ECLI:NL:RBARN:2008:BC2166

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
14 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
165116
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het kader van schuldsanering en ontruiming van huurwoning

In deze zaak heeft de rechtbank Arnhem op 14 januari 2008 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een schuldsaneringsregeling. Verzoeker, die huurder is van een woning van de stichting [woningstichting], had een huurschuld van € 1.907,09. De kantonrechter had eerder de huurovereenkomst ontbonden en ontruiming van de woning gelast, met een ontruimingsdatum van 17 januari 2008. Verzoeker diende op 20 december 2007 een verzoek in voor de wettelijke schuldsaneringsregeling, maar dit verzoek was niet volledig. Op 9 januari 2008 vroeg verzoeker om een voorlopige voorziening om ontruiming te voorkomen, welke zaak op 14 januari 2008 werd behandeld.

De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening en dat de zaak geschikt was voor een kort geding. De rechtbank overwoog dat een verzoek tot voorlopige voorziening niet toegewezen dient te worden als het voorshands onaannemelijk is dat verzoeker tot de schuldsaneringsregeling zal worden toegelaten. In dit geval was er echter geen sprake van die situatie, aangezien verzoeker sinds het opheffen van het beslag op zijn inkomen de lopende huur betaalde en inliep op de achterstallige betalingen.

De rechtbank besloot om de ontruiming van de woning te verbieden, mits verzoeker de periodiek verschuldigde huurtermijnen zou blijven voldoen. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard en geldt tot de uitspraak op het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling in kracht van gewijsde is gegaan, of totdat dit verzoek is ingetrokken. De beschikking vervalt in ieder geval na drie maanden, maar verzoeker kan om verlenging verzoeken. De uitspraak werd gedaan door mr. J.A. Verspui en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
rekestnummer: 165116 / Rek. 08-24
uitspraakdatum: 14 januari 2008
Voorlopige voorziening artikel 287 lid 4 Faillissementswet
in de zaak van [[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
nader te noemen [verzoeker].
1. De gang van zaken en het verzoek
1.1 [verzoeker] huurt van de stichting [woningstichting], gevestigd te [woonplaats], een woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats]. [verzoeker] heeft een huurschuld van € 1.907,09. Wegens deze huurschuld heeft de kantonrechter bij vonnis van 17 oktober 2007 de huurovereenkomst ontbonden en de ontruiming van de door [verzoeker] gehuurde woning gelast. Deze ontruiming is aangezegd tegen 17 januari 2008.
1.2 Op 20 december 2007 heeft [verzoeker] een verzoek (rek. 07-1734) tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling ingediend. Dit verzoek is niet volledig. De heer [verzoeker] zal worden verzocht om aanvullende informatie.
1.3 [verzoeker] heeft bij verzoek van 9 januari 2008 gevraagd om een voorlopige voorziening op grond van artikel 287b Fw. ter voorkoming van de ontruiming van zijn woning. Dit verzoek is ter zitting van 14 januari 2008 behandeld.
2. De beoordeling
2.1 Het verzoek is gebaseerd op artikel 287b Fw. De in dit artikel genoemde voorlopige voorzieningen dienen om de mogelijkheden van een minnelijke regeling met de schuldeisers nader te kunnen onderzoeken dan wel de goede trouw (als bedoeld in artikel 288 Fw.) meer gefundeerd te laten blijken. De nu gevraagde voorziening is bedoeld voor de overbrugging van de periode tussen de indiening van en de beslissing op het schuldsaneringsverzoek. Dit verzoek dient dus te zijn gegrond op artikel 287 lid 4 Fw.
2.2 Het is duidelijk dat sprake is van een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening. De zaak is geschikt om in kort geding te beslissen.
2.3 Een verzoek als het onderhavige dient naar het oordeel van de rechtbank niet te worden toegewezen indien voorshands onaannemelijk is dat [verzoeker] tot de schuldsaneringsregeling zal worden toegelaten. Daarvan is geen sprake. Volledigheidshalve wordt daaraan toegevoegd dat daarmee niet vaststaat dat [verzoeker] zal worden toegelaten. Voorts is van belang dat [verzoeker], sinds het beslag op zijn inkomen is opgeheven, wel de lopende huur betaalt en tevens inloopt op de achterstallige betalingen.
2.4 De slotsom is dat de gevraagde voorziening gegeven zal worden. Hierbij geldt de voorwaarde dat [verzoeker] vanaf heden de lopende huurtermijnen voldoet.
Op het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling zal bij afzonderlijk vonnis worden beslist.
2.5 De beschikking zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
3. De beslissing
De rechtbank
1. verbiedt [woningstichting] tot ontruiming van de door [verzoeker] gehuurde woning aan de [adres] te [woonplaats] over te gaan;
2. bepaalt dat deze voorziening slechts geldt onder de voorwaarde dat de periodiek verschuldigde huurtermijnen zullen worden voldaan;
3. bepaalt dat de genoemde voorziening geldt tot dat de uitspraak op het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling in kracht van gewijsde is gegaan of dit verzoek is ingetrokken;
4. bepaalt dat de voorziening in ieder geval vervalt na verloop van drie maanden, [verzoeker] kan verzoeken om verlenging van de duur van de voorziening;
5. verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A. Verspui, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 14 januari 2008.
Door de verzoeker en door de in de procedure verschenen belanghebbenden kan het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak en door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.