van uit kon en mocht gaan dat [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in de vrijwaring] wist welk risico zij liep door zich hoofdelijk naast Realway te verbinden zonder dat ABN AMRO haar daarover nog diende voor te lichten. De bank zou dan aan haar zorgplicht op dit onderdeel hebben voldaan.
5.9. De rechtbank baseert dit oordeel op de eisen van het economisch verkeer en het doel van de Handelsregisterwet. Dit doel is het bevorderen van de rechtszekerheid in het economisch verkeer (art. 2 Hrw. 1996). Deze rechtszekerheid houdt onder meer in dat de wederpartij van een rechtspersoon kan weten wie binnen de rechtspersoon een cruciale rol spelen. Dit houdt ook in dat een wederpartij van een rechtspersoon kan nagaan wie voor de rechtspersoon kan optreden en, zonodig, naast de rechtspersoon aansprakelijk gesteld kan worden. Iedere bestuurder van de rechtspersoon – dus ook destijds [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in de vrijwaring] ten aanzien van de holding – is verplicht voor de inschrijving in het handelsregister zorg te dragen (art. 5 Hrw. 1996). Het gevolg hiervan is niet dat het handelsregister recht schept, maar dat de derde die te goeder trouw op het handelsregister afgaat, er op mag vertrouwen dat de opgenomen gegevens juist zijn (art. 2:6 BW en art. 18 Hrw. 1996).
5.10. Tegenover een wederpartij die daarvan onkundig was, kan de onjuistheid of onvolledigheid van in het handelsregister opgenomen gegevens, door de rechtspersoon niet worden ingeroepen. Daarbij kan de vraag zich voordoen of een persoon die ten onrechte als bestuurder is ingeschreven, zich tegenover de wederpartij van de rechtspersoon daarop kan beroepen. Die vraag echter doet zich hier niet voor. [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in de vrijwaring] was wel degelijk bestuurder en als zodanig ingeschreven. Wat de achtergronden van haar benoeming tot bestuurder waren en of zij wellicht, zoals zij kennelijk bedoelt, te lichtvaardig een voorstel van [gedaagde in de hoofdzaak en vrijwaring] heeft aangenomen, kan in redelijkheid de wederpartij van Realway niet worden tegengeworpen. Het stellen van verdergaande eisen ten aanzien van onderzoek dan dat naar de functies van de bij een rechtspersoon betrokken personen, welke informatie in het algemeen in het handelsregister te vinden behoort te zijn, zou immers meebrengen dat de bevordering van de rechtszekerheid die door de wetgeving rond het handelsregister nagestreefd wordt, grotendeels ongedaan gemaakt wordt. Het mogen vertrouwen op het handelsregister dat door art. 2:6 BW en art. 5 Hrw. 1996 als hoofdregel wordt gesteld, zou dan wijken voor de onzekerheid die ligt in de intrinsieke waarde van de ingeschreven gegevens.
5.11. De vraag ligt voor of ABN AMRO, die ter comparitie heeft verklaard dat het niet anders kan of zij heeft het handelsregister geraadpleegd en is er op grond daarvan vanuit gegaan dat [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in de vrijwaring] bestuurder/grootaandelhouder was, zich inderdaad op deze wijze van haar zorgplicht heeft gekweten. De rechtbank komt echter niet aan een bewijsopdracht toe. Zou immers komen vast te staan dat ABN AMRO zich niet op deze wijze van haar zorgplicht zou hebben gekweten, dan zou [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in de vrijwaring] tegenover ABN AMRO in een positie moeten worden geplaatst alsof ABN AMRO zich wél van haar zorgplicht had gekweten en dus het handelsregister had geraadpleegd. In beide situaties – wanneer het handelsregister door ABN AMRO wel of niet was geraadpleegd – zou [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in de vrijwaring] gehouden moeten worden aan de juistheid van de inschrijving.
5.12. Het voorgaande betekent dat de rechtbank het verweer van [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in de vrijwaring] verwerpt. Ook tegen [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in de vrijwaring] is de vordering toewijsbaar.
5.13. Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
5.14. De kosten aan de zijde van ABN AMRO worden begroot op:
- dagvaarding € 114,06
- vast recht 1.515,00
- salaris procureur 2.682,00 (3,0 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 4.311,06
5.15. De kosten aan de zijde van [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in de vrijwaring] worden begroot op:
- vast recht € 1.136,00
- salaris procureur 2.682,00 (3,0 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 3.818,00
in de vrijwaringszaak
5.16. Tegen [gedaagde in de hoofdzaak en vrijwaring], aan wie de dagvaarding op juiste wijze is betekend en die niet verschenen is, wordt verstek verleend.
5.17. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in de vrijwaring] heeft niet voldoende onderbouwd gesteld dat zij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
5.18. De vordering komt voor het overige de rechtbank onrechtmatig noch ongegrond voor. Zij is dus toewijsbaar.
5.19. [gedaagde in de hoofdzaak en vrijwaring] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in de vrijwaring] worden begroot op:
- dagvaarding € 85,44
- salaris procureur 894,00 (1,0 punt × tarief € 894,00)
Totaal € 979,44
6. De beslissing
De rechtbank
in de hoofdzaak
6.1. veroordeelt [gedaagde in de hoofdzaak en vrijwaring] en [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in de vrijwaring] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan ABN AMRO te betalen een bedrag van € 34.160,20 (vierendertig duizendéénhonderdzestig euro en twintig cent), vermeerderd met de contractuele rente van 0,737% per maand over het nog niet betaalde deel van het bedrag van € 29.121,31 vanaf 25 juni 2007 tot de dag van volledige betaling,
6.2. veroordeelt [gedaagde in de hoofdzaak en vrijwaring] om aan ABN AMRO te betalen een bedrag van € 34.542,10 (vierendertigduizend vijfhonderdtweeënveertig euro en tien cent), vermeerderd met de contractuele rente van 0,737% per maand over het nog niet betaalde deel van het bedrag van € 29.310,23 vanaf 25 juni 2007 tot de dag van volledige betaling,
6.3. veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van ABN AMRO tot op heden begroot op € 4.311,06,
6.4. verklaart dit vonnis in deze zaak tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5. wijst het meer of anders gevorderde af,
in de zaak in vrijwaring
6.6. veroordeelt [gedaagde in de hoofdzaak en vrijwaring] om aan [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in de vrijwaring] te betalen datgene waartoe [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in de vrijwaring] in de hoofdzaak is veroordeeld tegenover ABN AMRO,
6.7. veroordeelt [gedaagde in de hoofdzaak en vrijwaring] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in de vrijwaring] tot op heden begroot op € 979,44,
6.8. veroordeelt [gedaagde in de hoofdzaak en vrijwaring] tot vergoeding aan [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in de vrijwaring] van de voor rekening van [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in de vrijwaring] komende kosten van de hoofdzaak ten bedrage van € 4.311,06 voor ABN AMRO en € 3.818,00 voor de kosten die aan de zijde van [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in de vrijwaring] zijn begroot,
6.9. verklaart dit vonnis in deze zaak tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.10. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2008.