ECLI:NL:RBARN:2007:BJ2877
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de verplichting tot betaling van bijdragevervangende belasting door gemoedsbezwaarde onder de Zorgverzekeringswet
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem op 19 november 2007, staat de verplichting van eiser, erkend als gemoedsbezwaarde, tot betaling van de bijdragevervangende belasting onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) centraal. Eiser heeft een voorlopige aanslag inkomensafhankelijke bijdrage ontvangen van de Belastingdienst, welke hij betwist. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 14 september 2007 gehouden, waarbij eiser in persoon verscheen en de inspecteur van de Belastingdienst vertegenwoordigd werd door een gemachtigde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet verzekeringsplichtig is onder de Zvw, maar in plaats daarvan een bijdragevervangende belasting verschuldigd is. Eiser betoogt dat de besteding van deze belasting niet in overeenstemming is met zijn geloofsovertuiging, omdat deze uitsluitend aan ziektekosten besteed mag worden en niet aan de algemene middelen. De rechtbank kan echter niet ingaan op de innerlijke waarde of billijkheid van de wet, zoals bepaald in artikel 11 van de Wet algemene bepalingen. Dit betekent dat de rechter zich moet houden aan de wet en niet kan oordelen over de morele of ethische aspecten ervan.
Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat het beroep van eiser ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. A.J.H. van Suilen, rechter, in aanwezigheid van mr. P.P.J. Leenders, griffier. Eiser kan binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem.