zaaknummer / rolnummer: 165747 / KG ZA 08-51
Vonnis in kort geding van 27 februari 2008
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WICO B.V.,
statutair gevestigd te Nijmegen,
eiseres,
procureur mr. P.J.M. van Wersch,
advocaat mr. drs. P. Bergkamp te Nijmegen,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. J.W. Kobossen,
advocaat mr. W.J.B.M. Alkemade te Nijmegen.
Partijen zullen hierna Wico en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de overgelegde producties van Wico
- de overgelegde producties van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling
- de pleitnotities van Wico
- de pleitnotitie annex conclusie van antwoord van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Sinds 1 juli 1994 huurt [gedaagde] van Wico de garage/werkplaats met kantoorruimte en magazijn op de begane grond van het pand aan de [adres]. [gedaagde] exploiteert in het gehuurde een garage en/of servicestation. De huurovereenkomst is aangegaan voor de duur van vijf jaar en is vervolgens bij gebreke van opzegging telkens verlengd.
2.2. Op 31 december 2000 hebben partijen een addendum op de huurovereenkomst ondertekend. Het addendum luidt, voor zover van belang, als volgt.
1. De heer [gedaagde] verkrijgt het recht op eerste koop van het gehuurde pand tegen een marktconforme prijs vrij van huur. Na het tijdstip van aanbieding dient huurder binnen 4 weken tot definitieve koop over te gaan, nadien vervalt het recht zoals hiervoor genoemd (…). Deze wijzigingen/aanvullingen gaan in per 1 januari 2001.
2.3. [gedaagde] voldoet sinds maart 2005 niet aan zijn huurbetalingsverplichting.
2.4. Op 17 november 2005 heeft Wico aan [gedaagde] onder meer geschreven:
Zoals reeds een aantal keren met u besproken is de eigenaar van het door u gehuurde pand voornemens alle verhuurde panden te verkopen. In beginsel gaat zijn voorkeur er naar uit het gehele pand, waarvan door u een deel wordt gehuurd, te verkopen.
De eigenaar/verhuurder is echter ook bereid het door u gehuurde deel, zijnde het bij u in gebruik zijnde deel van het gebouw en de daarvoor gelegen grond te verkopen.
Ten aanzien van de koopsom kan ik u namens eigenaar/verhuurder een marktconform aanbod doen, welk aanbod met name is gebaseerd op de huur welke u op dit moment op jaarbasis is verschuldigd. Op die basis bedraagt de koopsom € 200.000,-- (…) kosten koper en excl. BTW en/of overdrachtsbelasting.
Gaarne verneem ik voor 15 december a.s. van u of u van dit aanbod gebruik wilt maken. Natuurlijk kunt u mij ook altijd benaderen voor verder overleg.
2.5. Bij brief van 8 december 2005 heeft (de gemachtigde van) [gedaagde] geantwoord:
Cliënt maakt graag gebruik van het hem in het addendum op de huurovereenkomst verleende recht van eerste koop. Cliënt zal het pand dan ook graag van uw cliënte kopen. Probleem is echter dat uit uw brief van 17 november jl. niet duidelijk is of de genoemde koopsom van € 200.000,-- betrekking heeft op slechts het gehuurde deel of op het gehele pand, waarvan cliënt een deel huurt. Graag verneem ik op dit punt nader van u, ook al omdat naar de mening van cliënt de koopsom van € 200.000,-- voor alleen het deel dat cliënt huurt niet marktconform is.
2.6. Nadat de gemachtigde van Wico [gedaagde] had laten weten dat de vraagprijs betrekking heeft op het door [gedaagde] gehuurde deel, heeft [gedaagde] bij brief van zijn gemachtigde van 27 januari 2006 een bod van € 145.000,00 gedaan voor het gehuurde. Bij brief van 27 maart 2006 heeft de gemachtigde van Wico aan de gemachtigde van [gedaagde] bericht dat het bod niet bespreekbaar is, dat de verschillen zo groot zijn dat het bereiken van overeenstemming nagenoeg is uitgesloten en dat Wico daarom niet meer tot verkoop wil overgaan.
2.7. [gedaagde] heeft bij dagvaarding van 30 juni 2006 een procedure aanhangig gemaakt bij deze rechtbank, sector kanton, locatie Nijmegen, waarin hij – samengevat – vordert dat Wico wordt veroordeeld om de gehuurde bedrijfsruimte aan hem te verkopen tegen een marktconforme prijs en mee te werken aan de eigendomsoverdracht, op straffe van een dwangsom voor elke dag of gedeelte van een dag dat Wico niet aan de veroordeling voldoet. Bij tussenvonnis van 9 maart 2007 heeft de kantonrechter onder meer het volgende overwogen.
Artikel 6:219, lid 3 BW bepaalt dat een beding waarbij één der partijen zich verbindt om, indien de wederpartij dit wenst, met haar een bepaalde overeenkomst te sluiten, als een onherroepelijk aanbod geldt.
In dit geval heeft Wico zich verbonden om, wanneer [gedaagde] binnen vier weken na de aanbieding van Wico “tot definitieve aankoop” van het gehuurde zou overgaan, dat wil zeggen: het aanbod binnen die termijn zou aanvaarden, aan hem te verkopen tegen een marktconforme prijs, vrij van huur.
Wico kan haar aanbod dus niet herroepen en is dus gehouden het gehuurde aan [gedaagde] te verkopen tegen die prijs. In zoverre is de vordering toewijsbaar.
2.8. De kantonrechter heeft voorts in het tussenvonnis twee deskundigen benoemd ter vaststelling van een marktconforme prijs vrij van huur van het gehuurde. De deskundigen hebben die prijs bepaald op € 90.000,00. Bij eindvonnis van 16 november 2007 heeft de kantonrechter de door de deskundigen bepaalde prijs overgenomen en Wico veroordeeld om – samengevat – het door [gedaagde] gehuurde bedrijfspand tegen die prijs aan [gedaagde] te verkopen en mee te werken aan de eigendomsoverdracht, zulks op straffe van een dwangsom voor iedere dag of gedeelte van een dag dat Wico in gebreke blijft aan de veroordeling te voldoen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Wico is van het tussenvonnis van 9 maart 2007 en het eindvonnis van 16 november 2007 in hoger beroep gegaan bij het gerechtshof te Arnhem. Het hof heeft nog geen arrest gewezen.
2.9. Na het vonnis van de kantonrechter van 16 november 2007 zijn de door [gedaagde] ingeschakelde notaris en de advocaat van Wico in overleg getreden over de door [gedaagde] verlangde eigendomsoverdracht. De eigendomsoverdracht heeft nog niet plaatsgevonden.
2.10. Bij dagvaarding van 6 september 2006 heeft Wico bij deze rechtbank, sector kanton, locatie Nijmegen, tegen [gedaagde] een huurincassoprocedure aanhangig gemaakt. Op 7 december 2007 heeft de kantonrechter eindvonnis gewezen. Daarbij is de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden wegens voortdurende wanprestatie van [gedaagde] en is [gedaagde] veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde. Voorts is [gedaagde] veroordeeld om aan Wico de volledige huurachterstand te betalen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente, contractueel verbeurde boetes, (buiten)gerechtelijke kosten en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. [gedaagde] is van het vonnis in hoger beroep gegaan bij het gerechtshof te Arnhem. De hogerberoepsprocedure loopt nog.
2.11. Op 4 januari 2008 heeft Wico het vonnis van 7 december 2007 aan [gedaagde] laten betekenen en bevel gedaan om de bedrijfsruimte te ontruimen en binnen twee dagen een bedrag van in totaal € 89.551,08 aan Wico te betalen. [gedaagde] heeft daarop Wico gedagvaard in een executiekortgeding voor de voorzieningenrechter van deze rechtbank, sector kanton, locatie Nijmegen, en gevorderd dat het Wico wordt verboden uitvoering te (laten) geven aan het vonnis van 7 december 2007. Wico heeft toegezegd dat zij, alvorens de executie van de ontruiming door te zetten, het vonnis van de voorzieningenrechter zal afwachten. Bij vonnis van 13 februari 2008 heeft de voorzieningenrechter de vordering van [gedaagde] tot staking van executie van het vonnis van 7 december 2007 afgewezen.
2.12. [gedaagde] heeft geen uitvoering gegeven aan het vonnis van 7 december 2007.
3.1. Wico vordert – samengevat – een verbod voor [gedaagde] tot tenuitvoerlegging van het vonnis van deze rechtbank, sector kanton, locatie Nijmegen, van 16 november 2007, totdat het gerechtshof te Arnhem eindarrest heeft gewezen in het tegen voornoemd vonnis ingestelde hoger beroep, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250.000,00 bij overtreding van dit verbod en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2. [gedaagde] voert gemotiveerd verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het spoedeisend belang van Wico bij de gevraagde voorzieningen volgt voldoende uit haar stellingen.
4.2. Voorop dient te worden gesteld dat het niet aan de voorzieningenrechter is om aan een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis zijn kracht tot tenuitvoerlegging bij voorraad te ontnemen. Daarvoor kan alleen reden zijn als die tenuitvoerlegging misbruik van bevoegdheid zou opleveren. Van zulk misbruik is sprake indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk berust op een juridische of feitelijke misslag van de rechter die het vonnis wees of indien er sprake is van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten die aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zullen doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.3. Van na het wijzen van het vonnis van 16 november 2007 voorgevallen feiten is sprake. Immers, bij vonnis van 7 december 2007 heeft de kantonrechter de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden wegens voortdurende wanprestatie aan de zijde van [gedaagde] en is [gedaagde] veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde en betaling van – kort gezegd – de achterstallige huur. [gedaagde] is vervolgens niet tot ontruiming overgegaan en heeft de achterstallige huur niet betaald. Bij de mondelinge behandeling van het onderhavige kort geding heeft [gedaagde] bovendien verklaard dat hij weigert aan de veroordeling te voldoen, omdat Wico niet overgaat tot levering van het gehuurde.
4.4. De vraag rijst of deze nieuwe feiten aan de zijde van Wico een noodtoestand doen ontstaan indien het vonnis van 16 november 2007 ten uitvoer wordt gelegd. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat die vraag bevestigend moet worden beantwoord. De noodtoestand vloeit voort uit frictie tussen de vonnissen van de kantonrechter van 16 november 2007 en 7 december 2007. Zij houdt het volgende in. Wico zou, ter uitvoering van het vonnis van 16 november 2007, het gehuurde aan [gedaagde] kunnen verkopen en leveren tegen de door de kantonrechter vastgestelde prijs van € 90.000,00. [gedaagde] is op grond van het vonnis van 7 december 2007 wegens achterstallige huur en contractuele boete € 89.551,08 (welk bedrag inmiddels nog verder is opgelopen) aan Wico verschuldigd en daarnaast – voortvloeiend uit het vonnis van 16 november 2007 – de koopprijs van € 90.000,00. De kans bestaat dat [gedaagde] de koopprijs betaalt en dat Wico de achterstallige huur en contractuele boete vervolgens niet meer op hem kan verhalen. Gelet hierop kan een onverwijlde tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter van 16 november 2007 niet worden aanvaard.
4.5. Het voorgaande betekent dat er grond is voor schorsing van de executie van het vonnis van de kantonrechter van 16 november 2007 totdat in het hoger beroep tegen dat vonnis eindarrest is gewezen.
4.6. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als in het dictum vermeld.
4.7. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Wico worden begroot op:
- dagvaarding € 71,80
- vast recht 254,00
- salaris procureur 816,00
Totaal € 1.141,80
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis van deze rechtbank, sector kanton, locatie Nijmegen, van 16 november 2007 tussen partijen gewezen, totdat het gerechtshof te Arnhem eindarrest heeft gewezen in het aldaar door Wico tegen voornoemd vonnis ingestelde hoger beroep,
5.2. bepaalt dat [gedaagde] voor iedere dag dat hij (na betekening van dit vonnis) in strijd handelt met het onder 5.1 bepaalde, aan Wico een dwangsom verbeurt van € 1.000,00 per keer dat [gedaagde] door een handeling er blijk van geeft de executie van voormeld vonnis te willen voortzetten, echter met een maximum van € 100.000,00,
5.3. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Wico tot op heden begroot op € 1.141,80,
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.C.D. Crezée op 27 februari 2008.