RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/5035
Uitspraakdatum: 16 mei 2007
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiser,
de inspecteur van de Belastingdienst/Randmeren, kantoor Zwolle, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2001 een aanslag (aanslagnummer [00].H16) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 26.313,81 (ƒ 57.988).
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 25 september 2006 de aanslag gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 1 oktober 2006, ontvangen bij de rechtbank op 3 oktober 2006, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 april 2007 te Arnhem.
Eiser is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 13 februari 2007 aan het adres [a-straat 1] te [Z] onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiser is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Voornoemd adres is het adres dat eiser in zijn beroepschrift heeft vermeld. Nu de voornoemde brief niet ter griffie is terugontvangen is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres aan eiser is aangeboden.
Eiser is niet verschenen. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde].
2.1 Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
2.2 Eiser heeft in het onderhavige jaar rijlessen gegeven onder de naam Vereniging [A] (hierna: [A]).
2.3 Eiser heeft op 17 februari 2002 elektronisch aangifte IB/PVV 2001 gedaan. Als inkomen uit werk en woning heeft eiser een bedrag van ƒ 10.676 ( € 4.844) aangegeven. Eiser heeft geen winst uit onderneming aangegeven. Als negatief resultaat uit overige werkzaamheden heeft eiser een bedrag opgevoerd van ƒ 27.312 ( € 12.393).
2.4 De aanslag IB/PVV is op 21 februari 2003 in afwijking van de aangifte opgelegd. Verweerder heeft het belastbaar inkomen uit werk en woning verhoogd met ƒ 20.000
(€ 9.075), zijnde winst uit onderneming. De negatieve post resultaat uit overige werkzaamheden is door verweerder niet geaccepteerd.
2.5 Eiser heeft tegen de aanslag IB/PVV op 31 maart 2003 bezwaar gemaakt.
2.6 Bij brief van 8 juli 2004 heeft verweerder bij eiser een boekenonderzoek aangekondigd. Daarbij is aangegeven dat het doel van het onderzoek is de aanvaardbaarheid vast te stellen van de aangiften inkomstenbelasting van 2001 tot en met 2003.
2.7 Op 19 augustus 2004 heeft een inleidend gesprek plaatsgevonden tussen eiser en de controleambtenaren [B] en [C].
2.8 Vervolgens heeft er veelvuldig correspondentie plaatsgevonden tussen eiser en verweerder in het kader van het boekenonderzoek. Daarbij is herhaalde malen door de controleambtenaren aan eiser verzocht de volledige administratie van [A] ten behoeve van het onderzoek ter beschikking te stellen.
2.9 Bij brief 25 augustus 2005 hebben de controleambtenaren de voorlopige uitkomsten uit het boekenonderzoek schriftelijk aan eiser kenbaar gemaakt. Bij deze brief was een bijlage gevoegd met onder andere een theoretische omzetberekening over het jaar 2001.
2.10 Op 17 augustus 2006 is van het boekenonderzoek een rapport opgemaakt door de controleambtenaren. Blijkens dit rapport is - onder meer- de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV 2001 tot en met 2004 van eiser onderzocht. Ook is het bezwaarschrift tegen de aanslag IB/PVV 2001 onderzocht.
2.11 In het rapport wordt ten aanzien van de rechtsvorm van de onderneming onder andere het volgende vermeld:
“2.1 Rechtsvorm onderneming
Onder de naam [A] ([A] VE) wordt een autorijschool geëxploiteerd. Belastingplichtige heeft zich, evenals bij eerdere onderzoeken, op het standpunt gesteld dat de autorijschool een onderneming is van de bij de Kamer van Koophandel ingeschreven Vereniging met beper[A]tsbevoegdheid [A]. Van deze vereniging is de heer [X] alleen en zelfstandig bevoegd bestuurder.
Herhaalde malen is aan de heer [X] verzocht de volledige administratie van de vereniging ten behoeve van het onderzoek ter beschikking te stellen, inclusief:
- de Ledenlijsten van de vereniging in de jaren 2001 t/m 2004;
- verslagen van oprichting vereniging en van (jaarlijkse) Algemene ledenvergaderingen;
- jaarverslagen waaronder ook het financieel jaarverslag.
De heer [X] heeft hier echter niet aan voldaan.
Vast staat dat de heer [X] persoonlijk in elk geval de volgende activiteiten heeft verricht:
- op eigen naam aan- en verkopen van lesauto’s;
- afspraken vastleggen voor autorijlessen. Hiervoor zou gebruik worden gemaakt van een electronische
agenda. Deze agenda kon evenwel niet worden getoond;
- verzorgen van rijlessen;
- afspraken maken van door derden (ondermeer zijn dochter [D] en haar partner, de heer [E]) te verzorgen lessen;
- in ontvangst nemen van contant ontvangen lesgelden van deze derden;
- jaarlijks een kwitantie uitschrijven voor de aan de heer [E] betaalde vergoeding voor gegeven
lessen.
(…).”
2.12 Met betrekking tot administratieplicht en de bewaarplicht van eiser wordt in het rapport het volgende opgemerkt:
“2.2 Administratie
2.2.1. Niet voldoen aan de administratieplicht
De administratie van de belastingplichtige voldoet niet aan de wettelijke eisen, omdat niet een zodanige administratie is gevoerd dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van belastingplichtige duidelijk blijken. Zie hoofdstuk 4.1.2.
2.2.2. Niet voldoen aan de bewaarplicht
De belastingplichtige heeft niet voldaan aan de bewaarplicht. De volgende onderdelen van de administratie zijn niet bewaard: leerlinggegevens, examengegevens en lesafspraken (agenda’s).
(…)
4.1.2 Gebreken in de administratie
- Er wordt in het geheel geen ontvangstverantwoording bijgehouden.
(…)
Uit het bovenstaande volgt dat belastingplichtige niet volledig heeft voldaan aan zijn verplichtingen ingevolge artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
De belastingplichtige is er op gewezen dat bij eventuele procedure deze tekortkomingen omkering van de bewijslast tot gevolg kan hebben op grond van artikel 25 of 27e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. (…) ”
2.13 Met betrekking tot het bezwaarschrift over het jaar 2001 bevat het rapport het volgende:
“8. Bezwaarschrift inkomstenbelasting 2001 en 2002
Het belastbaar inkomen voor het jaar 2001 is na correctie vastgesteld op f 57.988 of € 26.313. Belastingplichtige heeft op 31 maart 2003 een bezwaarschrift ingediend tegen de opgelegde aanslag. Uit het door ons ingestelde onderzoek blijkt evenwel dat het belastbaar inkomen bij aanslagregeling niet te hoog is vastgesteld.
Nu belastingplichtige niet heeft aantoont dat en in hoeverre de aanslag onjuist is vastgesteld, dient het bezwaarschrift te worden afgewezen en de aanslag gehandhaafd.
(…) “.
2.14 De (ongedateerde) statuten van [A] (bijlage 28 bij het verweerschrift) bevatten onder andere de volgende bepalingen:
“Artikel 1
[A], bij afkorting [A] VE, heeft beperkte rechtsbevoegdheid, is een vereniging naar bijbels recht, gevestigd te Arnhem en werd opgericht op 1 oktober 1995.
(…)
Artikel 3
1. [A] VE bevordert de eigenschap gerechtigheid, het algemeen welzijn, sociale, maatschappelijke, technische, nautische en geestelijke vaardigheden, alsmede de verkeersveiligheid en vaardigheid, zowel te land als maritiem, in al haar aspecten, onder andere door scholing, training en/of permanente educatie, zulks in de ruimste zin des woords.
2. [A] VE verleent geldelijke bijdragen aan rechts- en natuurlijke personen en/of presteert in natura ter bevordering van haar doelstellingen, alsmede voor hen die naar haar oordeel het slachtoffer zijn van rechtsverkrachting of van wie op andere wijze het welzijn is geschonden.
3. (…).
Artikel 4
1. Zolang de omvang van de werkzaamheden dat rechtvaardigt is het dagelijks bestuur in handen van één bestuurder, ook coördinator of voorzitter genoemd, zij/hij is bevoegd [A] VE in en buiten rechte te verbinden en dit statuut te wijzigen. (…)
2. (…).
Artikel 5
Alle betalingen aan [A] VE in welke vorm of onder welke titel maar ook zijn onverbindend en worden uitsluitend gebruikt ter dekking van de kosten en/of ter bevordering van haar doelstellingen; zij geven noch de betaler noch degene voor wie hij betaalt enig recht op een prestatie, dienst of andere krachtsinspanning. Mede om bovengenoemde reden en aangezien de activiteiten van [A] VE hoofdzakelijk het algemeen nut beogen is zij overeenkomstig het precedent hetwelk bij haar onder BNB 94/80 bekend staat door het ministerie van financiën onder fiscaal nummer NL [01] als een van omzet en winstbelasting vrijgestelde ondernemer aangemerkt”.
2.15 Blijkens een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Centraal Gelderland, gedateerd 9 maart 2001, is eiser alleen en zelfstandig bevoegd bestuurder van [A].
2.16 Verweerder heeft bij brief van 9 oktober 2001 gericht aan [A] het volgende laten weten:
“U heeft mij het vragenformulier “Opgaaf gegevens startende onderneming” teruggezonden. Aan de hand van dit formulier heb ik beoordeeld voor welke soorten belasting u in mijn bestand moet worden opgenomen. Dit is een voorlopig oordeel. Bij later onderzoek kan blijken dat er geen of juist wel sprake is van ondernemerschap/inhoudingsplicht.
Op de bijlage treft u een overzicht aan waarin achtereenvolgens zijn opgenomen:
- de belasting(en) die op uw onderneming van toepassing is (zijn);
- het (de) tijdvak(ken) waarover u aangifte moet doen c.q. vrijstelling geniet;
- het(de) fiscaalnummer(s) waaronder u in mijn administratie bent opgenomen.
(…).”
2.17 In de bijlage bij de hiervoor genoemde brief van 9 oktober 2001 staat het volgende vermeld:
“Belastingmiddel Aangiftetijdvak Fiscaalnummer
Loonbelasting Kwartaal [01].L01
Omzetbelasting Vrijstelling NL[01].B01”.
2.18 Eiser en verweerder hebben ook over de jaren 1993 en 1997 geprocedeerd ten aanzien van de fiscale status en resultaten van de rijschool, waarbij eiser telkens in het ongelijk is gesteld.
2.19 In 2001 heeft verweerder een boekenonderzoek ingesteld bij eiser. Dit boekenonderzoek had betrekking op de jaren 1998 en 1999. Naar aanleiding van dit onderzoek is aan eiser over het jaar 1998 een aanslag IB/PVV opgelegd, waarbij verweerder afweek van de door eiser ingediende aangifte. Over het jaar 1999 had verweerder aanvankelijk conform eisers aangifte een aanslag IB/PVV opgelegd. Vervolgens heeft verweerder een navorderingsaanslag IB/PVV 1999 opgelegd.
2.20 Verweerder heeft eiser blijkens een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem van 11 februari 2004, nummer 02/3229, terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar tegen de aanslag IB/PVV over 1998 wegens termijnoverschrijding.
Ten aanzien van eisers beroep tegen de navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 1999 heeft het Gerechtshof Arnhem in een uitspraak van 11 februari 2004, nummer 02/3277, beslist dat
“het voor navordering noodzakelijke nieuwe feit ontbreekt en er geen sprake is van een uitzonderingssituatie die navordering desondanks mogelijk maakt (…)”
2.21 In een fax van 27 januari 2000 gericht aan verweerder schrijft eiser het volgende:
Zoals u weet hebben wij verschillende vorderingen op u.
Zo hebben wij onverschuldigd persoonlijke belastingen betaald en tevens recht op smarten- geld over dezelfde periode als waarover de koningin ook geen belasting betaalde, analoog aan het u bekende arrest van 5 februari 1997.
Nu op de aangiftediskette voor particulieren niet voldoende ruimte is om de aftrekposten te motiveren of nadertoe te lichten zullen wij alle vorderingen (dus niet alleen bovengenoemde) die wij op u hebben aftrekken onder ‘overige werkzaamheden uit arbeid’, ‘overige aftrekposten’ of daarmee gelijk te stellen rubrieken.
(…).
In geschil is
(a) of verweerder terecht eisers belastbaar inkomen uit werk en woning heeft verhoogd met € 9.075 (ƒ 20.000) winst uit onderneming.
(b) of verweerder terecht het door eiser aangegeven negatief resultaat uit overige werkzaamheden van € 12.393 (ƒ 27.312) heeft gecorrigeerd.
Eiser stelt zich op het standpunt dat hij niet als zelfstandig ondernemer een rijschool had in onderhavig jaar, maar dat de rijschool gedreven werd door [A] en dat derhalve de resultaten toegerekend moeten worden aan [A]. Eiser stelt dat hij slechts als vrijwilliger enkele malen rijlessen heeft gegeven voor [A].
[A] is onderdeel van een kerkgenootschap en is derhalve een vrijgestelde ondernemer, aldus eiser. Eiser verwijst in dit kader onder andere naar de brief van 9 oktober 2001 van verweerder, waaruit zijns inziens blijkt dat verweerder zich eerder ook op dat standpunt heeft gesteld. Eiser is van mening dat er derhalve ook geen sprake is van een administratieplicht.
Eiser verwijst tevens naar de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem van 11 februari 2004, nummer 02/3277. Eiser stelt zich op het standpunt dat er geen wijzigingen in feiten en omstandigheden zijn sinds 1999 en dat verweerder derhalve niet de vrijheid heeft om in afwijking van voornoemde uitspraak onderhavige aanslag op te leggen.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de resultaten van de rijschool toegerekend moeten worden aan eiser.
Volgens verweerder is er geen sprake van een vereniging omdat een vereniging met maar één lid geen vereniging kan zijn. Ondanks herhaaldelijke verzoeken van de kant van verweerder om meer informatie en stukken ten aanzien van [A] is niet gebleken dat meer personen betrokken zijn bij [A] dan eiser zelf en is ook niet gebleken van enige verenigingsstructuur, aldus verweerder.
Voorzover er wel sprake is van een vereniging begrijpt de rechtbank dat verweerder zich op het standpunt stelt dat [A] moet worden vereenzelvigd met eiser aangezien eiser
- de enige vertegenwoordiger is van [A];
- het enige bekende lid is van [A];
- het enige bestuurslid is van [A];
- kan beschikking over het vermogen van [A].
Primair is er volgens verweerder sprake van winst uit onderneming. Subsidiair stelt verweerder dat er sprake is van resultaat uit overige werkzaamheden.
Verweerder heeft aangevoerd dat artikel 27e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) van toepassing is aangezien eiser niet voldaan heeft aan de verplichtingen als neergelegd in artikel 52 van de AWR en/of niet voldaan heeft aan zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 47 van de AWR.
Ten aanzien van het door eiser in zijn aangifte opgegeven negatieve resultaat uit overige werkzaamheden stelt verweerder zich op het standpunt dat het blijkbaar gaat om vorderingen als bedoeld in een faxbericht van 27 januari 2000 van eiser (zie 2.21 hiervoor). Vorderingen dienen in beginsel in aanmerking te worden genomen bij de bepaling van het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen volgens verweerder. Overigens heeft eiser de vorderingen niet aannemelijk gemaakt, aldus verweerder.
4. Beoordeling van het geschil
Ten aanzien van geschilpunt (a)
De rechtbank overweegt allereerst dat de stelling van verweerder dat een vereniging met maar één lid geen vereniging is, niet in overeenstemming is met geldend burgerlijk recht.
Aangezien er statuten van [A] zijn overgelegd en er sprake is van inschrijving van [A] in het handelsregister moet het ervoor worden gehouden dat [A] bestaat.
Tussen partijen is niet in geschil dat er sprake is van een onderneming, te weten een rijschool. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de onderneming gedreven wordt door [A] of door eiser en of over de winst uit onderneming belasting verschuldigd is.
De rechtbank overweegt dat vast staat dat eiser enig bestuurder is van [A] en zelfstandig bevoegd is [A] te vertegenwoordigen. Dit brengt blijkens de statuten van [A] met zich mee dat eiser [A] “in en buiten rechte kan verbinden” en de statuten kan wijzigen. Ondanks herhaaldelijke verzoeken van de kant van verweerder heeft eiser geen informatie verschaft waaruit blijkt dat er naast hem nog andere personen lid zijn van [A]. De rechtbank houdt het er dan ook voor dat eiser het enige lid is. Dat betekent dat eiser kon beschikken over het eventuele vermogen van [A] en de met de rijschool gegenereerde resultaten.
Gelet op de hiervoor onder 2.11 vermelde feiten is het aannemelijk dat de met de rijschool gegenereerde resultaten met name te danken zijn aan de activiteiten van eiser. Gelet op vorenstaande dient de vereniging in fiscale zin vereenzelvigd te worden met eiser zodat hij moet worden geacht winst uit onderneming te hebben genoten.
De winst uit onderneming dient te worden belast conform de bepalingen van de Wet Inkomstenbelasting 2001. De vraag of er sprake is van een kerkgenootschap en of derhalve de winst uit onderneming vrijgesteld is, behoeft geen beantwoording. Eiser in privé kan geen kerkgenootschap zijn.
De rechtbank begrijpt dat eiser zich op het standpunt stelt dat hij gelet op de hiervoor onder 2.16 en 2.17 vermelde brief van verweerder erop mocht vertrouwen dat er geen belasting verschuldigd zou zijn over de winst uit onderneming. De rechtbank overweegt hieromtrent dat in de bijlage bij deze brief niets vermeld wordt ten aanzien van eventuele vrijstellingen van inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting. De brief zelf bevat de nodige voorbehouden van de kant van verweerder, zodat reeds daarom geen sprake kan zijn van een in rechte te honoreren opgewekt vertrouwen.
De uitspraak van Gerechtshof Arnhem over het jaar 1999 doet aan bovenstaande niet af. Dit onder andere gelet op het feit dat het Gerechtshof niet inhoudelijk op het geschil is ingegaan maar reeds om formeelrechtelijke redenen eiser in het gelijk heeft gesteld.
Wat betreft de hoogte van de door verweerder vastgestelde winst uit onderneming overweegt de rechtbank dat eiser op grond van artikel 52 van de AWR administratieplichtig was. Uit het rapport van het boekenonderzoek blijkt dat eiser in het geheel geen administratie heeft bijgehouden. Ook heeft eiser niet voldaan aan zijn verplichting om aan verweerder desgevraagd gegevens en inlichtingen te verstekken welke voor de belastingheffing van belang kunnen zijn. Gelet op artikel 27e van de AWR moet de rechtbank derhalve het beroep ongegrond verklaren, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar onjuist is.
Ten gevolge van de toepassing van artikel 27e van de AWR rust op eiser de bewijslast overtuigend aan te tonen dat verweerder de winst uit onderneming onjuist heeft vastgesteld. Eiser heeft echter niets aangevoerd tegen de hoogte van de door verweerder vastgestelde winst uit onderneming.
Verweerder heeft een schatting gemaakt van de door eiser behaalde winst uit onderneming. Daarbij is verweerder blijkens de bijlage bij het rapport van het boekenonderzoek uitgegaan van gegevens van het CBR en verklaringen van eiser en zijn schoonzoon. Ook heeft verweerder rekening gehouden met kosten die zijn geschat aan de hand van onder andere branche-informatie en door de schoonzoon ontvangen kwitanties. De rechtbank is van oordeel dat derhalve sprake is van een redelijke schatting van de winst uit onderneming.
Eisers beroep dient daarom ongegrond te worden verklaard.
Ten aanzien van geschilpunt (b)
Wat betreft de correctie van ƒ 27.312 (€ 12.393) overweegt de rechtbank dat op eiser de bewijslast rust aannemelijk te maken dat er sprake is van een negatief resultaat uit overige werkzaamheden. Eiser heeft aan deze bewijslast niet voldaan. Hij heeft geen enkele specificatie gegeven van deze post, noch enig bewijsstuk ter onderbouwing overgelegd.
Eisers beroep op dit punt slaagt daarom niet.
Gelet op het vooroverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 16 mei 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. M.M. Bijker-Veen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. L.A. Aalbersberg, griffier.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.