ECLI:NL:RBARN:2008:BC5864

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
27 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105878
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding door provincie Gelderland na vernietiging besluit Gedeputeerde Staten

In deze zaak vordert eiser schadevergoeding van de provincie Gelderland, die hij stelt te hebben geleden naar aanleiding van een besluit van Gedeputeerde Staten (GS) van 29 juli 1997. Dit besluit, dat goedkeuring verleende aan een uitwerkingsplan, werd gedeeltelijk vernietigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) op 12 april 1999. Eiser, die een veehouderij exploiteert, stelt dat het besluit van GS onrechtmatig was omdat het de mogelijkheid voor woningbouw binnen een straal van 100 meter van zijn agrarisch bouwvlak toestond, terwijl de verplaatsing van dat bouwvlak nog niet was gerealiseerd in een onherroepelijke planologische regeling. Hierdoor zou hij in zijn bedrijfsvoering zijn beperkt en schade hebben geleden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de AbRS het goedkeuringsbesluit van GS heeft vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat onvoldoende rekening was gehouden met de belangen van eiser. De provincie heeft betwist dat zij onrechtmatig heeft gehandeld en dat er sprake is van schade, maar de rechtbank heeft dit verweer verworpen. Eiser heeft een schadebegroting van €48.000,00 gepresenteerd, opgesteld door Ingenieursburo Meander B.V. De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen om partijen in de gelegenheid te stellen te reageren op de vraag of de schadevergoeding voor vergoeding in aanmerking komt, nu eiser ook na de verplaatsing van het bouwblok schade blijft vorderen.

De rechtbank heeft de verdere beslissing aangehouden en partijen uitgenodigd om relevante documenten in te dienen. De zaak is verwezen naar de rol van 26 maart 2008 voor het nemen van een akte aan de zijde van eiser.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 105878 / HA ZA 03-1876
Vonnis van 27 februari 2008
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. H. van Ravenhorst,
advocaat mr. J. van Groningen te Middelharnis,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
PROVINCIE GELDERLAND,
zetelend te Arnhem,
gedaagde,
procureur mr. A.T. Bolt,
advocaat mr. D.R. Sonneveldt te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiser] en de provincie genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 31 januari 2007
- het proces-verbaal van comparitie van 4 juni 2007
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] heeft op het adres [adres] te [woonplaats], een veehouderij geëxploiteerd, tot 2003 in maatschapsverband met zijn ouders en daarna alleen. Hierna zal met “[eiser]” zowel de maatschap als [eiser] zijn bedoeld.
2.2. [eiser] heeft op 24 mei 1988 een vergunning op grond van de oude Hinderwet verkregen voor het houden van 179 vleesvarkens, 72 melk- en kalfkoeien, 46 vrouwelijk jongvee en 1 paard.
2.3. Tot 16 december 2003 heeft ter plaatse het bestemmingsplan “Buitengebied (oostelijk deel)” uit 1972 gegolden. Op grond van dat bestemmingsplan rustte op het perceel van [eiser] de bestemming “agrarisch gebied met agrarisch bouwblok”.
2.4. Gedeputeerde Staten van de provincie (GS) hebben bij besluit van 29 juli 1997, voor zover voor deze procedure van belang, goedkeuring gehecht aan het uitwerkingsplan Beuningse Plas, De Vaarten. Op grond van dit uitwerkingsplan werd de bestemming “wonen” in het bestemmingsplan “Beuningse Plas” nader uitgewerkt. Dat bracht mee dat op korte afstand van het bedrijf van [eiser] woonbebouwing mogelijk werd. Over dat aspect hebben GS als volgt overwogen:
“Het agrarisch bedrijf aan de [adres] is een milieuvergunningplichtig bedrijf. Een afstand van 100 m ten opzichte van de geprojecteerde bebouwing dient, om een goed woonmilieu te kunnen garanderen, in acht genomen te worden. Het vigerende bouwperceel is echter op een geringere afstand gelegen. Dit betekent dat het gedeelte dat binnen de 100m-zone komt te liggen niet voor goedkeuring in aanmerking komt. Gebleken is echter dat door een geringe wijziging van de situering van het agrarisch bouwblok alsmede van de bijbehorende juridische regeling een en ander eenvoudig is op te lossen. Bij brief van 11 juli 1997 zegt het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Beuningen toe een dergelijke wijziging van de planologische regeling op korte termijn te zullen bevorderen. Wij kunnen instemmen met deze voorgestelde wijziging van het agrarisch bouwperceel en zijn van mening dat op deze wijze de belangen van het agrarisch bedrijf zijn veiliggesteld.”
2.5. Op basis van het goedgekeurde bestemmingsplan hebben burgemeester en wethouders van Beuningen (B&W) bouwvergunningen verleend voor het bouwen van woningen, o.a. voor een aantal woningen die gelegen zijn binnen een cirkel van 100 m van het bouwblok op het perceel van [eiser].
2.6. [eiser] is tegen het besluit van GS van 29 juli 1997 in beroep gekomen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS). Bij uitspraak van 12 april 1999 (E01.97.0448) heeft de AbRS het beroep gegrond geoordeeld. De motivering luidt als volgt:
“Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat een deel van het plangebied binnen een straal van 100 rond het huidige bouwvlak van [[eiser]] is gelegen. Juridisch-planologisch gezien staat het [[eiser]] vrij om binnen de grenzen van dit bouwvlak hinder veroorzakende agrarische activiteiten te ontplooien.
Ten tijde van de totstandkoming van het bestreden besluit bestond geen onherroepelijke planologische regeling waarin de voorgenomen wijziging van het agrarisch bouwvlak van [[eiser]] gestalte had gekregen. Overigens merkt de Afdeling op dat ook tijdens de behandeling van het beroep ter zitting een dergelijke regeling nog niet tot stand was gebracht.
Gelet op het vorenstaande kon ten tijde van het bestreden besluit een goed woon- en leefklimaat voor de woningen die binnen een straal van 100 meter rond het huidige agrarische bouwvlak van [[eiser]] zijn voorzien, niet voldoende worden gewaarborgd. Bovendien brengt het bouwen van woningen binnen een straal van 100 meter rond het agrarisch bouwvlak van [[eiser]] een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van zijn bedrijf met zich.
Naar het oordeel van de Afdeling hebben verweerders met het vorenstaande onvoldoende rekening gehouden bij de totstandkoming van het bestreden besluit.
Het bestreden besluit komt wat dit punt betreft dan ook in aanmerking om te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht.”
2.7. De AbRS heeft het goedkeuringsbesluit van GS van 29 juli 1997 gedeeltelijk vernietigd, nl. voor zover de bestemming wonen werd toegekend aan het gebied dat binnen een straal van 100 m was gelegen van het bouwblok op het perceel van [eiser]. Het voorgaande bracht mee dat aan de percelen aan de Ringvaart 8, 10, 12, 16 en 18 en aan de Wolfsbossingel 133, 135 en 137 te Beuningen door hun ligging in de stankcirkel alsnog de bestemming wonen werd onthouden.
2.8. [eiser] had op 30 juni 1997 een aanvraag voor een bouwvergunning en voor een milieuvergunning ingediend bij B&W. De aanvraag kwam erop neer dat vergunning werd gevraagd voor het houden van 1.325 vleesvarkens in een nieuwe groenlabelstal aan de achterzijde van het perceel. Voor de exploitatie van de runderen en het paard veranderde er niets. B&W hebben bij brief van 28 augustus 1997 enkele kwesties behandeld die nadere aandacht behoefden. Uit de brief worden de volgende passages geciteerd:
“Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben onlangs het uitwerkingsplan Beuningse Plas de Vaarten (grotendeels) goedgekeurd. Bij die gelegenheid hebben wij aan de provincie laten weten dat het bestemmingsplan voor uw perceel wordt aangepast. Uit het goedkeuringsbesluit van Gedeputeerde Staten leiden wij af dat de provincie met onze ideeën kan instemmen. In beginsel worden bestaande rechten bij de aanpassing (zoveel mogelijk) gerespecteerd. Dit met inachtname van de benodigde afstand tot de bebouwingsgrens van het woon- en plangebied De Vaarten. Wij gaan daarbij uit van de afstand die Gedeputeerde Staten hebben aangehouden (100 meter). Concreet:
Het voorste deel van het geldende bouwblok komt te vervallen. De m² die daar verdwijnen, worden achter aan het perceel toegevoegd. Daarbij is rekening gehouden met de omstandigheid dat bebouwing in het geldende bestemmingsplan 15 meter uit de as van de weg moest blijven. Voor een goed overzicht verwijzen wij u naar de bijlagen.
Wij geven u drie weken de gelegenheid om eventuele op- of aanmerkingen aan ons door te geven. Daarna zullen wij aan een adviesbureau de opdracht geven om een nieuw bestemmingsplan te maken. Van het verloop van de procedure wordt u natuurlijk op de hoogte gehouden. De voorgenomen aanpassing lijkt overigens een aantal voordelen voor u op te leveren:
1. U kunt verder naar achteren bouwen. Kennelijk ligt dat ook in de bedoeling. Zowel bij de aanvraag om een bouw- als een milieuvergunning gaat u uit van bebouwing zo ver mogelijk van het gebied De Vaarten.
2. Het voorste deel van het geldende bouwblok is eigenlijk een louter theoretische bouwmogelijkheid. Er is (te) weinig ruimte voor het oprichten van een bedrijfsschuur. Bovendien zou een dergelijke schuur pal voor uw woning komen te staan.”
2.9. [eiser] heeft vervolgens in een aantal stappen nadere informatie aan de gemeente verschaft. Hij heeft daarbij de aanvraag gewijzigd tot 1.217 mestvarkens. B&W hebben op 18 augustus 1998 een milieuvergunning verleend en op 4 november 1998 en 24 november 1999 bouwvergunningen. Het beroep tegen de milieuvergunning heeft de AbRS bij uitspraak van 4 juli 2001 verworpen.
2.10. Op 16 december 2003 hebben GS het bestemmingsplan “Beuningse Plas - De Waterplas” goedgekeurd. Ingevolge dat bestemmingsplan kwam op het perceel van [eiser] de bestemming “wonen” te rusten.
2.11. [eiser] en de gemeente hebben op 3 november 2004 een koop/ruilovereenkomst gesloten. Op grond van deze overeenkomst heeft [eiser] op 15 juni 2005 de eigendom van het perceel aan de [adres] aan de gemeente geleverd en heeft de gemeente een perceel aan [eiser] geleverd in [woonplaats], tegen een toegift aan [eiser] van € 1,8 miljoen en enige aanvullende financiële afspraken. [eiser] heeft daar zijn bedrijf voortgezet.
2.12. [eiser] heeft de provincie aansprakelijk gesteld voor de schade die hij stelt geleden te hebben door het besluit van 29 juli 1997, dat door de AbRS is vernietigd op 12 april 1999. In verband met onderzoek naar een minnelijke regeling hebben partijen Ingenieursburo Meander B.V. te Schaijk (Meander) opdracht gegeven een begroting van de schade op te stellen. In haar rapport van 5 januari 2006 heeft Meander de schade begroot op €48.000,00.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert na wijziging van eis samengevat - veroordeling van de provincie tot betaling van EUR 48.000,00, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. De provincie voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [eiser] vordert schadevergoeding die hij stelt geleden te hebben naar aanleiding van het besluit van GS van 29 juli 1997, welk besluit gedeeltelijk is vernietigd bij uitspraak van de AbRS van 12 april 1999. De AbRS achtte het kort gezegd niet aanvaardbaar dat in een bestemmingsplan werd toegestaan dat werd gebouwd binnen een straal van 100 m van het bouwvlak op het perceel van [eiser], terwijl de verplaatsing van dit bouwvlak nog niet tot stand was gebracht in een onherroepelijke aanpassing van het planologische regime. Omdat inmiddels bouwvergunningen voor woningen in het plangebied De Vaarten binnen de stankcirkel waren verleend op basis van het goedkeuringsbesluit, die onaantastbaar zijn geworden, werd [eiser] in zijn bedrijfsvoering beperkt. Daardoor heeft hij schade geleden, zo stelt hij. De latere vernietiging heeft immers niet kunnen bewerkstelligen dat ook de bouwvergunningen van de woningen binnen de stankcirkel ongeldig werden (zie AbRS 21 december 1999, AB 2000, 78, Tegelen).
4.2. De provincie heeft bestreden dat zij onrechtmatig heeft gehandeld. Dit verweer wordt verworpen. De AbRS heeft het goedkeuringsbesluit vernietigd wegens strijd met art. 3:2 Awb, mede omdat onvoldoende rekening was gehouden met de bedrijfsmatige belangen van [eiser]. Daarmee staat vast dat het besluit tegenover [eiser] onrechtmatig is.
4.3. De provincie heeft ook betwist dat er sprake is van schade. Voor een evaluatie van dat verweer is van belang, dat de AbRS het besluit van 29 juli 1997 heeft vernietigd, omdat nog niet vaststond dat het bouwblok waarin agrarische bebouwing mogelijk is, zodanig was verplaatst dat de afstand van dit bouwblok tot de woningen in het plangebied De Vaarten minimaal 100 m was.
4.4. Het gaat in essentie om de belemmeringen die [eiser] ondervond, omdat hij ter voorkoming van stankhinder op grond van de destijds geldende Richtlijn veehouderij en stankhinder 1996 met zijn bedrijfsactiviteiten een zekere afstand in acht moest nemen ten opzichte van andere objecten. Er waren twee soorten stankcirkels, nl. die voor onder meer mestvarkens die variabel is en aan de hand van het aantal mestvarkeneenheden wordt berekend, en die voor onder meer melk- en kalfkoeien die ten opzichte van woningen in de bebouwde kom (objecten van categorie I en II) 100 m bedraagt. Bij het houden van meer dan 1.000 mestvarkens is de stankcirkel voor varkens groter dan die voor melk- en kalfkoeien.
4.5. Kennelijk heeft de AbRS voor de vraag of het goedkeuringsbesluit al of niet in stand kon blijven, maatgevend geoordeeld dat de stankcirkel van 100 m niet in acht werd genomen. Daarom hadden GS geen goedkeuring mogen hechten aan dat deel van het bestemmingsplan. Kennelijk was er voor de AbRS geen aanleiding de bedrijfsbelangen van [eiser] verdergaand te beschermen zodat hij onbelemmerd door de woningbouwplannen in het plangebied De Vaarten op zijn perceel ook het houden van mestvarkens wezenlijk zou kunnen uitbreiden. Daarmee zou dan onlosmakelijk een omvangrijkere stankcirkel zijn verbonden. Dat de AbRS de grens van het bouwblok en niet van het perceel tot uitgangspunt heeft genomen is in overeenstemming met § 2.2 punt 8 van de Richtlijn.
4.6. Uit de stellingen van partijen en de overgelegde stukken blijkt dat de nieuwe varkensstal is gebouwd met toepassing van art. 19 Wet op de ruimtelijke ordening: aan de hand van een vrijstelling van het geldende bestemmingsplan is het bouwblok meer naar achteren verplaatst, zonder dat het aantal m² van het bouwblok is verminderd. Uit het verslag ex art. 8:47 van de Stichting advisering bestuursrechtspraak van 23 oktober 2000, dat is opgemaakt in het kader van een beroep tegen het besluit van B&W van 18 augustus 1998 tot verlening van de milieuvergunning, blijkt dat de afstand van de woonbebouwing tot de runderstallen 115 m bedraagt en tot de varkensstal 240 m. Daaruit wordt afgeleid dat de wijziging van het bouwblok, zoals vergund in de bouwvergunningen van 4 november 1998 en 24 november 1999, ertoe heeft geleid dat de afstand tussen de woonbebouwing en het bouwblok meer dan 100 m is geworden.
4.7. Doordat het bouwblok op het perceel van [eiser] in een later stadium alsnog op een afstand van meer dan 100 m van de woonbebouwing is geplaatst en [eiser] binnen dat verplaatste bouwblok zijn bedrijfsuitbreiding heeft kunnen realiseren, is aan de schadelijke gevolgen van het onrechtmatige besluit een einde gekomen. Niettemin vordert [eiser] schade die zou zijn opgetreden na die periode. Deze schade zou dan niet voor vergoeding in aanmerking komen.
4.8. Omdat deze benadering van het geschil niet door partijen is aangedragen, zal ter voorkoming van een verrassingsbeslissing de zaak naar de rol worden verwezen, teneinde partijen in de gelegenheid te stellen daarop te reageren. [eiser] wordt uitgenodigd kopieën van de aan hem verleende bouwvergunningen in het geding te brengen. De provincie wordt verzocht de brief van B&W van 11 juli 1997 in het geding te brengen. In het exemplaar van de conclusie van antwoord dat aan de rechtbank is gezonden, ontbreekt deze brief bij productie 6.
4.9. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. verwijst de procedure naar de rol van 26 maart 2008 voor het nemen van een akte aan de zijde van [eiser] voor het geven van inlichtingen als in 4.8 bedoeld,
5.2. iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. de Vries en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2008.