zaaknummer / rolnummer: 169006 / KG ZA 08-258
Vonnis in kort geding van 28 mei 2008
[eiseres],
wonende te Leiden, verblijvende te Nijmegen,
eiseres,
procureur en advocaat mr. J.M.E. van der Haar te Nijmegen,
[gedaagde],
wonende te Nijmegen, verblijvende te Leiden,
gedaagde,
advocaat mr. Th.T.M. van Hemert te Leiden.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiseres]
- de pleitnota van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiseres] heeft in november 2007 haar huurwoning aan het [adres] op het internet te ruil aangeboden. In december 2007 heeft [gedaagde] hierop gereageerd. Hij wilde zijn huurwoning aan de [adres] ruilen.
2.2. [eiseres] is naar Leiden gekomen en heeft de huurwoning van [gedaagde] bekeken. Daarna heeft [gedaagde] de huurwoning van [eiseres] bekeken. Partijen zijn vervolgens de ruil van hun huurwoningen overeengekomen.
2.3. Ter uitvoering van de overeenkomst tot woningruil heeft [eiseres] de verhuurder van [gedaagde], Ons Doel in Leiden, en [gedaagde] de verhuurder van [eiseres], Portaal in Nijmegen, benaderd. Ons Doel en Portaal hebben ingestemd met de woningruil.
2.4. [eiseres] heeft in februari 2008 met betrekking tot de woning te Leiden een huurcontract, ingaande 1 april 2008, met Ons Doel getekend. Tevens heeft zij de huur van de woning te Nijmegen opgezegd. Ook heeft zij zich laten inschrijven in het GBA van de gemeente Leiden.
[eiseres] heeft in april en mei 2008 de huur met bijkomende kosten voor de woning te Leiden aan Ons Doel betaald.
2.5. [gedaagde] heeft op 31 maart 2008 het huurcontract met Portaal getekend en zich laten inschrijven in het GBA van de gemeente Nijmegen.
2.6. Tussen partijen is vanaf december 2007 regelmatig contact geweest. Partijen hebben een aanhanger gehuurd en hiermee de bezittingen van [eiseres] naar Leiden en de bezittingen van [gedaagde] naar Nijmegen verhuisd. [eiseres] heeft tevens verf en vloerbedekking gekocht en deze naar de woning te Leiden gebracht.
2.7. Begin april 2008 heeft [gedaagde] [eiseres] laten weten dat hij ‘in de war’ was en zijn huis in Leiden niet meer wilde ruilen voor het huis in Nijmegen. [gedaagde] weigert de sleutels van het huis in Leiden aan [eiseres] te overhandigen.
2.8. Bij brief d.d. 6 mei 2008 heeft de psychiater van [gedaagde], [psychiater], de advocaat van [gedaagde] het volgende laten weten:
“Bij deze wil ik u inlichten over de psychische toestand van mijn cliënt. (…)
Dhr. [gedaagde] is bij mij onder behandeling ivm schizofrenie en gebruikt medicatie ivm psychoses. Enige maanden geleden meldde hij dat hij teveel nare ervaringen had doorgemaakt in Leiden en vertelde te willen vertrekken naar een plaats ver van Leiden, het maakte niet uit waar. We bespraken dat kinderen, ex-vrouw en vrienden allemaal in de buurt van Leiden wonen en dat er geen enkele logische reden was om te vertrekken. Desondanks is hij een woningruil aangegaan mi vanuit een gevoel de problemen hier niet te kunnen bolwerken.
Ik meen dat mijn cliënt ernstig benadeeld zal worden wanneer hij gehouden wordt aan een overeenkomst die, wanneer de tegenpartij zich daarin verdiept zou hebben, overduidelijk onbezonnen en zonder reële motivatie is. Nu reeds blijkt dat de spanning en onzekerheid heeft geleid tot een terugkeer naar angst, initiatiefloosheid en afzondering zoals die vooraf gingen aan zijn psychoses.”
2.9. GGZ Leiden en Omstreken heeft op 8 mei 2008 een medicatieoverzicht van [gedaagde] aan de advocaat van [gedaagde] overgelegd.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert samengevat – [gedaagde] te veroordelen de woning te Leiden binnen 24 uur na betekening van dit vonnis te verlaten en de sleutel aan haar te overhandigen, op straffe van een dwangsom.
Tevens vordert [eiseres] [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2. Als grondslag voor haar vorderingen voert [eiseres] aan dat tussen partijen een overeenkomst tot woningruil tot stand is gekomen en deze overeenkomst voor een groot deel ten uitvoer is gelegd. De woningcorporaties (Ons Doel en Portaal) hebben toegestemd in de woningruil en hieraan meegewerkt door het opstellen van nieuwe huurcontracten. Deze zijn door beide partijen ondertekend.
Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] op geen enkel moment de indruk gewekt niet te weten waarmee hij bezig was. Indien dit wel zo zou zijn geweest, zou zij en zouden de woningcorporaties niet hun medewerking hebben verleend aan de woningruil.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] nooit heeft gesproken over medicatie of ziekte; hierover is hij pas begonnen nadat hij op de woningruil was teruggekomen. [eiseres] bewist dan ook dat er iets ernstig met [gedaagde] aan de hand is, en, als dit wel zo mocht zijn, dan was dat helemaal niet kenbaar voor haar.
[eiseres] stelt voorts dat het voor haar van groot belang is om te verhuizen naar de Randstad. Zij is een aantal jaren geleden als asielzoeker naar Nederland gekomen. In Nijmegen verloor zij haar baan en vereenzaamde zij. Zij is thans in behandeling bij GGZ Nijmegen en gebruikt psychofarmaca. Omdat [eiseres] aansluiting vond bij een christelijk-orthodox kerkgenootschap te Rotterdam en Den Haag heeft zij besloten te verhuizen naar de Randstad.
Ten slotte stelt [eiseres] dat zij de huur van de woning te Nijmegen per 1 april 2008 heeft opgezegd en, aangezien zij niet in de woning te Leiden kan, thans zwervende is.
3.3. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. In geschil is of [eiseres] de ontruiming van de woning te Leiden kan bewerkstelligen nu [gedaagde] de vernietiging van de ruilovereenkomst ex artikel 3:34 BW (geestelijke stoornis) en artikel 3:44 lid 4 BW (misbruik van omstandigheden) inroept. De voorzieningenrechter overweegt daartoe als volgt.
4.2. Ter terechtzitting heeft [gedaagde] aangevoerd dat de afspraken tot woningruil tot stand zijn gekomen onder invloed van een geestelijke stoornis waarbij die stoornis hem belette de rechtsgevolgen van zijn handelingen te overzien. Volgens [gedaagde] lijdt hij aan schizofrenie en heeft hij regelmatig psychoses. Als gevolg van zijn handelen zal hij in een nadelige positie komen te verkeren. Een verhuizing uit Leiden, waar zijn kinderen, ex-vrouw, familieleden en hulpverleners wonen, zal voor hem tot grote schade aan zijn wankele geestelijke gezondheid leiden.
[gedaagde] heeft voorts aangevoerd dat [eiseres], gelet op de veelvuldige contacten die partijen hadden, wist of in ieder geval een ernstig vermoeden kon hebben dat er wat mis was met hem. Zo zou [gedaagde] de deur van zijn woning bij de eerste bezichtiging door [eiseres] niet open hebben kunnen doen omdat hij onder invloed van medicijnen op bed lag. Dit heeft hij later telefonisch aan [eiseres] meegedeeld. Ook stelt [gedaagde] dat hij aan [eiseres] heeft verteld dat hij Leiden wilde ontvluchten. Volgens [gedaagde] heeft [eiseres] een en ander genegeerd en is zij, terwijl zij wist of had kunnen/moeten weten dat zijn wil en verklaring niet met elkaar overeenstemden, tot een afspraak met [gedaagde] gekomen.
4.3. [eiseres] heeft betwist dat er sprake was van een geestelijke stoornis aan de zijde van [gedaagde], althans dat een eventuele geestelijke stoornis voor haar niet kenbaar is geweest of had kunnen zijn. Integendeel: zij heeft hiervan op geen enkel moment tijdstip iets gemerkt. Zij voert ter onderbouwing van haar stellingen aan dat [gedaagde] als eerste contact met haar heeft gezocht om te bekijken of er een woningruil tot stand kon komen. Volgens [eiseres] is er daarna regelmatig contact tussen partijen geweest, waarbij haar niets vreemds aan [gedaagde] is opgevallen. [eiseres] wijst er verder op dat [gedaagde] serieuze inspanningen heeft verricht aan de uitvoering van de woningruilovereenkomst; zij kon en mocht er dan ook vanuit gaan dat zijn wil met deze gedragingen overeenstemde.
4.4. De voorzieningrechter overweegt in de eerste plaats dat ervan kan worden uitgegaan dat tussen partijen een overeenkomst van woningruil tot stand gekomen is. Het feit dat hieromtrent overeenstemming tussen partijen heeft bestaan, blijkt uit de – vast staande - feiten, die gedragingen ter uitvoering van deze overeenkomst inhouden (met name het feit dat beide partijen de huurovereenkomsten betreffende hun ‘oude’ woningen hebben opgezegd en nieuwe huurcontracten gesloten hebben).
4.5. [gedaagde] heeft gesteld dat een stoornis van zijn geestelijke vermogens hem belette zijn belangen op redelijke wijze te waarderen en dat zijn verklaringen jegens [eiseres] onder invloed van die stoornis zijn gedaan, terwijl de overeenkomst van woningruil nadelig voor hem is. [gedaagde] doet dan ook beroep op het bepaalde in artikel 3: 34 BW en beroept zich op de vernietigbaarheid als bedoeld in het tweede lid van dit artikel.
4.6. [eiseres] stelt hier tegenover dat - wat er van een stoornis van de geestesvermogen van [gedaagde] zij, een – eventuele – stoornis aan haar niet kenbaar is geweest en evenmin kenbaar had kunnen zijn. Zij voert aan dat zij de verklaringen van [gedaagde] heeft opgevat in de zin die zij daaraan onder de gegeven omstandigheden mocht toekennen, zodat [gedaagde] zich niet kan beroepen op het ontbreken van een wil die niet met zijn verklaringen overeenstemt.
4.7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de stellingen van [eiseres] voorshands door de feiten zoals die tussen partijen vaststaan, worden gestaafd, zodat ervan kan worden uitgegaan dat het beroep van [gedaagde] op de vernietigbaarheid van de overeenkomst tot woningruil als bedoeld in artikel 3: 34 lid 2 BW niet zal slagen. In dit verband wordt overwogen dat de stellingen die zijn aangevoerd om aan te tonen dat [gedaagde] zijn wil niet zou kunnen bepalen, ontoereikend zijn, terwijl daarentegen alle handelingen die gedurende een langere periode zijn verricht ter uitvoering van de overeenkomst, de stellingen van [eiseres] ondersteunen. Dit betekent dat er vooralsnog van kan worden uitgegaan dat tussen partijen een rechtsgeldige overeenkomst van woningruil tot stand is gekomen, waaraan beide partijen gebonden zijn, zodat [eiseres] de uitvoering van deze overeenkomst rechtens kan vorderen.
4.8. [gedaagde] heeft tevens een beroep gedaan op ‘misbruik van omstandigheden’. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen wordt ook het beroep op vernietigbaarheid van de overeenkomst tot woningruil wegens misbruik van omstandigheden(artikel 3:44 lid 4 BW) verworpen. [gedaagde] heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat [eiseres] hem heeft bewogen tot het sluiten van de overeenkomst tot woningruil door gebruik te maken van een noodtoestand, waarin hij verkeerde dan wel door gebruik te maken van de andere omstandigheden (afhankelijkheid, lichtzinnigheid etc), die in artikel 3:44 BW worden genoemd.
4.9. Ten slotte merkt de voorzieningenrechter op dat de verklaring van de psychiater van [gedaagde] niet tot een ander oordeel kan leiden. Uit die verklaring blijkt geenszins dat aan [eiseres] zonder meer kenbaar is geweest dan wel kenbaar had moeten zijn dat [gedaagde] zijn wil niet kon of kan bepalen. De voorzieningenrechter ziet niet in – en kan ook geen feitelijke ondersteuning voor deze bewering in de verklaring van de psychiater vinden – welke feiten en omstandigheden voor [eiseres] aanleiding hadden moeten zijn, zich nader in de beweegredenen van [gedaagde] te verdiepen.
4.10. De voorzieningenrechter is, alles overziende, van oordeel dat de overeenkomst tot woningruil die tussen partijen tot stand is gekomen, moet worden nagekomen. De vorderingen van [eiseres] dienen dan ook, zoals hierna te melden, te worden toegewezen.
4.11. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als hierna is bepaald.
4.12. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 85,44
- betaald vast recht 63,50
- in debet gesteld vast recht 190,50
- salaris procureur 816,00
Totaal € 1.155,44
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt [gedaagde] om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis de huurwoning aan de [adres] met al het zijne te verlaten en de sleutel te overhandigen aan [eiseres],
5.2. bepaalt dat [gedaagde] voor iedere dag dat hij in strijd handelt met het onder 5.1. bepaalde, aan [eiseres] een dwangsom verbeurt van € 100,-, tot een maximum van € 10.000,- en met dien verstande dat geen verdere dwangsommen verschuldigd zullen zijn, indien [eiseres] gebruik maakt van de hierna onder 5.3. te geven machtiging tot tenuitvoerlegging van dit vonnis,
5.3. machtigt [eiseres] om, indien [gedaagde] met de ontruiming in gebreke blijft, deze ontruiming met behulp van de sterke arm van politie en justitie ten uitvoer te leggen,
5.4. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.155,44, te voldoen aan de griffier door overmaking op rekeningnummer 19.23.25.752 ten name van Arrondissement 533 Arnhem onder vermelding van "proceskostenveroordeling" en het zaak- en rolnummer,
5.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.J.C. van Emden-Geenen en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier V.R. Bouwmeister op 28 mei 2008.