ECLI:NL:RBARN:2008:BD3436
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - meervoudig
- N.W. Huijgen
- M.J. Blaisse
- T.P.E.E. van Groeningen
- Rechtspraak.nl
Bankgarantie en onrechtmatige daad in civiel recht
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Arnhem, ging het om een geschil tussen drie partijen: Neo Logistic Holding B.V. en Participatiemaatschappij Mainport Rotterdam Beheer B.V. als eiseressen, en Ravestein Container Pontoon B.V. als gedaagde. De kern van het geschil betrof de inroepbaarheid van een bankgarantie die was gesteld tot zekerheid van een voorwaardelijke betalingsverplichting. De rechtbank oordeelde dat het inroepen van de bankgarantie door Ravestein niet onrechtmatig was en dat er geen sprake was van misbruik van bevoegdheid. De rechtbank baseerde haar oordeel op de omstandigheden van de zaak en de rechtsverhouding tussen de betrokken partijen.
De procedure begon met een tussenvonnis van 7 november 2007, waarin de rechtbank Neo Holding en PMR de gelegenheid gaf om hun vorderingen nader te onderbouwen. De rechtbank stelde vast dat Ravestein zich had beroepen op de bankgarantie, ondanks dat de voorwaarde voor betaling niet was vervuld. Neo Holding en PMR voerden aan dat Ravestein ongerechtvaardigd was verrijkt door de uitbetaling van de bank, maar de rechtbank oordeelde dat deze stelling niet voldoende was onderbouwd.
De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van Neo Holding en PMR niet konden worden gebaseerd op een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen door Ravestein. De rechtbank wees de vorderingen van Neo Holding en PMR af en veroordeelde hen in de proceskosten, die aan de zijde van Ravestein werden begroot op EUR 13.697,00. Dit vonnis werd openbaar uitgesproken op 7 mei 2008.