ECLI:NL:RBARN:2007:BD7484

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
11 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/4823
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de bestuursrechter in belastingzaken met betrekking tot invorderingsmaatregelen

In deze zaak, uitgesproken op 11 juli 2007 door de Rechtbank Arnhem, is eiser opgekomen tegen invorderingsmaatregelen die door de ontvanger van de belastingdienst zijn genomen. De ontvanger had beslag gelegd op roerende zaken van eiser in verband met een openstaande aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 2001. Eiser had eerder bezwaar gemaakt tegen de aanslag, die op 4 februari 2004 was verminderd, maar verdere bezwaarschriften waren niet meer mogelijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitnodiging voor de zitting op de juiste wijze en tijdig was verzonden naar het door eiser opgegeven adres, maar eiser is zonder bericht niet verschenen.

De rechtbank overweegt dat de bestuursrechter in belastingzaken niet bevoegd is om te oordelen over de rechtmatigheid van de invorderingsmaatregelen. Dit valt onder de rechtsgang bij de civiele rechter. Eiser had ook een eis tot schadeloosstelling van € 5.000 en een eis tot verontschuldigingen van de fiscus middels een advertentie in de krant ingediend, maar ook deze zaken vallen buiten de bevoegdheid van de bestuursrechter.

De rechtbank verklaart zich onbevoegd en wijst eiser erop dat hij binnen zes weken na de uitspraak hoger beroep kan instellen bij het gerechtshof te Arnhem. De uitspraak is gedaan in het kader van artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en is openbaar uitgesproken door rechter J.J. Catsburg in aanwezigheid van griffier M. Brouwer. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en vermeldt dat eiser een vordering bij de burgerlijke rechter kan instellen indien hij dat wenst.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/4823
Uitspraakdatum: 11 juli 2007
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X] wonende te [Z], eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Randmeren, kantoor Lelystad, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Op 27 juli 2005 heeft de ontvanger beslag gelegd op roerende zaken van eiser in verband met een (deels) nog openstaande aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 2001.
Met dagtekening 28 april 2006 heeft de ontvanger een mededeling aan eiser gedaan omtrent het nog openstaande bedrag van de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2001, naar aanleiding van een van eiser ontvangen betaling.
Bij akte van betekening d.d. 27 juli 2006 heeft de ontvanger aan eiser medegedeeld dat de datum van verkoop van de in beslag genomen roerende zaken is gewijzigd in 28 september 2006 om 14.00 uur.
Bij brief van 25 augustus 2006 heeft de ontvanger van de belastingdienst eiser geantwoord inzake vier van eiser ontvangen brieven. Deze brief luidt, voor zover hier van belang:
“(…)
De aanslag is op 04/02/04 reeds verminderd naar aanleiding van een door u ingediend bezwaarschrift. Verdere bezwaarschriften/beroepschriften tegen deze aanslag zijn dan ook niet meer mogelijk.
Het thans nog openstaande saldo op deze aanslag bedraagt € 779,00 (bestaande uit €688,00 hoofdsom, € 13,00 kosten en € 78,00 invorderingsrente berekend t/m 08/09/06).
(…)”
Eiser heeft bij brief van 15 augustus 2006, ontvangen bij de rechtbank op 20 september 2006, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juni 2007 te Arnhem.
Namens verweerder is verschenen [gemachtigde]. Eiser is, zonder bericht, niet verschenen.
De aangetekende uitnodiging voor de zitting is retour gekomen. De uitnodiging is per gewone post naar het adres [a-straat 1] te [Z] gezonden. Dat is het door eiser in zijn beroepschrift aangegeven adres. Eerdere post van de rechtbank aan eiser op het adres [a-straat] is ook door eiser ontvangen. Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze tijdig op het juiste adres is aangeboden.
2. Motivering
Uit de stukken en de nadere toelichting van verweerder ter zitting is gebleken dat eiser is opgekomen tegen invorderingsmaatregelen van de ontvanger. Op deze invorderings-maatregelen is de Invorderingswet van toepassing.
De rechtbank overweegt dat de bestuursrechter in belastingzaken niet bevoegd is te oordelen over de rechtmatigheid van de door de ontvanger van de belastingdienst genomen invorderingsmaatregelen. Daarvoor bestaat een rechtsgang bij de civiele rechter.
Datzelfde geldt voor de door eiser in zijn brief van 7 oktober 2006 geëiste schadeloosstelling van € 5.000 en de eis tot verontschuldigingen van de fiscus middels een advertentie in de krant.
Gelet op het hierboven overwogene zal de rechtbank (bestuursrecht) zich onbevoegd verklaren.
3. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
4. Beslissing
De rechtbank verklaart zich onbevoegd te oordelen op het beroep van eiser en vermeldt met toepassing van artikel 8:71 van de Awb dat (zo eiser dit zou wensen) een vordering bij de burgerlijke rechter kan worden ingesteld.
Deze uitspraak is gedaan op 11 juli 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. J.J. Catsburg, rechter, in tegenwoordigheid van M. Brouwer, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.