zaaknummer / rolnummer: 154986 / HA ZA 07-697
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[pms] B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
eiseres,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. J.A. Huijgen te 's-Gravenhage,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[GI] B.V.,
gevestigd te Culemborg,
gedaagde,
procureur mr. F.J. Boom,
advocaat mr. P. van Duijvenvoorde te Utrecht.
Partijen zullen hierna PMS en [GI] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 augustus 2007
- het proces-verbaal van comparitie van 29 oktober 2007
- de akte van [GI]
- de antwoordakte van PMS
- de akte uitlating productie van [GI].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. PMS houdt zich onder meer bezig met het optreden als promotor en tussenpersoon en het opsporen van projecten, onder meer in de (kantoor)meubelbranche.
[GI] houdt zich bezig met het fabriceren van en de handel in onder meer kantoormeubelen.
2.2. Vanaf het begin van 2003 was PMS ervan op de hoogte dat Alcatel, een Belgische onderneming, een nieuwe order voor een aanzienlijke hoeveelheid kantoormeubelen zou plaatsen voor de inrichting van een nieuw kantoor in Antwerpen.
2.3. PMS heeft contact gezocht met [GI] en zij hebben een overeenkomst gesloten die is vastgelegd in een brief van [GI] aan PMS van 4 juli 2003 (verder te noemen de overeenkomst). Daarin staat onder meer het volgende:
Hierbij bevestigen wij de tussen u en [GI] [ ] BV gemaakt afspraak dat, bij gesloten opdracht voor de firma Alcatel in België, [GI] aan [PMS] BV een provisie van 5% zal uitbetalen over alle door [GI] geproduceerde meubelen. Deze overeenkomst geldt voor 1 jaar na de eerste gesloten opdracht. Voor alle vervolgorders in genoemd jaar (dus na de eerste opdracht) gelden dezelfde condities.
2.4. Alcatel heeft [GI] in februari 2006 opdracht verleend om meubilair te leveren.
3. Het geschil
3.1. PMS vordert veroordeling van [GI] om:
- binnen één maand na betekening van dit vonnis inzicht te geven in alle gedurende één jaar na de eerste met Alcatel gesloten opdracht voor Alcatel geproduceerde meubelen en de daarvoor gefactureerde prijs, zulks door middel van een accountantsverklaring, e.e.a. op straffe van een dwangsom van € 500,-- per dag dat [GI], nadat voornoemde termijn van één maand is verstreken, met het verstrekken van de accountantsverklaring in gebreke blijft,
- binnen twee weken nadat de accountant de omvang van de productie en omzet heeft vastgesteld over te gaan tot betaling aan PMS van 5% (te vermeerderen met BTW) over de betreffende omzet,
- tot betaling van de wettelijke rente over de verschuldigde provisie vanaf twee weken nadat de leveranties hebben plaatsgevonden, althans vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum,
- tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 500,--,
een en ander met veroordeling van [GI] in de proceskosten.
3.2. PMS baseert haar vorderingen op de hiervoor in r.o. 2.3 vermelde overeenkomst en stelt dat [GI] ondanks diverse verzoeken daartoe en ingebrekestelling, haar verplichtingen uit hoofde van die overeenkomst niet nakomt. PMS stelt dat [GI] door middel van een accountantsverklaring inzicht moet geven in de gedurende het eerste jaar ontvangen orders van Alcatel en dient over te gaan tot betaling aan haar van de overeengekomen provisie van 5% over de met die orders bereikte omzet.
3.3. [GI] voert gemotiveerd verweer. [GI] voert aan dat PMS geen aanspraak kan maken op de provisie omdat PMS na 4 juli 2003 geen enkele inspanning heeft verricht die heeft geleid tot de order(s) van Alcatel aan [GI].
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Partijen twisten over de vraag of de overeenkomst moet worden gekwalificeerd als een bemiddelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:425 ev BW.
PMS stelt zich op het standpunt dat die vraag ontkennend moet worden beantwoord. Zij verwijst in dit verband naar de bewoordingen van de overeenkomst. Uit die bewoordingen volgt volgens PMS dat zij niet alleen aanspraak heeft op de overeengekomen provisie als de beoogde overeenkomst tussen Alcatel en [GI] door haar inspanning tot stand is gekomen. Volgens PMS moet de overeenkomst tussen partijen worden beschouwd als een ‘tipovereenkomst’ hetgeen betekent dat PMS aanspraak kan maken op de provisie bij totstandkoming van een overeenkomst tussen Alcatel en [GI], ongeacht de invloed die PMS op die totstandkoming heeft uitgeoefend.
4.2. [GI] meent dat een redelijke uitleg van de overeenkomst tussen partijen met zich meebrengt dat partijen hebben beoogd dat PMS zich zou inspannen om via haar ‘ingang/contacten’ bij Alcatel, [GI] en Alcatel bij elkaar te brengen. Indien [GI] als gevolg van deze bemiddeling orders zou verkrijgen van Alcatel, dan, en alleen dan, zou PMS recht hebben op een provisie van 5%, aldus [GI]. Volgens [GI] leidt de door PMS gegeven uitleg van de overeenkomst tot het uiterst onredelijke en onbillijke resultaat dat PMS, zonder enige van betekenis zijnde inspanning, een substantieel bedrag aan provisie zou opstrijken en dit is volgens [GI] evident niet de bedoeling geweest van partijen.
4.3. Voor de beantwoording van de hiervoor in r.o. 4.1 vermelde vraag moet de overeenkomst tussen partijen worden uitgelegd volgens de zogenaamde Haviltexnorm. Volgens die norm kan de vraag wat partijen zijn overeengekomen niet worden beantwoord enkel op grond van een taalkundige uitleg van de bewoordingen van de overeenkomst. Steeds komt het aan op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen moeten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Dat de bewoordingen van de overeenkomst niet doorslaggevend zijn, betekent overigens niet dat zij niet van belang zijn.
4.4. De rechtbank onderschrijft het standpunt van PMS dat uit de bewoordingen van de overeenkomst niet volgt dat PMS alleen maar aanspraak zou kunnen maken op de provisie in het geval de orders van Alcatel aan [GI] door háár inspanningen tot stand zouden zijn gekomen.
4.5. De rechtbank stelt echter vast dat PMS niet consequent lijkt in haar in r.o. 4.1 vermelde standpunt aangezien zij in de dagvaarding heeft gesteld dat PMS na het bevestigen van de gemaakte afspraken nog diverse inspanningen heeft verricht (punt 9) en dat PMS [GI] bij Alcatel heeft geïntroduceerd en voorts inspanningen heeft verricht om te trachten te bereiken dat tussen [GI] en Alcatel een overeenkomst tot stand zou komen (punt 16). In de antwoordakte beroept PMS zich voorts nog op een arrest van het gerechtshof te Leeuwarden d.d. 28 december 1994 (NJ 1996,117) waarin is beslist dat het enkel bij elkaar brengen van partijen onder omstandigheden ook als een bemiddelingsovereenkomst kan worden gekwalificeerd. Dit arrest ondersteunt dus niet het standpunt van PMS dat de overeenkomst géén bemiddelingsovereenkomst is.
4.6. Van de kant van PMS is door haar directeur [adres] op de comparitie onder meer het volgende verklaard:
(…) Ik heb vervolgens laten uitzoeken wie er verantwoordelijk was bij Alcatel voor de inkoop van het meubilair. Met die mensen heb ik kennis gemaakt en ik heb vervolgens tegen [betrokkene] (directeur van [GI], rechtbank) gezegd: “Ik denk dat ik iemand weet.” Die mensen hebben de fabriek bezocht van [GI] te Culemborg en tijdens de lunch is de afspraak gemaakt zoals die staat vermeld in de brief van 4 juli 2003. Ik zou de bouw volgen en kijken wie bij Alcatel zou beslissen over de aanschaf van het meubilair en beïnvloeden dat Alcatel ten gunste van [GI] zou beslissen. Dat heb ik ook gedaan. De catalogus van [GI] is via de heer [betrokkene 2] terecht gekomen op het bureau van de heer [beslisser bij Alcatel], zijnde de beslisser bij Alcatel. (…) Ik heb [beslisser bij Alcatel] ervan overtuigd dat Alcatel België bij [GI] het meubilair moest kopen. Ik heb de bouw gevolgd en maandelijks bij de heer [betrokkene 2] geïnformeerd over het meubilair, of er nieuw meubilair zou worden aangeschaft of dat het oude meubilair zou worden meegenomen. Ik heb ook uitgezocht welk meubilair er in Parijs stond en aangegeven waarom het meubilair van [GI] beter was.
Ik heb op 9 juli 2003 ook nog een brief geschreven naar [GI] en een naam doorgegeven van iemand van Alcatel die een grote vinger in de pap had bij de beslissing over de aanschaf van het meubilair. Voorts heb ik [GI] in een brief van 13 januari 2006 nog gewezen op iemand die van belang zou kunnen zijn, namelijk de heer Jan de Keper, de chef van [beslisser bij Alcatel].
Ik heb ook nog [GI] op de interieurarchitect van het gebouw van Alcatel gewezen. [beslisser bij Alcatel] heeft invloed uitgeoefend op de beslissing bij Alcatel ten gunste van [GI]. [beslisser bij Alcatel] was van mening dat [GI] de order moest hebben. (…)
4.7. De rechtbank is van oordeel dat uit deze verklaring volgt dat het de bedoeling van PMS was dat zij naar aanleiding van de overeenkomst met [GI] de besluitvorming bij Alcatel zou trachten te beïnvloeden ten gunste van [GI]. [directeur van PMS] heeft immers op de comparitie expliciet verklaard dat hij/PMS zou beïnvloeden dat Alcatel ten gunste van [GI] zou beslissen. In het licht van de verklaring van haar directeur [directeur van PMS], de hiervoor in r.o. 4.5 gesignaleerde inconsequentie in haar stellingname en het gemotiveerd verweer van [GI] is de stelling van PMS dat zij op grond van de overeenkomst aanspraak heeft op de provisie ongeacht de inspanningen die zij heeft verricht onvoldoende geconcretiseerd. De rechtbank is daarom van oordeel dat de hiervoor in r.o. 4.1 vermelde vraag bevestigend moet worden beantwoord en dat de overeenkomst tussen partijen moet worden gekwalificeerd als een bemiddelingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:425 ev BW.
4.8. Volgens artikel 7:426 lid 1 BW heeft de tussenpersoon recht op loon zodra door zijn bemiddeling de overeenkomst tussen de opdrachtgever en de derde is tot stand gekomen.
4.9. [GI] heeft gemotiveerd betwist dat de orders van Alcatel tot stand zijn gekomen door de bemiddeling van PMS. [GI] voert aan dat van eind mei 2003 tot medio 2005 er niets is gebeurd van de kant van PMS en dat [GI] begin 2006 door eigen inspanning en op voordracht van een interieurarchitect op een shortlist van Alcatel is gekomen. Volgens [GI] is zij uiteindelijk bij een internetveiling tussen de laatste 2 aanbieders als beste aanbieder geëindigd. De directeur van [GI], [adres] [betrokkene], heeft op de comparitie verklaard dat een internetveiling 100% onpersoonlijk is en puur op de prijs is gericht. [GI] stelt zich op het standpunt dat uit het feit dat de overeenkomst is gegund door middel van een veiling volgt dat PMS geen enkele rol heeft kunnen spelen bij de totstandkoming van de overeenkomst.
4.10. Volgens de hoofdregel van het bewijsrecht draagt PMS op dit onderdeel de bewijslast en zij zal overeenkomstig haar aanbod tot dat bewijs worden toegelaten. De door PMS overgelegde schriftelijke verklaringen van [betrokkene 2] zijn daartoe onvoldoende omdat die verklaringen door [GI] zijn betwist.
4.11. Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.
4.12. Partijen moeten er op voorbereid zijn dat de rechtbank op een zitting bepaald voor de getuigenverhoren een mondeling tussenvonnis kan wijzen waarbij een verschijning van partijen op diezelfde zitting wordt bevolen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Zij moeten daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen. Een rechtspersoon moet ter zitting vertegenwoordigd zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot vertegenwoordiging.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. draagt PMS op te bewijzen feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat de gesloten opdracht tussen de firma Alcatel in België en [GI] door bemiddeling van PMS tot stand is gekomen,
5.2. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 19 maart 2008 voor uitlating door PMS of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.3. bepaalt dat PMS, indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
5.4. bepaalt dat PMS, indien zij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden april tot en met juni 2008 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. M.M. Vanhommerig in het paleis van justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4,
5.6. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Vanhommerig en in het openbaar uitgesproken op
5 maart 2008.