Parketnummer : 05/519573-07
Datum zitting : 4 februari 2008
Datum uitspraak : 18 februari 2008
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsman : mr. H van der Linden, advocaat te Druten.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 18 juli 2007 in de gemeente Nijmegen met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de Lingestraat, in elk geval op of aan een openbare weg, (telkens) openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] en/of een ander of anderen, welk geweld bestond uit het slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen en/of duwen en/of trekken en/of schelden van/tegen/aan een of meer van voornoemd(e) perso(o)n(en);
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 18 juli 2007 in de gemeente Nijmegen, (telkens) opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [betrokkene 1]), meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 4 februari 2008 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. H van der Linden, advocaat te Druten.
De zaak is aangebracht bij de politierechter in deze rechtbank en deze heeft op 28 november 2007 de zaak verwezen naar de meervoudige kamer. Bij de beraadslaging heeft de rechtbank dit onderzoek op de terechtzitting van de politierechter betrokken.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 (zestig) uren subsidiair 30 (dertig) dagen vervangende hechtenis, met aftrek van de tijd voor verdachte in verzekering voorgebracht.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing betreffende het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank stelt de volgende feiten vast . Verdachte is op 18 juli 2007 aangekomen in de Lindestraat te Nijmegen. Aldaar aangekomen ontstond een scheldpartij tussen aanwezige personen in de tuin van de familie [betrokkenen] en verdachte, gevolgd door een vechtpartij tussen verdachte en [betrokkene 1]. Door omstanders zijn beide vechtenden uit elkaar gehaald en is verdachte weggevoerd. Korte tijd later is verdachte vergezeld van zijn vader, moeder en broer teruggekeerd naar de plaats van het eerdere incident. Er ontstond opnieuw een woordenwisseling gevolgd door een vechtpartij tussen leden en aanhang van beide families. Bij deze vechtpartij zijn ook pistoolschoten gelost waardoor een broer van verdachte is omgekomen.
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van de verklaringen van:
verdachte “Ik heb daar met [betrokkene 1] gevochten. Ik weet niet wie er als eerste sloeg. We zijn uiteindelijk op de grond terecht gekomen‘’. Mijn vader en ik zijn naar Lingestraat gelopen. Ik ben achterop de rolstoel gesprongen. We kwamen in de Lingestraat aan. Er werd met glazen gegooid. Ik heb nog een tas naar die blonde vrouw gegooid. Toen is het uit de hand gelopen. Iedereen was aan het vechten. Ik was ook aan het vechten.
Getuige [betrokkene 1] : “Ik zag [verdachte] bekvechten met [betrokkene 5]. Hoorde dat de rest van visite en mijn ouders tegen [verdachte] jr. riepen dat ze op moesten houden met bekvechten. Zag en hoorde dat [verdachte] jr., niet ophield. Dit pikte ik niet en liep naar [verdachte] toe. [verdachte] en ik begonnen aan elkaar te duwen en te trekken. We hadden elkaar vast en ik struikelde waardoor ik op de grond viel. Op dat moment werden [verdachte] en ik uit elkaar gehouden. Ik weet niet wie dit deed, Er stonden plotseling vijf man om ons heen. Zag vervolgens dat [verdachte] en [betrokkene 6] wegliepen in de richting van de Waterstraat. Na vijf à tien minuten zag ik [betrokkene 7] Sr. en [verdachte] jr., [betrokkene 6], [betrokkene 8] en [betrokkene 9] aan komen lopen. Zag dat [betrokkene 10] aan het vechten was met [betrokkene 6] en [verdachte] jr. Hierop ben ik richting [verdachte] jr. gerend en ben ik met hem gaan vechten”.
Getuige [getuige 1] :
Geschreeuw bij voortuin. Daar waar die ruzie ontstond was een vrouw met lange zwarte haren. Zij riep “opflikkeren nou” en liep voortuin in. [verdachte] bleef staan en schreeuwen en uitdagen.
Vervolgens kwam een jongen uit die tuin. Toen werd er gevochten tussen die jongen en [verdachte]. [verdachte] kreeg een klap op zijn gezicht. Op dat zelfde moment kwam een groep jongens en mannen de Lingestraat in hollen en liepen ook naar de ruzie. Er werd over en weer geslagen.
Getuige [getuige 2] , “Ik hoorde [betrokkene 11] en [verdachte] schelden. Zag dat [betrokkene 1] naar [verdachte] sloeg en dat [betrokkene 1] met de vuist sloeg, weet niet waar hij [verdachte] raakte. Ik zag dat [verdachte] [betrokkene 1] terug sloeg en dat zij op de grond vielen. Zag dat ze op de grond lagen te worstelen”.
Verbalisant [verbalisant 1] hoort getuige [getuige 3]. Deze ziet een grote groep gasten vechten waaronder [verdachte] jr.; getuige ziet [verdachte] jr. tegen witte bus schoppen.
Getuige [getuige 4] : “Ik zag dat om 19.55 uur [betrokkene 7] Sr, [betrokkene 8] en [verdachte] jr. de straat inkwamen. Ik zag dat deze club naar [adres] gingen, hoorde dat [verdachte] het hardst liep te roepen en te schelden. Ik zag dat plotseling iedereen begon te vechten. Het begon toen [betrokkene 8] en [verdachte], [betrokkene 1] begonnen aan te vallen.
Getuige [getuige 5] : “[verdachte] begon op [betrokkene 11] te schelden, hoorde dat [betrokkene 1] het opnam voor zijn moeder en hij begon tegen [verdachte] te schelden en te slaan. Hierdoor ontstond een vechtpartij. Ik zag dat er over en weer klappen werden gegeven”.
Getuige [betrokkene 11] :”Ik zag dat [verdachte] de voortuin in rende richting [betrokkene 1]. Volgens mij was [betrokkene 12] degene die [verdachte] tegenhield en de tuin probeerde uit te duwen. Nadat [verdachte] een stap achteruitzette kwam [verdachte] richting [betrokkene 1]. Hierna vlogen ze elkaar aan en rolden ze over straat”.
Getuige [getuige 6] : “Ik hoorde [verdachte] op een gegeven moment roepen: “dan moet je komen”. Ik zag dat [betrokkene 1] hierna de tuin uitliep en dat [betrokkene 1] en [verdachte] begonnen te vechten. Zij rolden over de grond. Ik zag dat [betrokkene 1] onderop lag en [verdachte] bovenop. Ik heb [verdachte] op zijn rug aan zijn trui vastgepakt en wilde hem van [betrokkene 1] aftrekken”.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op een of meer tijdstippen op 18 juli 2007 in de gemeente Nijmegen met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de Lingestraat, telkens openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en/of een ander of anderen, welk geweld bestond uit het slaan en/of stompen en/of duwen en/of trekken en/of schelden van/tegen/aan een of meer van voornoemde personen.
Wat verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
“openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen”,
meermalen gepleegd.
4b. De strafbaarheid van het feit
De raadsman heeft subsidiair aangevoerd dat er in deze zaak sprake is van noodweer, zodat er geen veroordeling van verdachte kan volgen.
De rechtbank verwerpt dit verweer van de raadsman, omdat de raadsman dit verweer niet heeft onderbouwd. De rechtbank is ook overigens van oordeel dat er geen sprake is geweest van een noodweersituatie die verdachte noopte tot zijn handelen.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan; en
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 10 januari 2008.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft op de openbare weg deelgenomen aan twee vechtpartijen, waarbij de in de bewezenverklaring genoemde leden van de familie [betrokkenen] en anderen waren betrokken. Door het gebeuren is een forse inbreuk gemaakt op de openbare orde. De tweede vechtpartij eindigde in de dood van de broer van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige feiten en de afloop heeft vooral alle direct betrokkenen ernstig geschokt.
Verdachte is al eerder voor een soortgelijk feit met justitie in aanraking geweest.
Gezien de ernst van het feit en de recidive is de rechtbank van oordeel dat verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf behoort te worden opgelegd van na te melden duur.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 27, 57 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 60 (zestig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen evenals met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 30 (dertig) dagen.
Beveelt in overeenstemming met het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten 4 (vier) uren, zijnde 2 (twee) dagen hechtenis.
mr. B.F.M. Klappe, rechter als voorzitter,
mr. J.P.M. Schwillens, rechter,
mr. A.G. Broek-de Stigter, rechter,
in tegenwoordigheid van J.L. de Vos, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 februari 2008.