zaaknummer / rolnummer: 157738 / HA ZA 07-1103
Vonnis van 30 januari 2008
de stichting
STICHTING ZINLOOS GEWELD TEGEN DIEREN,
gevestigd te Enschede,
eiseres,
procureur mr. T.J. van Veen,
advocaat mr. C.J. Tijman te Ede,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
K&K DOGS B.V.,
gevestigd te Lathum, gemeente Angerlo,
gedaagde,
procureur mr. F.J. Boom,
advocaat mr. M. van Olden te Haarlem.
Partijen zullen hierna de Stichting en K&k Dogs B.V.genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 september 2007
- het proces-verbaal van comparitie van 16 november 2007.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. De Stichting houdt zich onder andere bezig met het op een vreedzame wijze verbeteren van het dierenwelzijn in Nederland.
2.2 K&K heeft in het verleden gehandeld in Engelse buldogs.
2.3. Begin 2004 heeft de Nederlandse Vereniging tot bescherming van Dieren een onderzoek gedaan naar misstanden in de hondenfokkerij. Aan dit onderzoek is in de media aandacht besteed, onder andere in het Tros-programma Radar.
2.4. De Stichting heeft het publiek naar aanleiding daarvan opgeroepen om klachten over hun hond bij haar te melden. De Stichting heeft klachten binnengekregen over K&K.
2.5. Op 16 april 2006 heeft K&K aan [betrokkene 1] een Engelse buldog ([hond van betrokkene 1]) verkocht voor een prijs van € 1.000,00.
2.6. Rond 20 januari 2005 heeft [betrokkene 2] een Engelse buldog ([hond van betrokkene 2]) gekocht voor
€ 1.000,00.
2.7. Op 6 augustus 2005 heeft K&K aan [betrokkene 3] een Engelse buldog ([hond van betrokkene 3]) verkocht voor een prijs van € 1.000,00.
2.8. Artikel 5 van de door K&K gesloten koopovereenkomsten bepaalt:
“De hond wordt overgedragen in de staat waarin deze zich de in artikel 1 genoemde dan wel door partijen nader afgesproken datum van de overdracht bevindt. De koper verplicht zich om binnen acht werkdagen na ontvangst van de hond deze bij een dierenarts te laten onderzoeken op eventuele gebreken, die op dat moment waarneembaar zijn. Koper verplicht zich om eventueel tijdens dit onderzoek geconstateerde gebreken binnen vijf dagen aan verkoper te melden. Laat koper dit na, dan kan hij geen rechten doen gelden op een schadevergoedingsregeling.”
2.8. [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [betrokkene 3] behoren tot de mensen die zich bij de Stichting hebben beklaagd over K&K. Zij zijn van mening dat hun honden door ziekte en lichamelijke gebreken niet aan de overeenkomst beantwoordden. Zij hebben hun daaruit voortvloeiende vorderingen aan de Stichting gecedeerd.
3. Het geschil
3.1. De Stichting vordert, kort samengevat, betaling van € 5.833,14 met wettelijke rente over € 2.476,14 vanaf 19 juni 2007. Zij legt aan haar vordering ten grondslag de cessie van de vorderingen uit toerekenbare tekortkoming terzake van [hond van betrokkene 1], [hond van betrokkene 2] en [hond van betrokkene 3]. De vorderingen bestaan uit een vordering tot vergoeding van € 1.000,00 per hond ten titel van vervangende schadevergoeding, vermeerderd met de kosten van diergeneeskundige behandeling ten titel van aanvullende schadevergoeding en buitengerechtelijke kosten.
3.2. K&K heeft zich gemotiveerd tegen de vordering verweerd. Haar verweer zal hierna, voorzover nodig, aan de orde komen.
4. De beoordeling
4.1. De rechtbank beperkt zich in deze civiele procedure tot het beslissen op de ingestelde vorderingen. Voorzover de Stichting met deze procedure doelen nastreeft die liggen buiten het incasseren van die vorderingen, zal daaraan niet of slechts in geringe mate gehoor kunnen worden gegeven.
4.2. Partijen zijn het er – terecht – over eens dat sprake is van een consumentenkoop. Het beroep van K&K op artikel 5 van de koopovereenkomsten faalt. De wettelijke regeling inzake consumentenkoop is van dwingend recht (artikel 7:6 BW), zodat artikel 5 van de koopovereenkomsten, naar de Stichting terecht heeft aangevoerd, nietig is.
4.3. K&K heeft zich ook beroepen op artikel 7:23 BW. Zij heeft ten aanzien van alle honden betwist dat de kopers binnen bekwame tijd na de ontdekking van de gebreken of aandoeningen daarover bij haar hebben geklaagd. Op de Stichting rust daarom de verplichting te stellen, en bij gemotiveerde betwisting te bewijzen, dat en op welke wijze zij tijdig en op een voor K&K kenbare wijze heeft geklaagd over de tekortkomingen (zie HR 23 november 2007, RvdW 2007, 996). Hierover wordt per hond het volgende overwogen.
[hond van betrokkene 1]
4.4. De Stichting heeft bij dagvaarding gesteld dat [hond van betrokkene 1] direct na aankoop meer aangeboren afwijkingen bleek te hebben. Zo was hij stelselmatig benauwd door een te smalle luchtpijp, schoot zijn knie regelmatig uit de kom en had hij een ‘cherry eye’. De koper heeft zeven dagen na de koop contact opgenomen met K&K en zich op haar advies tot een dierenarts gewend, aldus nog steeds de Stichting. De Stichting heeft dierenartsrekeningen voor de behandeling van [hond van betrokkene 1] tot een totaal van € 558,26 in het geding gebracht.
4.5. K&K heeft betwist dat de koper van [hond van betrokkene 1] binnen zeven dagen heeft geprotesteerd. Ter comparitie is daarover door de Stichting verklaard dat de koper van [hond van betrokkene 1] in de week nadat hij [hond van betrokkene 1] had gekregen, heeft gebeld met K&K omdat [hond van betrokkene 1] verkouden was. Volgens de Stichting heeft de koper toen een vrouw aan de telefoon gekregen die hem zei dat ze daar niets mee kon. Verder heeft de koper, nog steeds volgens de Stichting, niets meer in de richting van K&K ondernomen.
4.6. Veronderstellenderwijs uitgaande van de juistheid van deze stellingen van de Stichting, moet worden geoordeeld dat dit telefoongesprek geen voldoende duidelijke klacht is in de zin van artikel 7:23 BW. Die klacht moet zodanig duidelijk zijn dat het de verkoper duidelijk is dat de koper van mening is dat de zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt. Artikel 7:23 BW beoogt immers de verkoper te beschermen tegen late en daardoor moeilijk te betwisten klachten. Een telefoongesprek met de strekking dat een hond verkouden is, voldoet daaraan niet.
4.7. Nu de Stichting overigens niet heeft gesteld op welke wijze en wanneer zij of de koper verder nog over de gezondheid van [hond van betrokkene 1] heeft geklaagd, heeft zij haar stelling dat binnen bekwame tijd is geklaagd, onvoldoende onderbouwd. Voor bewijslevering is daarom geen plaats meer. Het beroep van K&K op artikel 7:23 BW treft dus doel. De vordering terzake van [hond van betrokkene 1] zal worden afgewezen.
[hond van betrokkene 2]
4.8. De Stichting heeft bij dagvaarding gesteld dat de koper [hond van betrokkene 2] op of omstreeks 20 januari 2005 heeft gekocht bij K&K. Direct na aankoop heeft de koper K&K ervan op de hoogte gesteld dat [hond van betrokkene 2] een aantal aangeboren afwijkingen had. [hond van betrokkene 2] leed aan een ‘cherry eye’, problemen met de ademhaling en een groeiafwijking aan de staart. De koper heeft € 238,55 aan dierenartskosten voor [hond van betrokkene 2] betaald.
4.9. K&K heeft bij conclusie van antwoord aangevoerd dat het verwijt ten aanzien van [hond van betrokkene 2] onduidelijk is en dat in ieder geval niet binnen 13 dagen na aankoop, althans binnen twee maanden na ontdekking althans binnen bekwame tijd na aankoop bij K&K is geklaagd. K&K heeft bij conclusie van antwoord in het algemeen nog gesteld dat zij van de Stichting niets heeft gehoord tot de brief van 3 oktober 2006, waarbij de advocate van de Stichting zonder enige onderbouwing een bedrag van € 40.000,00 vorderde en dat ook op de nadien toegestuurde formulieren een voldoende onderbouwing ontbrak.
4.10. In het licht van dit verweer van K&K had het op de weg van de Stichting gelegen op de comparitie haar stellingen over de wijze waarop over [hond van betrokkene 2] is geklaagd aan te vullen. Verwacht had mogen worden dat de Stichting had onderzocht wanneer en waarover en hoe over [hond van betrokkene 2] is geklaagd. Dat geldt te meer omdat duidelijk was uit de tot de comparitie gewisselde processtukken dat artikel 7:23 BW in deze zaak een belangrijke rol zou spelen. De Stichting wenste ook meer duidelijkheid, zo heeft zij zelf verklaard, over de wijze waarop in de rechtspraktijk met dat artikel wordt omgegaan. Dat brengt dan ook mee dat ook de Stichting zelf haar stellingen dienaangaande meer had moeten concretiseren.
4.11. Over [hond van betrokkene 2] is namens de Stichting ter comparitie verklaard:
“Uit de brief van [betrokkene 2] van 18 september 2006 aan ons leid ik af dat [betrokkene 2] direct na aankoop met K&K heeft gebeld maar wat daar is besproken dat weet ik niet. Ik heb het complete dossier niet bij me. In ieder geval is er telefonisch contact geweest.”
4.12. Daarmee heeft de Stichting haar stelling dat de koper van [hond van betrokkene 2] binnen bekwame tijd bij K&K heeft geklaagd onvoldoende concreet gemaakt, zodat daaraan voorbij wordt gegaan. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat ook ten aanzien van [hond van betrokkene 1] bij dagvaarding is gesteld dat de koper zich kort na aflevering van de hond bij K&K over diens afwijkingen en gebreken heeft beklaagd, terwijl ter comparitie is gebleken dat die klachten zagen op verkoudheid. De bij dagvaarding ingenomen stelling was derhalve aanzienlijk ruimer dan de nader bij comparitie gegeven concretisering. Enige concretisering had dus ook voor [hond van betrokkene 2] dienen te worden gegeven. Nu deze achterwege is gebleven is voor bewijslevering geen plaats. Ook de vordering terzake van [hond van betrokkene 2] zal worden afgewezen.
4.13. De Stichting heeft gesteld dat de koper [hond van betrokkene 3] heeft gekocht op 6 augustus 2005. Direct na aankoop kreeg [hond van betrokkene 3] ernstige diarree, hetgeen de koper aan K&K heeft gemeld. K&K heeft daarvoor, zonder [hond van betrokkene 3] gezien te hebben, pillen toegezonden. Ook [hond van betrokkene 3] bleek diverse aangeboren afwijkingen te hebben, zoals epilepsie en tandafwijkingen. [hond van betrokkene 3] is overleden op 5 januari 2007.
4.14. Volgens de stellingen van de Stichting heeft de koper kort na de aflevering met K&K gebeld omdat [hond van betrokkene 3] last had van diarree. De Stichting heeft niet gesteld dat zij of de koper heeft geklaagd over de aangeboren afwijkingen, voor de behandeling waarvan zij thans schadevergoeding vordert. De stelling van de Stichting dat de koper binnen bekwame tijd na ontdekking van de aandoeningen van [hond van betrokkene 3] daarover bij K&K heeft geklaagd is derhalve onvoldoende onderbouwd. De vordering zal worden afgewezen.
4.15. Op het voorgaande stuiten alle vorderingen van de Stichting af. De overige verweren van K&K behoeven dus niet te worden besproken.
4.16. De Stichting zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van K&K. worden begroot op:
- vast recht 300,00
- salaris procureur 768,00(2 punten × tarief € 384,00)
Totaal € 1.068,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt de Stichting in de proceskosten, aan de zijde van K&K tot op heden begroot op € 1.068,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E.B. ter Heide en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2008.