ECLI:NL:RBARN:2008:BD1782

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
23 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
164698
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis inzake betaling van gefactureerde advocaatkosten

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 23 april 2008 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De eiser, aangeduid als [geopposeerde], had in een eerdere verstekprocedure een vordering ingesteld tegen de gedaagde, [opposant], die betrekking had op onbetaalde facturen voor juridische diensten. De rechtbank oordeelde dat de maatstaf die moest worden aangelegd was of [geopposeerde] had gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. De gedaagde betwistte de vordering en stelde dat er een afspraak was gemaakt dat hij niet meer hoefde te betalen voor de werkzaamheden van [geopposeerde]. De rechtbank concludeerde echter dat deze afspraak niet kon worden afgeleid uit de communicatie tussen partijen en dat [geopposeerde] zijn werkzaamheden naar behoren had verricht.

De rechtbank oordeelde verder dat het verzet tijdig en op de juiste wijze was ingesteld, waardoor [opposant] in zijn verzet kon worden ontvangen. De rechtbank verwierp het verweer van [opposant] dat de gefactureerde bedragen te hoog waren en dat hij schade had geleden door het handelen van [geopposeerde]. De rechtbank stelde vast dat [opposant] niet had onderbouwd wat zijn schade was, waardoor zijn betoog niet kon slagen. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het verzet ongegrond en veroordeelde [opposant] in de kosten van de verzetprocedure en de kosten van beslaglegging, die in totaal op € 783,13 werden begroot.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie tussen advocaten en hun cliënten, evenals de noodzaak voor cliënten om hun verweren goed te onderbouwen. De rechtbank heeft de vordering van [geopposeerde] tot vergoeding van de beslagkosten toegewezen, omdat het beslag nietig was verklaard op basis van een onjuiste beoordeling van de feiten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 164698 / HA ZA 07-2044
Vonnis in verzet van 23 april 2008
in de zaak van
[geopposeerde],
h.o.d.n. [handelsnaam],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gedaagde in het verzet,
procureur en advocaat mr. E.E.M. Messink te Wijchen,
tegen
[opposant],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
eiser in het verzet,
procureur mr. F.J. Boom,
advocaat mr. S. Demirtas te Nieuwegein.
Partijen zullen hierna [geopposeerde] en [opposant] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 januari 2008
- het proces-verbaal van comparitie van 7 maart 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [geopposeerde], althans een kantoorgenoot van hem, heeft als advocaat in opdracht van [opposant] werkzaamheden verricht. Deze werkzaamheden hielden verband met een conflict tussen [opposant] enerzijds en zijn verhuurder, de heer [naam verhuurder], anderzijds. [geopposeerde] heeft [opposant] hiervoor onder meer op 13 maart 2007 € 1.960,88 gefactureerd en op 1 mei 2007 € 6.167,11. Deze facturen zijn onbetaald gebleven.
3. Het geschil
3.1. [geopposeerde] heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [opposant] zal veroordelen tot betaling van € 8.127,99 vermeerderd met wettelijke rente en kosten.
3.2. Bij het verstekvonnis van 26 september 2007 zijn de vorderingen van [geopposeerde] toegewezen behoudens de kosten van beslaglegging. De rechtbank heeft [opposant] veroordeeld een bedrag van € 8.127,99 aan [geopposeerde] te betalen vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW. [opposant] is tevens veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [geopposeerde] tot de dag van de uitspraak begroot op in totaal € 757,75.
3.3. [opposant] vordert in het verzet dat het verstekvonnis wordt vernietigd en dat de vorderingen van [geopposeerde] alsnog worden afgewezen.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het verzet kan geacht worden tijdig en op de juiste wijze te zijn ingesteld, nu het tegendeel gesteld noch gebleken is, zodat [opposant] in zijn verzet kan worden ontvangen.
4.2. [opposant] betwist op zichzelf niet dat [geopposeerde], althans diens kantoorgenoot, werkzaamheden voor hem heeft verricht. Zijn verweer is in de eerste plaats dat hij met [geopposeerde] is overeengekomen dat hij voor diens werkzaamheden niet meer zou behoeven te betalen. [opposant] stelt dat hij die afspraak heeft bevestigd in zijn emailbericht aan [geopposeerde] van 22 maart 2007 en met name de zinsnede “2 de factuur dat u niet op mij verhaald.”
Uit deze zinsnede kan de volgens [opposant] gemaakte afspraak naar het oordeel van de rechtbank echter niet worden afgeleid. Met name niet, omdat [opposant] zijn bericht afsluit met de zin “Hier geef ik u aan paar stand punten die ik niet mee eens bent.” Dit wijst er op dat [opposant] in zijn bericht niet zozeer gemaakte afspraken heeft bevestigd, maar punten van onvrede heeft kenbaar gemaakt. Daar komt bij dat [geopposeerde] in zijn brieven van 26 maart 2007, 8 mei 2007 en 16 mei 2007 melding heeft gemaakt van een voorstel om na afloop van de procedure (tussen [opposant] en [naam verhuurder]) te bezien of er aanleiding is de einddeclaratie te matigen. Ook daaruit volgt dat er (nog) geen afspraak was gemaakt dat [opposant] [geopposeerde] niet meer zou behoeven te betalen. Integendeel, dat zou pas op een later moment worden bezien. [opposant] heeft geen andere feiten of omstandigheden aangedragen waaruit van de door hem gestelde afspraak zou kunnen blijken. Het verweer faalt daarom.
4.3. [opposant] betoogt verder dat [geopposeerde] zijn werk niet naar behoren heeft verricht en dat daarom de in rekening gebrachte bedragen te hoog zijn. Hij voert voorts aan dat hij als gevolg daarvan schade heeft geleden.
4.4. [opposant] betwist niet dat de gefactureerde bedragen betrekking hebben op daadwerkelijk verrichte werkzaamheden. Daarom gaat zijn betoog, dat de gefactureerde bedragen te hoog zijn, niet op. Dat betekent dat [opposant] in beginsel verplicht is de door [geopposeerde] gefactureerde bedragen te voldoen. Dat kan slechts anders zijn indien zijn betoog, dat [geopposeerde] zijn werkzaamheden niet naar behoren heeft uitgevoerd en dat hij daardoor schade heeft geleden, op gaat. In dat geval zou hij een eventuele vordering tot schadevergoeding kunnen verrekenen met de vordering van [geopposeerde].
4.5. De maatstaf die moet worden aangelegd is of [geopposeerde] heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht.
[opposant] verwijt [geopposeerde] dat deze een bedrag, dat [opposant] naar de rekening van [geopposeerde] had overgemaakt en dat bestemd was voor [naam verhuurder], niet direct aan [naam verhuurder] heeft overgemaakt. [opposant] meent dat [naam verhuurder] om die reden alsnog een gerechtelijke procedure tegen hem is gestart, die anders achterwege zou zijn gebleven. [geopposeerde] betwist dit. Hij heeft daartoe onweersproken verklaard dat de advocaat van [naam verhuurder] op de hoogte was van de betaling door [opposant] en dat [naam verhuurder] desondanks een procedure is begonnen, die overigens een voor [opposant] gunstige afloop had. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft [geopposeerde] onder meer verwezen naar een brief van de (opvolgend) advocaat van [naam verhuurder] van 28 februari 2008 waaruit blijkt dat het [naam verhuurder] niet alleen te doen was om betaling van achterstallige huurpenningen te verkrijgen, maar vooral om te komen tot beëindiging van de huurovereenkomst met [opposant]. In deze brief is tevens vermeld dat eventuele betaling door [opposant] er niet toe zou hebben geleid dat [naam verhuurder] zijn pogingen te komen tot beëindiging van de huurovereenkomst zou staken. Dat [naam verhuurder] een procedure is gestart viel dus buiten de invloedssfeer van [geopposeerde]. Gelet hierop heeft de rechtbank geen reden te concluderen dat [geopposeerde] zijn werk niet naar behoren heeft verricht.
4.6. Bij het voorgaande komt nog dat [opposant] in het geheel niet concreet heeft gemaakt, laat staan onderbouwd, wat zijn schade is, zodat ook om die reden zijn betoog niet kan slagen.
4.7. [geopposeerde] heeft ter comparitie verklaard dat hij zijn vordering wil vermeerderen in die zin dat hij ook de kosten van beslaglegging vergoed wil krijgen. In het verstekvonnis is hierover overwogen dat deze vordering wordt afgewezen, omdat het beslag nietig moet worden geacht aangezien gesteld noch gebleken is dat overbetekening van de dagvaarding aan de derde beslagenen heeft plaatsgevonden. Uit de exploten van beslaglegging blijkt echter dat de dagvaarding op dat moment reeds was uitgebracht zodat overbetekening niet meer vereist was. De rechtbank heeft daarom ten onrechte geoordeeld dat er sprake was van een nietig beslag. Op grond hiervan zal de vordering van [geopposeerde] tot vergoeding van de beslagkosten alsnog worden toegewezen. Deze kosten worden begroot op in totaal € 399,13. Dit bedrag is als volgt samengesteld:
- exploit van 3 augustus 2007 tot beslaglegging onder de ABN-AMRO Bank: € 176,73
- exploit van 3 augustus 2007 tot beslaglegging onder [xxx]: € 151,01
- exploit van 10 augustus 2007 waarbij de beslagstukken aan [opposant] zijn betekend: € 71,39.
4.8. Op grond van het voorgaande zal het verzet ongegrond worden verklaard.
[opposant] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het verzet worden verwezen. De kosten worden aan de zijde van [geopposeerde] begroot op:
- salaris procureur € 384,00 (1,0 punt × tarief € 384,00)
Totaal € 384,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. verklaart het verzet tegen het door deze rechtbank op 26 september 2007 onder zaaknummer / rolnummer 159360 / HA ZA 07-1308 gewezen verstekvonnis ongegrond,
5.2. veroordeelt [opposant] in de door [geopposeerde] gemaakte kosten van beslaglegging, begroot op € 399,13,
5.3. veroordeelt [opposant] in de kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van [geopposeerde] tot op heden begroot op € 384,00,
5.4. verklaart dit vonnis wat betreft de beslissingen onder 5.2. en 5.3. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E.M. Overkamp en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2008.