zaaknummer / rolnummer: 166608 / KG ZA 08-110
Vonnis in kort geding van 20 maart 2008
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STAFFPLANNING HOLDING B.V.,
gevestigd te ‘s-Hertogenbosch,
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
procureur mr. F.J. Boom,
advocaat mr. P.H. Louwers te 's-Hertogenbosch,
1. [ged.conv./eis.reconv.1],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
procureur mr. R. Ph. Elzas,
advocaat mr. C.J. de Lange te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VITAE NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
procureur mr. R. Ph. Elzas,
advocaat mr. A.M. Bos te Amsterdam .
Partijen zullen hierna Staffplanning, [ged.conv./eis.reconv.1] en Vitae worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van Staffplanning
- de pleitnota van [ged.conv./eis.reconv.1]
- de pleitnota van Vitae
- de eis in reconventie van [ged.conv./eis.reconv.1].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Staffplanning, ‘Partner in bemensingsvraagstukken’, legt zich, kort gezegd, onder meer toe op werving, selectie en detachering van hoger opgeleiden (MBO, HBO en WO) op een breed scala van gebieden, zoals nader omschreven onder 2.3. Zij is werkzaam binnen heel Nederland en heeft elf vestigingen.
2.2. [ged.conv./eis.reconv.1] is op 1 september 1997 als consultant werving en selectie in dienst getreden bij Staffplanning. Na vervolgens vestigingsmanager en national accountmanager te zijn geweest heeft zij met ingang van 1 november 2006 haar dienstverband bij Staffplanning voortgezet in de functie van Commercieel Manager. Blijkens de functieomschrijving is de Commercieel Manager onder meer verantwoordelijk voor de groei van het aantal grote nationale klanten en het distribueren van de aldaar verkregen ´best practice´ kennis naar het vestigingennetwerk. Voorts staat het ontwikkelen van national sales & accountbeleid als onderdeel van het commerciële beleid van Staffplanning genoemd in de functieomschrijving van de Commercieel Manager.
2.3. In de arbeidsovereenkomst van 5 december 2006 (hierna: de arbeidsovereenkomst), die Staffplanning en [ged.conv./eis.reconv.1] zijn aangegaan voor haar nieuwe functie van Commercieel Manager, is een non-concurrentiebeding (hierna: het concurrentiebeding) opgenomen dat als volgt luidt:
Artikel 10
Het is de werknemer verboden om binnen een tijdvak van één jaar na beëindiging van de dienstbetrekking (bij een dienstverband korter dan één jaar: 6 maanden) binnen geheel Nederland in enigerlei vorm een zaak, gelijksoortig of aanverwant aan die van de werkgever, te drijven, mede te drijven, of te doen drijven, hetzij direct, hetzij indirect, als ook financieel in welk vorm ook bij een dergelijke zaak belang te hebben, direct of indirect, of daarin of daarvoor op enigerlei wijze werkzaam te zijn, hetzij tegen vergoeding hetzij om niet, of daarin aandeel van welke aard dan ook te hebben.
Omschrijving bedrijf
Onder een zaak, gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan die van de werkgever wordt in dit verband verstaan een zaak die haar klanten de navolgende diensten aanbiedt:
- werving
- selectie
- het ter beschikking stellen van arbeidskrachten
- het detacheren van personeel
voor de arbeidsdoelgroepen:
- MBO-ers met minimaal twee jaar werkervaring
- HBO-ers met en zonder werkervaring
- WO-ers met en zonder werkervaring
in de disciplines:
- Administratie en financiële controle
- Marketing en verkoop
- Inkoop en logistiek
- Personeel en organisatie
- Secretarieel en management support
2.4. In artikel 11 van de arbeidsovereenkomst is het volgende boetebeding opgenomen:
In afwijking van artikel 7:650 leden 3 tot en met 5 BW zal de werkneemster bij overtreding van artikel 8,9 en/of 10 een onmiddellijk opeisbare, tot voordeel van de werkgever strekkende verbeuren van € 4500 per overtreding en € 450 voor iedere dag waarop een overtreding eventueel voortduurt, onverminderd de overige rechten van de werkgever krachtens de wet of de onderhavige overeenkomst (…)
2.5. In november 2007 heeft [ged.conv./eis.reconv.1] aan de heer [naam directeur], directeur van Staffplanning en als zodanig haar leidinggevende, te kennen gegeven dat zij Staffplanning wilde verlaten om bij Vitae in dienst te treden in de functie van ´webentrepreneur´. Vitae houdt zich onder meer bezig met detachering en werving en selectie van middelbaar en hoger opgeleid personeel.
2.6. Het door Vitae overgelegde rolprofiel van een ´webentrepreneur´ luidt, voor zover van belang, als volgt:
Webentrepreneurs zijn verantwoordelijk voor het ontwikkelen van een nieuw specialisme, productvorm en/of marktgebied. Deze ontwikkeling krijgt gestalte door het signaleren en interpreteren van trends, maatschappelijke- en marktontwikkelingen. Dit kunnen zowel landelijke als regionale ontwikkelingen zijn die te maken hebben met de dienstverlening van Vitae.
[voornaam] [ged.conv./eis.reconv.1] is in dat kader verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het vermarkten van HR kennis. Het doel hiervan is om klanten ´Nieuwe Professional´-proof te maken. Hiervoor moet een fundamenteel nieuwe propositie binnen Vitae worden ontwikkeld. De weg daar naar toe verloopt via een elkaar versterkend proces van planontwikkeling en ´in de praktijk ervaren´. Uiteindelijk zal er een consultancy product aan klanten aangeboden worden, bestaande uit advisering rondom de invulling van goed werkgeverschap vanuit de visie van de Nieuwe Professional, waarbij verschillende HR processen en –systemen (zoals leiderschap en beoordeling- en beloningsystemen) worden verbeterd en vernieuwd.
[voornaam] [ged.conv./eis.reconv.1] beperkt zich bij de praktijktoetsing aan klanten de eerste 12 maanden vanaf indiensttreding tot de bestaande opdrachtgevers van Vitae, waarmee we vanuit onze technische specialismen zaken doen, in beginsel alleen de regio´s Arnhem en Utrecht.
2.7. Vervolgens is tussen Staffplanning, [ged.conv./eis.reconv.1] en Vitae gesproken en gecorrespondeerd over de inhoud van de door [ged.conv./eis.reconv.1] bij Vitae te bekleden functie en over de vraag of [ged.conv./eis.reconv.1] daarmee het concurrentiebeding zou overtreden. Bij brieven van 27 november 2007, 6 december 2007 en 20 december 2007 heeft Staffplanning [ged.conv./eis.reconv.1] onder meer verzocht en gesommeerd geen uitvoering te geven aan haar voornemen om in enigerlei vorm een samenwerking aan te gaan met enig onderdeel van de Vitae organisatie omdat zij daarmee het concurrentiebeding zou overtreden. Ook heeft Staffplanning [ged.conv./eis.reconv.1] erop gewezen dat zij bij indiensttreding van Vitae een onmiddellijk opeisbare boete zou verbeuren, en een boete voor elke dag dat de overtreding mocht voortduren. Daarnaast heeft Staffplanning Vitae verzocht en gesommeerd [ged.conv./eis.reconv.1] niet in dienst te nemen omdat zij anders onrechtmatig jegens Staffplanning zou handelen.
2.8. Bij brief van 28 november 2007 heeft [ged.conv./eis.reconv.1] haar dienstverband met Staffplanning opgezegd.
2.9. Bij brieven van 28 november en 12 december 2007 heeft Vitae op de sommaties van Staffplanning, kort weergegeven, geantwoord dat Staffplanning naar haar mening geen schade te vrezen heeft omdat [ged.conv./eis.reconv.1] niet in het vaarwater van Staffplanning zou komen. In januari 2008 heeft nog overleg plaatsgevonden tussen alle betrokken partijen. Hun verschil van inzicht met betrekking tot het concurrentiebeding bleef echter bestaan.
2.10. Bij brief van 30 januari 2008 heeft Staffplanning ten slotte haar sommaties richting [ged.conv./eis.reconv.1] en Vitae herhaald en gehandhaafd.
2.11. [ged.conv./eis.reconv.1] is met ingang van 1 februari 2008 in dienst getreden bij Vitae.
3. Het geschil in conventie
3.1. Staffplanning vordert, samengevat:
1) [ged.conv./eis.reconv.1] te verbieden om bij Vitae in dienst te treden of, indien zij daar al werkzaam is, in dienst te blijven, op straffe van een dwangsom naast de contractuele boete,
2) [ged.conv./eis.reconv.1] te veroordelen om aan haar € 4.500,-- te betalen, vermeerderd met
€ 450,-- voor elke dag vanaf 1 februari 2008 dat de werkzaamheden van [ged.conv./eis.reconv.1] bij Vitae niet zijn geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke rente,
3) Vitae op straffe van een dwangsom te verbieden om [ged.conv./eis.reconv.1] in dienst te nemen of, indien zij er al werkzaam is, dit dienstverband te beëindigen,
een en ander met de veroordeling van [ged.conv./eis.reconv.1] en / of Vitae in de kosten van dit geding, inclusief de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van de algehele voldoening.
3.2. Staffplanning legt hieraan, samengevat, het volgende ten grondslag. Vitae is een aan Staffplanning gelijksoortige onderneming, zoals omschreven in het concurrentiebeding en bestrijkt klantengroepen in dezelfde branches. Het recent aangegane en specifiek geformuleerde concurrentiebeding verbiedt indiensttreding van [ged.conv./eis.reconv.1] bij Vitae. De functie die [ged.conv./eis.reconv.1] bij Vitae gaat vervullen bevindt zich op het terrein van HR advies / consultancy, op welk gebied zij bij Staffplanning ook werkzaam was en welk gebied, te weten personeel en organisatie, door het concurrentiebeding wordt bestreken. [ged.conv./eis.reconv.1] beschikt uit hoofde van haar functie over een omvattende kennis van nagenoeg al hetgeen binnen Staffplanning omging dus ook op het gebied van allerlei HR processen. Het spoedeisend belang van Staffplanning bij het voorkomen dat Vitae oneigenlijk concurrentievoordeel behaalt door indiensttreding van [ged.conv./eis.reconv.1] binnen een jaar na het einde van haar arbeidsovereenkomst dient zwaarder te wegen dan het belang van [ged.conv./eis.reconv.1]. Vitae handelt onrechtmatig, door willens en wetens [ged.conv./eis.reconv.1] in dienst te nemen, terwijl zij weet van het concurrentiebeding en de opstelling van Staffplanning daaromtrent.
3.3. [ged.conv./eis.reconv.1] en Vitae voeren gemotiveerd verweer, dat kort samengevat, als volgt luidt. De functie die [ged.conv./eis.reconv.1] bij Vitae zal gaan uitoefenen valt niet onder de werking van het concurrentiebeding. De discipline Techniek, waarvoor [ged.conv./eis.reconv.1] werkzaam zal zijn, valt niet onder de in het concurrentiebeding genoemde disciplines. De functie van webentrepreneur is niet te vergelijken met de functie van commercieel manager, zodat [ged.conv./eis.reconv.1] haar als commercieel manager opgedane kennis niet voor haar functie bij Vitae kan gebruiken. Staffplanning zal dus geen nadeel ondervinden van de overstap van [ged.conv./eis.reconv.1] naar Vitae en Vitae behaalt daarmee geen voordeel ten nadele van Staffplanning. Bovendien is de bescherming van bedrijfsgeheimen reeds gedekt door het ook in de arbeidsovereenkomst opgenomen geheimhoudingsbeding. Voor zover Staffplanning vreest dat [ged.conv./eis.reconv.1] klanten van Staffplanning zal bewegen naar Vitae over te stappen, is [ged.conv./eis.reconv.1] bereid een relatiebeding overeen te komen. Er is dus geen sprake van een toerekenbare tekortkoming van [ged.conv./eis.reconv.1] en ook niet van onrechtmatig handelen van Vitae. Het belang van [ged.conv./eis.reconv.1] bij indiensttreding van Vitae waar zij de uitdaging krijgt, die zij bij Staffplanning niet meer stelt te kunnen vinden door de aldaar recent doorgevoerde reorganisatie, dient onder deze omstandigheden zwaarder te wegen dan het belang van Vitae.
3.4. Op de stellingen van partijen zal, voor zover nodig, hierna nader worden ingegaan.
4. Het geschil in voorwaardelijke reconventie
4.1. [ged.conv./eis.reconv.1] concludeert tot afwijzing van de in conventie gevorderde voorzieningen maar vordert voor het geval van toewijzing daarvan, samengevat:
A. Primair:
1) Staffplanning te gebieden dat zij zal gedogen dat [ged.conv./eis.reconv.1] vanaf 1 februari 2008 elders werkt, meer in concreto voor Vitae, dan wel
2) het concurrentiebeding vanaf 1 februari 2008, dan wel vanaf een redelijk te achten datum, te schorsen,
3) Staffplanning te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 4.280,-- bruto per maand, bij wijze van voorschot op de vergoeding ex artikel 7:653 lid 4 BW, indien en voor de duur dat Staffplanning zich op het concurrentiebeding zou blijven beroepen en [ged.conv./eis.reconv.1] daardoor in afwachting van de bodemprocedure genoodzaakt ziet af te zien van werkzaamheden bij Vitae,
Subsidiair:
Staffplanning te veroordelen om aan [ged.conv./eis.reconv.1] te betalen een bedrag van
€ 4.280,-- bruto per maand, bij wijze van voorschot op de vergoeding ex artikel 7:653 lid 4 BW voor de duur van de beperking door het concurrentiebeding
B. matiging van eventueel door [ged.conv./eis.reconv.1] verbeurde boetes voor zover de voorzieningenrechter van oordeel is dat het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk in stand blijft en [ged.conv./eis.reconv.1] boetes heeft verbeurd,
C. Staffplanning te veroordelen in de kosten van dit geding.
4.2. [ged.conv./eis.reconv.1] legt daaraan het volgende ten grondslag. Mocht zij al aan het beding gehouden zijn, dan heeft zij om de navolgende redenen belang bij gehele of gedeeltelijke schorsing daarvan dan wel bij een vergoeding ex artikel 7:653 lid 4 BW voor de duur dat zij verplicht is af te zien van indiensttreding bij Vitae. In mei 2007 heeft zij bij haar leidinggevende aangekaart dat haar functie van commercieel manager voor haar geen uitdaging meer was en meer van hetzelfde bleek te zijn. Een in oktober 2007 op handen zijnde en inmiddels doorgevoerde structuurwijziging leidde tot een inperking van haar functie en een extra leidinggevende boven haar, aan wie zij moest rapporteren. Haar lidmaatschap van het management team, dat toch al niet veel om het lijf had, werd verder uitgehold. De nieuwe uitdaging en perspectieven die zij per 1 november 2006 meende te zijn aangegaan vielen tegen, waardoor zij zich genoodzaakt voelde te vertrekken. Bovendien zijn andere werknemers van Staffplanning, die al eerder naar concurrenten zijn vertrokken, niet gehouden aan het concurrentiebeding. Haar nieuwe functie als webentrepreneur bij Vitae ziet ze als een nieuwe uitdaging, terwijl ze er bovendien financieel en in verband met haar gezin ook nog praktisch op vooruit gaat bij een 32-urig in plaats van 36-urig dienstverband.
4.3. Staffplanning voert gemotiveerd verweer tegen de vorderingen in voorwaardelijke reconventie. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling in conventie en in voorwaardelijke reconventie
in conventie
5.1. Het spoedeisend belang van Staffplanning vloeit voldoende voort uit de aard van de door haar gevorderde voorzieningen.
Ten aanzien van [ged.conv./eis.reconv.1]
5.2. Niet in geschil is dat het concurrentiebeding rechtsgeldig is overeengekomen. Bij haar laatste functiewijziging heeft [ged.conv./eis.reconv.1] op 5 december 2006 een nieuwe arbeidsovereenkomst en dus ook het daarin in artikel 10 opgenomen concurrentiebeding ondertekend. Dit schriftelijk overeengekomen beding bindt de partijen.
5.3. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kunnen Staffplanning en Vitae worden beschouwd als gelijksoortige ondernemingen in de zin van het concurrentiebeding. Beide bedrijven zijn onder meer actief op het terrein van de werving en selectie, uitzenden en detachering van middelbaar en hoger opgeleid personeel. Deze diensten zijn als zodanig genoemd in de in het concurrentiebeding opgenomen definitie van ‘een aan Staffplanning gelijksoortige of aanverwante zaak’. Dat de verschillende disciplines waarin de beide bedrijven deze diensten aanbieden niet geheel overeenstemmen en Vitae deze diensten ook in de technische sector aanbiedt maakt dit niet anders. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat er sprake is van een deels overlappende klantenkring.
5.4. Bij letterlijke lezing van het concurrentiebeding betekent dit in dit geval voor [ged.conv./eis.reconv.1] dat het haar verboden is om binnen één jaar na 1 februari 2008 binnen heel Nederland op enigerlei wijze werkzaam te zijn in een zaak, gelijksoortig of aanverwant aan die van Staffplanning. Dit is een vrij ruim geformuleerd beding, zeker nu daarin ‘op enigerlei wijze’ is opgenomen. Het verrichten van werkzaamheden door [ged.conv./eis.reconv.1] voor Vitae valt bij letterlijke uitleg dus onder de reikwijdte van dit beding, zodat van [ged.conv./eis.reconv.1] in beginsel kan worden gevergd zich gedurende een jaar te onthouden van indiensttreding bij Vitae. Ook bij een meer beperkte uitleg van het concurrentiebeding in die zin dat het verbod daarnaast slechts zou gelden in het geval van het verrichten van identieke, gelijksoortige of aanverwante werkzaamheden, valt de onderhavige indiensttreding van [ged.conv./eis.reconv.1] bij Vitae naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter onder de werking daarvan, hetgeen hierna onder 5.9 nader zal worden gemotiveerd. Het concurrentiebeding biedt op zichzelf voldoende grondslag voor toewijzing van het gevorderde verbod voor [ged.conv./eis.reconv.1] om in dienst te blijven bij Vitae.
5.5. [ged.conv./eis.reconv.1] heeft onweersproken gesteld dat zij bij Vitae tot op heden nog niet de activiteiten heeft verricht waarvoor zij feitelijk is aangenomen, maar dat zij in verband met deze procedure zich nog slechts bezig heeft gehouden met kennismaking met Vitae en haar medewerkers. Omdat de voorzieningenrechter geen reden ziet om hieraan te twijfelen en er dus vooralsnog geen sprake is van werkzaamheden, zal de op artikel 11 van de arbeidsovereenkomst gebaseerde vordering tot betaling van boetes worden afgewezen.
5.6. Ter beantwoording staat voorts of Vitae onrechtmatig jegens Staffplanning handelt door het aannemen van [ged.conv./eis.reconv.1] die aan een concurrentiebeding gebonden is. De voorzieningenrechter sluit voor de beantwoording van deze vraag aan bij vaste rechtspraak van de Hoge Raad (laatstelijk HR 26 januari 2007, NJ 2007, 78) krachtens welke het handelen met iemand, terwijl men weet dat deze door dat handelen een door hem met een derde gesloten overeenkomst schendt, op zichzelf jegens die derde niet onrechtmatig is. Van onrechtmatigheid is pas sprake indien die aangesproken partij weet of behoort te weten dat zijn wederpartij door het sluiten van de desbetreffende overeenkomst, kort gezegd, wanprestatie pleegt jegens een derde, en bovendien sprake is van bijkomende omstandigheden. De enkele wetenschap van de toerekenbare tekortkoming van de werknemer is dus nog niet voldoende voor het aannemen van onrechtmatig handelen. Het aannemelijk zijn dat de nieuwe werkgever daaraan voordeel ontleent en de oude werkgever daardoor nadeel lijdt is daarvoor naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook nog niet voldoende. Van een dergelijke tot onrechtmatigheid leidende bijkomende omstandigheid is bijvoorbeeld sprake als de nieuwe werkgever, wetend van het concurrentiebeding, van de kennis van de nieuwe werknemer gebruik maakt om relaties van diens oude werkgever te bewegen om over te stappen naar haar, kortom, als de nieuwe werkgever op oneerlijke wijze onder de duiven van de voormalige werkgever schiet (zie: Vzr. Rb. Rotterdam 20 februari 2007, JAR 2007, 84). Een andere bijkomende omstandigheid kan bijvoorbeeld zijn de uitlokking of bevordering van de wanprestatie. Dergelijke bijkomende omstandigheden zijn niet gesteld en in het kader van dit kort geding in het geheel niet aannemelijk geworden, zodat het jegens Vitae gevorderde zal worden afgewezen.
5.7. Of en in hoeverre de vorderingen in conventie jegens [ged.conv./eis.reconv.1] zullen worden toegewezen, is vervolgens ook afhankelijk van het antwoord op de vraag of er aanleiding is voor toewijzing van de door [ged.conv./eis.reconv.1] in reconventie gevorderde voorlopige schorsing van het concurrentiebeding. De voorwaarde waaronder de reconventionele vordering is ingesteld is immers in vervulling gegaan.
in voorwaardelijke reconventie
5.8. Voor het antwoord op de vraag of er gronden zijn om het beding geheel of gedeeltelijk te schorsen dient het belang van de werkgever om zijn bedrijfsdebiet te beschermen te worden afgewogen tegen het belang van de werknemer bij vrije arbeidskeuze (zie: Hof Arnhem 24 juli 2007, JAR 2007, 207).
5.9. Op grond van de overgelegde stukken en het ter zitting verhandelde heeft Staffplanning naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat zij mogelijk nadeel zal ondervinden van de indiensttreding van [ged.conv./eis.reconv.1] bij Vitae in die zin dat zij daardoor mogelijk geduchte concurrentie zal gaan ondervinden op het gebied van HR-oplossingen voor bedrijven. Voldoende aannemelijk is geworden dat de dienstverlening van Staffplanning verder gaat dan het werven, selecteren en detacheren van personeel en dat zij zichzelf ook als een volwassen HR-dienstverlener beschouwt, dat zij streeft naar het verbeteren van HR-processen binnen bedrijven en wil uitblinken in het HR-vlak. Als commercieel manager bij Staffplanning maar ook in daaraan voorafgaande functies bij Staffplanning heeft [ged.conv./eis.reconv.1] gedurende ruim 9 jaar veel kennis en vaardigheden opgedaan binnen de uitzend- en werving en selectiebranche. Zij is niet alleen verantwoordelijk geweest voor de bemiddeling van personeel bij en het onderhouden van contact met de grote klanten, maar ook op hoog niveau binnen het bedrijf medeverantwoordelijk voor het commerciële beleid. Ook al ligt het accent in haar nieuwe functie bij Vitae niet op het commerciële vlak, maar op het ontwikkelen van een nieuw concept van dienstverlening en advisering op HR gebied, niet valt uit te sluiten dat de uitgebreide en branchespecifieke kennis en ervaring die zij gedurende ruim 9 jaar bij Staffplanning heeft opgedaan, wellicht ook direct of indirect op HR gebied, in haar nieuwe functie van pas kunnen komen en direct of indirect zullen leiden tot de ontwikkeling en vermarkting van een voor Staffplanning concurrerend product. Onder deze omstandigheden heeft Staffplanning naar het oordeel van de voorzieningenrechter een zwaarwegend belang bij handhaving van het concurrentiebeding. [ged.conv./eis.reconv.1] zal zich daar voorlopig aan moeten houden, wat voor haar betekent dat zij de functie van webentrepreneur bij Vitae voorlopig niet mag gaan uitoefenen.
5.10. [ged.conv./eis.reconv.1] heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter op haar beurt ook voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een zwaarwegend belang heeft bij schorsing van het concurrentiebeding. Zij kan bij Vitae een voor haar uitdagende functie op haar niveau gaan bekleden waarbij zij zich een hoop nieuwe vaardigheden eigen zal moeten maken en in dat kader ook opleiding zal genieten. Ze gaat er daarbij bovendien bij een kortere werkweek qua salaris toch op vooruit. Het vinden van een andere niet onder het concurrentiebeding vallende baan op haar niveau is, vanwege de ruime reikwijdte van het beding, niet zo gemakkelijk als Staffplanning dat doet voorkomen. De door Staffplanning overgelegde voorbeelden van openstaande vacatures betreffen allemaal banen waarbij zij, bijvoorbeeld als recruitment officer, binnen één bedrijf werkzaam zal zijn, werkzaamheden die niet vergelijkbaar zijn met haar huidige functie of de functie die zij als ontwikkelaar / consultant bij Vitae wil gaan bekleden. Omdat, naast het genoemde belang van [ged.conv./eis.reconv.1], het voordeel van de door haar bij Staffplanning opgedane kennis en vaardigheden op haar functioneren bij Vitae naar het oordeel van de voorzieningenrechter na verloop van tijd minder zal worden, ziet de voorzieningenrechter aanleiding tot een gedeeltelijke schorsing van dit beding, te weten voor zover het langer duurt dan 8 maanden na het einde van het dienstverband, dus vanaf 1 oktober 2008. De voorzieningenrechter acht daarmee voorshands waarschijnlijk dat het concurrentiebeding in een eventuele bodemprocedure ex artikel 7:653 lid 2 BW gedeeltelijk zal worden vernietigd en neemt met de gedeeltelijke schorsing daarvan een voorschot op de uitkomst van die eventuele bodemprocedure.
5.11. Omdat [ged.conv./eis.reconv.1] door de handhaving van dit beding daarnaast, vanwege de zeer ruime formulering daarvan, behoorlijk wordt belemmerd in het vinden van een gelijkwaardige of betere functie op haar niveau en zij daar dus nadeel van ondervindt, ziet de voorzieningenrechter ook aanleiding tot volledige toewijzing van de door [ged.conv./eis.reconv.1] gevorderde vergoeding krachtens artikel 7:653 lid 4 BW voor de duur dat zij zich aan het beding zal moeten houden.
in conventie en in voorwaardelijke reconventie
5.12. De voorzieningenrechter zal [ged.conv./eis.reconv.1] tot 1 oktober 2008 verbieden werkzaam te zijn voor Vitae. Dit verbod zal worden versterkt met een dwangsom, die aan een maximum zal worden gebonden. Ter compensatie voor het nadeel dat [ged.conv./eis.reconv.1] daarvan ondervindt, zal Staffplanning aan haar voor de duur van het verbod een maandelijkse vergoeding moeten betalen.
5.13. Aangezien [ged.conv./eis.reconv.1] en Staffplanning zowel in conventie als in reconventie over en weer op enige punten in het ongelijk zijn gesteld, zullen de kosten van dit kort geding tussen hen worden gecompenseerd. Staffplanning zal wel worden veroordeeld in de kosten van Vitae in conventie, omdat zij jegens Vitae in het ongelijk is gesteld.
6. De beslissing
De voorzieningenrechter
6.1. verbiedt [ged.conv./eis.reconv.1], na betekening van dit vonnis, voor de duur van 8 maanden na 1 februari 2008, dus tot 1 oktober 2008, om bij Vitae in dienst te blijven,
6.2. veroordeelt [ged.conv./eis.reconv.1] om, ingeval zij (na betekening van dit vonnis) het bovenstaande verbod overtreedt, aan Staffplanning een dwangsom te betalen van € 5.000,-- per dag, echter met een maximum van € 100.000,--,
6.3. compenseert de proceskosten in conventie tussen Staffplanning en [ged.conv./eis.reconv.1] in die zin, dat zij elk hun eigen kosten dragen,
6.4. veroordeelt Staffplanning in de kosten van Vitae in deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Vitae bepaald op € 816,-- voor salaris procureur en op € 254,-- voor griffierecht,
6.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.6. wijst het meer of anders gevorderde af,
6.7. schorst het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding vanaf 1 oktober 2008,
6.8. veroordeelt Staffplanning aan [ged.conv./eis.reconv.1] te betalen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, een bedrag van € 4.280,-- bruto per maand, vanaf 1 februari 2008 tot 1 oktober 2008,
6.9. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.10. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. de Vries en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.A. Satijn op 20 maart 2008.