zaaknummer / rolnummer: 160191 / HA ZA 07-1444
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OVERHAGHE BEHEER B.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. W.J.G.M. van den Broek,
advocaat mr. J.P.J.M. Naus te Nijmegen,
1. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie],
wonende te Alphen aan den Rijn,
2. [gedaagde sub 2 in conventie, eiser sub 2 in reconventie],
wonende te Woubrugge, gemeente Jacobswoude,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
procureur mr. P.M. Wilmink,
advocaat mr. C.J.R. van Binsbergen te Alphen aan den Rijn.
Partijen zullen hierna ook als Overhaghe Beheer en de [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] aangeduid worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 maart 2008
- de akte in reconventie van Overhaghe Beheer
- de antwoordakte in reconventie van de [gedaagden in conventie, eisers in reconventie].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
in conventie
2.1. In het tussenvonnis is reeds overwogen dat de vordering van Overhaghe Beheer moet worden afgewezen (4.15).
2.2. Overhaghe Beheer zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] worden begroot op:
- explootkosten € 0,00
- vast recht 1.136,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 2.842,00 (2,0 punten × tarief € 1.421,00)
Totaal € 3.978,00
in reconventie
De onvoorwaardelijke reconventie
2.3. In het tussenvonnis is in reconventie allereerst overwogen dat de vordering toewijsbaar is die ziet op een verklaring voor recht dat de geldleningsovereenkomst van 17 oktober 2006 voor zover gesloten tussen [gedaagde sub 1 in conventie] en [gedaagde sub 2 in conventie] enerzijds en Overhaghe Beheer anderzijds rechtsgeldig is vernietigd krachtens art. 1:88 jo. 1:89 BW door de echtgenotes van de [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] omdat zij kwalificeert als een lening aan Benga B.V. terzake waarvan de [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] zich jegens Overhaghe Beheer hebben verbonden als borg.
2.4. Vervolgens zijn de deels voorwaardelijke eisen tot schadevergoeding wegens onrechtmatig gelegde beslagen aan de orde. In het tussenvonnis (4.20) is Overhaghe Beheer in de gelegenheid gesteld op de gewijzigde eis te reageren.
De beslagen op de woonhuizen
2.5. Het ongewijzigde deel van de voorwaardelijke, nu onvoorwaardelijke, eis in reconventie is gericht op veroordeling tot het betalen van schadevergoeding op te maken bij staat, wegens onrechtmatige beslaglegging. ‘De schade doet zich voor,’ zo luidt de eis in reconventie, ‘indien na het einde van deze procedure blijkt dat ([gedaagde sub 2 in conventie]) voor zijn woning een verkoopprijs realiseert die lager is dan de verkoopprijs die hij thans zou kunnen realiseren.’ Dit onderdeel van de vordering is door [gedaagde sub 2 in conventie] ingesteld.
2.6. Afwijzing van de vordering van Overhaghe Beheer maakt het door haar gelegde beslag onrechtmatig. Dat een beslag op een woonhuis tot een schade zoals door [gedaagde sub 2 in conventie] gesteld, kan leiden, is evident en wordt niet betwist. Dit onderdeel van de vordering is toewijsbaar. Vaststelling van de hoogte van eventueel geleden schade is vooralsnog niet mogelijk, maar zal in een schadestaatprocedure kunnen plaatsvinden.
2.7. De vordering in voorwaardelijke reconventie is aanvankelijk ingesteld door [gedaagde sub 2 in conventie]. Beide [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] hadden een eis in onvoorwaardelijke reconventie ingesteld en gelet op de tekst van de akte tot eiswijziging moet ervan uitgegaan worden dat [gedaagde sub 2 in conventie] zijn eis in voorwaardelijke reconventie heeft vermeerderd en dat [gedaagde sub 1 in conventie] bij eiswijziging een voorwaardelijke eis aan zijn onvoorwaardelijke eis heeft toegevoegd. De strekking van de vorderingen van beide eisers in voorwaardelijke reconventie is gelijk voor zover het betreft vergoeding van schade nader op te maken bij staat wegens onrechtmatig gelegde derdenbeslagen.
2.8. De eiswijziging vindt haar grondslag in de stelling dat op de ontbindings-vorderingen die de [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] op Benga hadden gekregen op grond van in juli 2007 gesloten vaststellingsovereenkomsten, terstond – kennelijk: terstond nadat die overeenkomsten waren gesloten – beslag is gelegd door Overhaghe Beheer. De [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] stellen dat het onder Benga gelegde derdenbeslag het resultaat is van samenspanning tussen Overhaghe Beheer en Benga, waarbij Overhaghe Beheer heeft geprofiteerd van het feit dat Benga haar geheimhoudingsverplichting jegens de [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] heeft geschonden. Dit is onrechtmatig jegens de [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] omdat Overhaghe Beheer in haar beslagrekest de aard van de vorderingen van de [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] op Benga heeft verzwegen, omdat Overhaghe Beheer geen derde is tegenover Benga, maar nauw betrokken is bij haar bedrijfsvoering, omdat er sprake is van samenspanning en omdat de financiële situatie van Benga ten tijde van de beslaglegging slecht was. De [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] stellen dat hun schade uit dit onrechtmatige handelen bestaat in de incassokosten en de rente over hun vorderingen op Benga.
2.9. Het verweer van Overhaghe Beheer houdt onder meer in dat de beslagen onmiddellijk door haar zijn opgeheven toen zij op de hoogte was gesteld van de aan de beslagen voorafgegane verpanding van de vorderingen van de [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] aan door hen gecontroleerde vennootschappen.
2.10. In hun reactie op dit verweer stellen de [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] onder meer: ‘Opheffing van het beslag was ook niet nodig: omdat de ontbindingsvergoedingen aan de door eisers gecontroleerde vennootschappen waren verpand vóórdat Overhaghe daarop beslag had gelegd, ging het oudere pandrecht van de vennootschappen vóór zodat het beslag
niet aan hen kon worden tegengeworpen.’
2.11. Achtereenvolgens, zo blijkt uit beider partijen betogen, zijn dus de vaststellings-overeenkomsten gesloten, de vorderingen op Benga verpand, de derdenbeslagen gelegd, de verpandingen meegedeeld aan Overhaghe Beheer en de beslagen opgeheven. De beslagen konden dus niet aan de pandhouder, die een eerder en sterker recht had, worden tegengeworpen. Kennelijk hebben de [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] ervoor gekozen Benga noch Overhaghe Beheer in een vroeg stadium de verpanding mee te delen. Toen zij wisten van het door Overhaghe Beheer gelegde derdenbeslag hadden zij bij die mededeling echter wél belang, al was het maar het belang dat Overhaghe Beheer zou inzien dat de pandhouders zich van de beslagen niets hoefden aan te trekken. Dit belang is gebleken door de opheffing van de beslagen.
2.12. Onder deze omstandigheden, die geheel anders zijn dan aanvankelijk door de [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] naar voren was gebracht (zie 2.8 hierboven), ziet de rechtbank niet in hoe de [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] aan Overhaghe Beheer toe te rekenen schade geleden kunnen hebben ten gevolge van deze beslagen. Zij hebben onvoldoende gesteld waaruit aannemelijk zou kunnen worden dat zij op grond van deze onrechtmatige daad schade hebben geleden bestaande uit incassokosten en rente over hun vorderingen op Benga. Hoewel moet worden aangenomen dat het beslag door Overhaghe Beheer nu haar vordering wordt afgewezen, onrechtmatig is geweest, kan de vordering tot vergoeding van ten gevolge hiervan geleden schade en verwijzing naar een schadestaatprocedure dus niet worden toegewezen.
De slotsom in reconventie
2.13. Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
3. De beslissing
De rechtbank
in conventie
3.1. wijst de vorderingen af,
3.2. veroordeelt Overhaghe Beheer in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] tot op heden begroot op € 3.978,00,
in reconventie
3.3. verklaart voor recht dat de geldleningsovereenkomst van 17 oktober 2006 voor zover gesloten tussen [gedaagde sub 1 in conventie] en [gedaagde sub 2 in conventie] enerzijds en Overhaghe Beheer anderzijds rechtsgeldig is vernietigd krachtens art. 1:88 jo. 1:89 BW door de echtgenotes van de [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] bij brieven van respectievelijk 31 juli 2007 en 31 juli en 27 augustus 2007,
3.4. veroordeelt Overhaghe Beheer om ten titel van onrechtmatige beslaglegging op de woning van [gedaagde sub 2 in conventie] aan hem te betalen een bedrag nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
3.5. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.D.A. den Tonkelaar, M.J. Blaisse en T.P.E.E. van Groeningen en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2008.