ECLI:NL:RBARN:2008:BD6345

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
13 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
168235
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grensoverschrijdende bouw en kadastrale meting tussen percelen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, gaat het om een geschil tussen een eiser, eigenaar van een perceel in Nijmegen, en twee gedaagden, Giesbers-Arnhem Bouw B.V. en Projectcom Vastgoed B.V., die plannen hebben om op een aangrenzend perceel woningen en garages te bouwen. De kern van het geschil betreft de exacte locatie van de perceelsgrens tussen de percelen van eiser en gedaagden. Eiser heeft op 12 december 2007 een kadastrale meting laten uitvoeren, waaruit bleek dat de geplande bouw van de garages van gedaagden de perceelsgrens met 20 tot 70 cm zou overschrijden. Eiser heeft gedaagden gesommeerd om de grens te respecteren en hen een schadevergoeding van € 10.000,-- geëist voor de verwijderde beplanting.

Tijdens de procedure heeft eiser zijn vorderingen gewijzigd en onder andere gevorderd dat gedaagden worden verboden om de garages grensoverschrijdend te bouwen en dat zij het perceel van eiser herstellen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vordering van eiser om de bouw van de garages te verbieden toewijsbaar is, omdat gedaagden de kadastrale meting van het Kadaster moeten respecteren. De rechter heeft ook geoordeeld dat de vordering tot herstel van het perceel en de betaling van schadevergoeding onvoldoende onderbouwd was, en deze vorderingen zijn afgewezen.

De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk beslist dat gedaagden binnen twee weken na betekening van het vonnis het perceel van eiser moeten herstellen door de aanwezige fundering te verwijderen. Tevens is een dwangsom opgelegd voor het geval gedaagden in gebreke blijven. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 13 juni 2008 door mr. J.D.A. den Tonkelaar.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 168235 / KG ZA 08-213
Vonnis in kort geding van 13 juni 2008
in de zaak van
[eiser],
wonende te Nijmegen,
eiser,
procureur en advocaat mr. H.C.J. Oomen te Nijmegen,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GIESBERS-ARNHEM BOUW B.V.,
gevestigd te Arnhem,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PROJEKTCOM VASTGOED B.V.,
gevestigd te Prinsenbeek,
gedaagden,
advocaat mr. D.H.J. Kochx te Etten-Leur.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met aangehechte producties
- de door gedaagden overgelegde producties
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van eiser
- de wijziging van eis
- de pleitnota van gedaagden
- de aanhouding ten behoeve van schikkingsonderhandelingen
- het verzoek van eiser om vonnis te wijzen.
1.2. Ten slotte is het vonnis op heden bepaald.
2. De feiten en het geschil
2.1. Eiser is eigenaar van het perceel aa[kadastrale gegevens]. Dat perceel, althans een gedeelte daarvan, wordt door eiser gebruikt voor het weiden van schapen. Gedaagden zijn voornemens om op het aangrenzend perceel, kadastraal bekend [kadastrale gegevens], een zestal woningen met bijbehorende garages te realiseren. Gedaagde sub 2 heeft daartoe op 9 februari 2007 bij de gemeente Nijmegen een bouwvergunning aangevraagd die op 11 juni 2007 is verstrekt. Het bouwplan voorziet onder meer in een tweetal garageboxen tegen het perceel van eiser aan.
2.2. In oktober 2007 hebben gedaagden de bouwwerkzaamheden aangevangen en daartoe grond- en funderingswerkzaamheden verricht c.q. laten verrichten. Daarbij is schade ontstaan aan de tussen beide percelen aanwezige beplanting waaronder een meidoornhaag van ongeveer 3½ à 4 m hoog en 40 à 50 cm breed. Die haag is op sommige plaatsen beschadigd en op andere plaatsen gedeeltelijk verwijderd.
2.3. Nadat eiser had geconstateerd dat de meidoornhaag was beschadigd en deels was verwijderd alsmede dat de onder 2.1. genoemde garages volgens hem deels op zijn perceel gebouwd zouden gaan worden, heeft op of omstreeks 8 november 2007 een bespreking tussen partijen plaatsgevonden. Naar aanleiding daarvan heeft [(naam)], projectmanager van gedaagde sub 2, bij brief van 22 november 2007 aan de gemachtigde van eiser onder meer voorgesteld om na afronding van de bouwwerkzaamheden enkele heesters of boompjes te plaatsen op de plaats waar de meidoornhaag was beschadigd en/of verwijderd, een en ander volgens de bij die brief gevoegde offertes. Tevens heeft [(naam)] in die brief medegedeeld dat een door gedaagde sub 2 ingeschakelde landmeter in 2006 een meting ter plaatse heeft verricht, waaruit bleek dat van een grensoverschrijdende bouw van de garages geen sprake was.
2.4. Op 12 december 2007 heeft op verzoek van eiser een kadastrale meting ter plaatse plaatsgevonden. Daaruit is gebleken dat de voorgenomen en deels aangevangen bouw van de onderhavige garages over een afstand van 20 tot 70 cm op het perceel van eiser zou plaatsvinden en de grens van de beide percelen dus zou overschrijden.
Bij brief van 28 december 2007 heeft de advocaat van eiser aan gedaagden verzocht c.q. hen gesommeerd om binnen 5 werkdagen schriftelijk te bevestigen dat gedaagden de door het Kadaster aangegeven grens zullen erkennen en niet zullen overgaan tot de bouw van de garages op het perceel van eiser. Tevens heeft de advocaat van eiser in die brief aan gedaagden verzocht c.q. hen gesommeerd om aan eiser een schadeloosstelling van
€ 10.000,-- te betalen voor (onder meer) de verwijderde beplanting.
2.5. Bij brief van 18 januari 2008 heeft [(naam)], projectmanager van gedaagde sub 2, aan de advocaat van eiser medegedeeld dat gedaagden bewaar hadden gemaakt tegen de uitkomst van de onder 2.4. bedoelde kadastrale meting.
Bij brief van 13 maart 2008 heeft [(naam)] aan de advocaat van eiser bericht dat volgens het Kadaster geen bezwaar tegen laatstgenoemde meting kon worden gemaakt, dat gedaagden het daarmee niet eens waren, maar dat zij desondanks besloten hadden om de garages te verschuiven, zodat deze niet meer over de door het Kadaster ingemeten perceelsgrens zouden komen te staan. Tevens heeft zij in die brief te kennen gegeven dat gedaagden niet bereid zijn tot betaling van een schadeloosstelling, maar dat zij wel bereid zijn om conform het onder 2.3. genoemde voorstel en de daarbij gevoegde offerte de meidoornhaag terug aan te planten. Bij aan de advocaat van eiser gerichte brief van 27 maart 2008 heeft [(naam)] voormeld voorstel namens gedaagde sub 2 herhaald en te kennen gegeven dat de bouw van de twee garages zou worden voortgezet en wel binnen de perceelsgrens die op 12 december 2007 door het Kadaster is aangegeven.
3. De vorderingen
3.1. Na wijziging van zijn eis ter terechtzitting vordert eiser thans samengevat:
a. gedaagden te verbieden om de twee onderhavige garages grensoverschrijdend te bouwen op het perceel grond van eiser, alsmede gedaagden te veroordelen om dat perceel binnen een week na het wijzen van dit vonnis te herstellen, een en ander versterkt met een dwangsom,
b. gedaagden te veroordelen tot betaling aan eiser van een bedrag ad € 20.000,-- dan wel een door de voorzieningenrechter naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid te bepalen bedrag als voorschot op aan eiser toekomende schadevergoeding wegens door gedaagden veroorzaakte beschadiging van de beplanting van eiser,
c. gedaagden te veroordelen tot betaling aan eiser van een bedrag van € 30.000,--
dan wel een door de voorzieningenrechter naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid te bepalen bedrag als voorschot op aan eiser toekomende schadevergoeding wegens door eiser gemaakte advocaat- en kadasterkosten en wegens het tijdelijk gebruik door gedaagden van het perceel van eiser.
3.2. Gedaagden voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Partijen verschillen in de kern van mening over de vraag waar de grens tussen de beide in het geding zijnde percelen zich nu precies bevindt. De beantwoording van die vraag dient in een bodemprocedure te geschieden. Voorshands moet er van worden uitgegaan dat die grens zich bevindt op de plaats waar deze op 12 december 2007 door het Kadaster is ingemeten. Dat betekent dat gedaagden die grens vooralsnog dienen te respecteren en de beoogde bouw van de beide garages niet over die grens mogen laten plaatsvinden. De daartoe strekkende vordering van eiser is daarom toewijsbaar. Weliswaar hebben gedaagden alsnog toegezegd dat zij de garages zodanig zullen verplaatsen dat deze niet over de door het Kadaster vastgestelde grens heen gebouwd zullen worden, maar gelet op de stelligheid van hun standpunt omtrent de definitieve grensbepaling en de eerdere correspondentie daaromtrent van hun kant lijkt toewijzing van eisers vordering als ‘stok achter de deur’ in dit geval niet overbodig.
4.2. De vordering van eiser onder 3.1.a. tot herstel van zijn perceel behelst – naar de voorzieningenrechter begrijpt – de verwijdering door gedaagden van de op dat perceel nog aanwezige, door/namens gedaagden gerealiseerde fundering.
Daargelaten waaruit die fundering precies bestaat (partijen verschillen hierover kennelijk van mening) is het onder 4.1. overwogene omtrent de voorlopige grensbepaling aanleiding om ook die vordering toe te wijzen, waarbij aan gedaagden een iets ruimere termijn zal worden gegund om die verwijdering te bewerkstelligen dan door eiser is gevorderd.
Het spoedeisend belang bij beide gevorderde voorzieningen acht de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk geworden.
De aan die vorderingen gekoppelde dwangsommen zullen worden gematigd en aan een maximum worden gebonden.
4.3. Ten aanzien van de vorderingen onder 3.1.b. en 3.1.c. wordt als volgt overwogen.
De gevorderde voorzieningen strekken tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een dergelijke vordering in kort geding is slechts dan plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling bij afweging van de belangen van partijen - aan toewijzing niet in de weg staat.
4.4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vorderingen van eiser niet aan voormelde criteria voldoen. Hoewel niet uitgesloten moet worden geacht dat eiser door de handelwijze van gedaagden schade heeft geleden, heeft eiser in het kader van dit kort geding de omvang daarvan onvoldoende onderbouwd. Voor zover in de vordering van eiser advocaatkosten zijn begrepen, kunnen deze – indien al concreet gemaakt – niet afzonderlijk in dit kort geding worden opgevoerd, omdat die kosten in beginsel worden geacht begrepen te zijn onder de proceskosten als verschotten of als kosten waarvoor het liquidatietarief een vergoeding pleegt in te houden. Dat in dit geval een uitzondering op dat beginsel moet worden aangenomen, is gesteld noch gebleken.
4.5. Gelet op het voorgaande en nu de wijziging van eis evenmin aanleiding geeft om aan eiser enig bedrag aan voorschot op schadevergoeding toe te kennen, omdat daarvoor te weinig concrete gegevens/cijfers zijn aangevoerd, dienen de geldvorderingen te worden afgewezen. Daarbij verdient tevens aandacht dat gedaagden herplant van de meidoornhaag hebben aangeboden, welke herplant naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in het goede plantseizoen met middelgrote meidoorns kan plaatsvinden. Nu een voorziening van die strekking echter niet door eiser is gevorderd, kan die in dit kort geding ook niet worden gegeven.
4.6. Aangezien partijen over en weer op enige punten in het ongelijk zijn gesteld, zullen de kosten van dit kort geding tussen hen worden gecompenseerd.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. verbiedt gedaagden om de in het geding zijnde garages grensoverschrijdend te bouwen op het perceel grond van eiser, kadastraal bekend [kadastrale gegevens],
5.2. veroordeelt gedaagden om binnen twee weken na betekening van dit vonnis het onder 5.1. genoemde perceel grond van eiser te herstellen door middel van verwijdering van de nog aanwezige fundering,
5.3. veroordeelt gedaagden om ingeval zij (na betekening van dit vonnis) het onder 5.1. genoemde verbod overtreedt en/of in gebreke mochten blijven aan bovenstaande veroordeling onder 5.2. te voldoen, aan eiser een dwangsom te betalen van telkens € 30.000,-- per overtreding en € 1.000,-- voor elke dag dat die overtreding voortduurt, echter met een maximum van € 50.000,--,
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt,
5.6. weigert het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier E.J. Wouters op 13 juni 2008.