ECLI:NL:RBARN:2008:BC5114

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
25 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/801369-07
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van verkrachting en ontucht

In de zaak voor de Rechtbank Arnhem, sector strafrecht, militaire kamer, is op 25 februari 2008 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van verkrachting en ontucht. De tenlastelegging betrof feiten die zich in juni 2004 in Breda zouden hebben afgespeeld, waarbij de verdachte de verstandelijk beperkte [slachtoffer] zou hebben gedwongen tot verschillende seksuele handelingen door middel van geweld en bedreiging. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, en een schadevergoeding van € 3.725 aan de benadeelde partij.

Tijdens de zitting op 11 februari 2008 heeft de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.E. Drenth, zijn onschuld volgehouden. De militaire kamer heeft de zaak zorgvuldig onderzocht, maar kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De lange tijd tussen de aangifte en het verhoor van de verdachte, alsook de inconsistenties in de verklaringen van de aangever, leidden tot de overtuiging dat de verdachte niet schuldig was aan de hem ten laste gelegde feiten.

De militaire kamer sprak de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde feit. Tevens werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.A.M. Janssen.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Militaire kamer
Parketnummer : 05/801369-07
Datum zitting : 11 februari 2008
Datum uitspraak : 25 februari 2008
TEGENSPRAAK
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsman: mr. R.E. Drenth, advocaat te Breda.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de maand juni 2004 te Breda door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) (de verstandelijk beperkte) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die (mede) bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het - over de kleding heen - betasten van het kruis van die [slachtoffer] en/of het (vervolgens) vastpakken van en/of trekken aan de penis van die [slachtoffer] en/of het leggen van een hand van die [slachtoffer] op zijn, verdachtes, penis en/of het in de mond nemen van en/of likken aan de penis van die [slachtoffer] en/of het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer], welk geweld of andere feitelijkhe(i)d(en) en/of welke bedreiging met geweld of andere feitelijkhe(i)d(en) hierin heeft/hebben bestaan dat verdachte bij voornoemde [slachtoffer] diens broek heeft open-/losgemaakt en/of die [slachtoffer] (vervolgens) op bed heeft getrokken/geduwd en/of bij die [slachtoffer] diens (onder)broek (verder) naar beneden en/of uit heeft getrokken en/of bovenop die [slachtoffer] is gaan zitten en/of (daarbij) diens arm(en) heeft vastgehouden en/of (verder) misbruik heeft gemaakt van zijn lichamelijk en/of geestelijk overwicht op die [slachtoffer];
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de maand juni 2004 te Breda met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, (een) handeling(en) heeft gepleegd die (mede) bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het - over de kleding heen - betasten van het kruis van die [slachtoffer] en/of het (vervolgens) vastpakken van en/of trekken aan de penis van die [slachtoffer] en/of het leggen van een hand van die [slachtoffer] op zijn, verdachtes, penis en/of het in de mond nemen van en/of likken aan de penis van die [slachtoffer] en/of het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer].
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 11 februari 2008 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. R.E. Drenth, advocaat te Breda.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd:
- [slachtoffer], wonende te [woonplaats], [adres].
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] in zijn geheel wordt toegewezen (zijnde € 3.725, -) en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 74 (vierenzeventig) dagen hechtenis.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De motivering van de beslissing
De militaire kamer heeft niet op basis van de beschikbare wettige bewijsmiddelen de overtuiging verkregen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de feiten die hem zowel primair als subsidiair ten laste zijn gelegd. Gezien de stellige ontkenning van verdachte, het grote tijdsverloop tussen de aangifte en het daarop volgende eerste verhoor van verdachte, welk verhoor pas ruim een jaar later heeft plaatsgevonden, en de grote discrepantie die bestaat tussen de oorspronkelijke aangifte van 31 oktober 2005 en het afgenomen verhoor van aangever bij de afdeling EXO/Verhoorstudio’s van de Politie regio Brabant Zuid Oost op 24 augustus 2007 ontbreekt bij de militaire kamer de overtuiging dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het primair of subsidiair tenlastegelegde. Verdachte behoort dan ook te worden vrijgesproken.
4. De beoordeling van de civiele vordering
De benadeelde partij heeft in overeenstemming met het bepaalde in 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, stekkende tot vergoeding van de geleden schade.
De militaire kamer zal de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het hem tenlastegelegde wordt vrijgesproken.
5. De beslissing
De militaire kamer, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het primair en subsidiair tenlastegelegde feit.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [woonplaats], [adres].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Aldus gewezen door:
mr. M.A.E. Somsen, rechter als voorzitter,
mr. G. Perrick, rechter,
kapitein ter zee van administratie mr. H.T. Wagenaar, militair lid,
in tegenwoordigheid van mr. S.C.A.M. Janssen, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 februari 2008.