ECLI:NL:RBARN:2008:BC7662
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot dwangregeling ex artikel 287a Faillissementswet
In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 25 maart 2008 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, ingediend door verzoekster. Het verzoek was gericht aan de Royal Bank of Scotland (RBS) om in te stemmen met een voorgestelde schuldregeling op basis van artikel 287a van de Faillissementswet. De rechtbank heeft onderzocht of het voorstel van verzoekster goed en betrouwbaar was gedocumenteerd en of het bod het uiterste was waartoe verzoekster financieel in staat was. Verzoekster had een aanbod gedaan waarbij een deel van haar inkomen behouden zou blijven, vergelijkbaar met de situatie als een schuldsaneringsregeling van toepassing zou zijn verklaard.
Echter, tijdens de zitting bleek dat verzoekster onjuiste informatie had verstrekt over haar alimentatie en dat zij niet actief op zoek was naar een fulltime baan. De rechtbank oordeelde dat niet voldoende vaststond dat de uitvoering van het aanbod zou leiden tot een uitbetaling aan de schuldeisers die als uiterste moest worden beschouwd. Bovendien was gebleken dat niet alle activa van verzoekster ten goede waren gekomen aan de schuldeisers. RBS had geweigerd in te stemmen met de schuldregeling en had derdenbeslag gelegd op het salaris van verzoekster.
De rechtbank concludeerde dat RBS in redelijkheid tot weigering van instemming met de schuldregeling had kunnen komen, gezien de onevenredigheid tussen haar belangen en die van verzoekster en de overige schuldeisers. Daarom werd het verzoek tot het opleggen van de schuldregeling afgewezen. De rechtbank bepaalde dat het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling op 31 maart 2008 verder behandeld zou worden, waarbij verzoekster stukken met betrekking tot de afkoop van de beleggingsverzekering en de verkoop van de auto diende mee te nemen.