ECLI:NL:RBARN:2008:BD6030
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de vordering tot schadevergoeding op basis van beroepsaansprakelijkheidsverzekering en de geldigheid van vervalbedingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 11 juni 2008 uitspraak gedaan in een vrijwaringszaak tussen Kroezen Tussenholding B.V. en [eiser sub 2] als eisers en Nassau Verzekering Maatschappij N.V. als gedaagde. De rechtbank heeft de vordering van Kroezen en [eiser sub 2] beoordeeld aan de hand van het nieuwe verzekeringsrecht, zoals vastgelegd in titel 17 van Boek 7 BW. De rechtbank stelt vast dat vervalbedingen in polisvoorwaarden, zoals artikel 7.3 van de SII 2003, niet langer zijn toegestaan en vernietigbaar zijn. Echter, de rechtbank overweegt dat Kroezen en [eiser sub 2] niet expliciet de vernietiging van het vervalbeding hebben ingeroepen, en dat een dergelijk beroep niet zou slagen op basis van de Overgangswet Nieuw BW. Dit betekent dat de rechtbank uitgaat van de geldigheid van het vervalbeding, omdat niet is aangetoond dat het beding op een andere grond vernietigbaar is.
De rechtbank oordeelt dat Nassau in haar brief van 18 augustus 2005 duidelijk heeft gemaakt dat de vordering van Kroezen en [eiser sub 2] voor 19 augustus 2006 aanhangig gemaakt moest worden, anders zou het recht op schadevergoeding vervallen. Kroezen en [eiser sub 2] hebben deze mededeling ook als zodanig opgevat, aangezien hun raadsman meerdere malen om verlenging van de termijn heeft verzocht. De rechtbank concludeert dat het beroep van Nassau op het vervalbeding niet onaanvaardbaar is en dat het recht van Kroezen en [eiser sub 2] op schadevergoeding is vervallen op het moment van dagvaarding op 9 november 2007. De vorderingen worden afgewezen, en Kroezen en [eiser sub 2] worden als in het ongelijk gestelde partij in de kosten veroordeeld. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan in afwachting van de uitkomst van de hoofdzaak.