ECLI:NL:RBARN:2007:BD0993

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
30 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/1695
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot privégebruik van taxi met kilometertelleronderbreker

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 30 maart 2007 uitspraak gedaan over een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) die aan eiser was opgelegd voor het jaar 1999. Eiser, werkzaam als taxichauffeur, had een Toyota Avensis en was kentekenhouder van deze auto. De Belastingdienst had een boekenonderzoek ingesteld en geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat de auto voor minder dan 1000 kilometer privé was gebruikt. Dit was mede gebaseerd op het feit dat er een kilometertelleronderbreker (kto) in de auto was ingebouwd, wat de betrouwbaarheid van de kilometeradministratie in twijfel trok.

Tijdens de zitting op 19 maart 2007 heeft eiser verklaard dat hij de auto niet privé gebruikte en dat de administratie betrouwbaar was. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de door eiser overgelegde bewijsstukken niet voldoende waren om aan de bewijslast te voldoen. De rechtbank heeft de verklaring van eiser afgewogen tegen het bewijs dat door de Belastingdienst was overgelegd en kwam tot de conclusie dat de ingebouwde kto de kilometeradministratie manipuleerbaar maakte.

De rechtbank heeft de navorderingsaanslag en de boete van € 1.005 (f 2.010) die aan eiser was opgelegd, beoordeeld. De rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar vernietigd en het belastbaar inkomen verlaagd tot € 14.738. De boete werd verlaagd tot 15% van het nagevorderde belastingbedrag, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van artikel 6 EVRM. Eiser werd in de proceskosten van € 644 vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/1695
Uitspraakdatum: 30 maart 2007
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Amsterdam, verweerder.
Ontstaan en loop van het geding
1. Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 1999 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [00]H.97) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 33.726, alsmede bij beschikking een boete van ƒ 2.010 (50% van het nagevorderde bedrag).
2. Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 19 januari 2006 de navorderingsaanslag gehandhaafd en de boete verminderd tot ƒ 1.005 (25% van het nagevorderde bedrag).
3. Eiser heeft daartegen bij brief van 27 februari 2006, ontvangen bij de rechtbank op 28 februari 2006, beroep ingesteld.
4. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 maart 2007 te Arnhem.
Eiser is daar in persoon verschenen, vergezeld van zijn echtgenote en bijgestaan door [gemachtigde]. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde]. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting een pleitnota overgelegd en voorgedragen, die tot de gedingstukken wordt gerekend.
Feiten
6. Eiser was in het betreffende jaar werkzaam als taxichauffeur. Vanaf 29 mei 1998 was hij kentekenhouder van de auto met kenteken [AA-BB-00], hierna: de auto. Het betrof een Toyota Avensis 2.0.
7. Eiser heeft de auto tezamen met de heer [A] geëxploiteerd door middel van een vennootschap onder firma (vof) met vergunningnummer [000].
8. Er is voor het in de auto inbouwen van de vereiste taxameter een afspraak gemaakt voor 29 mei 1998 met het [B] te Amsterdam, hierna: [B]. In de agenda van [B] (bijlage 4 bij verweerschrift) is op de datum 29 mei 1998 het volgende opgenomen onder het blok van 12 uur tot 14 uur:
“Misschien eerder R [000], [06-12345678], [123-0000000] Toyota Avensis, alleen meter nieuwe meter TX-30S, Diversen + inruil”.
Het [123]-nummer is het privé nummer van eiser.
Door het gedeelte vanaf Toyota staat een kras en er staat een pijl van het blok van 8 uur naar het blok van 12 uur. Bij het blok van 8 uur staat een Avensis taxi [001] vermeld met de omschrijving “Taxameter TX 28 inbouw + Div.”.
In een schrift van een medewerker (bijlage 4 en 11 bij verweerschrift) is de volgende aantekening gevonden:
“(...)
29/5/98 (nr. zwartgemaakt) avensis tijd 3
29/5/98 [000] “ tijd 3.”
Er is een factuur van [B] aan eiser d.d. 29 mei 1998 (bijlage 5 bij verweerschrift) voor een taxameter TX 30-C ad ƒ 1.200, met inbouwkosten, inruil van de oude meter, 1e fase keuring en 2e fase keuring inclusief arbeidsloon en een daklicht relais, totaal ad ƒ 1.912.31 inclusief BTW. Op de factuur staat vermeld dat deze is betaald per kas.
9. Verweerder heeft bij eiser een boekenonderzoek ingesteld ter beoordeling van onder meer de door eiser ingediende verzoeken om teruggaaf van de belasting op personenauto’s en motorrijwielen (BPM). Daarbij is ook gekeken naar de directe gevolgen voor de heffing van de inkomstenbelasting, de omzetbelasting, de premie wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) en de premie ziekenfondswet (ZFW) voor wat betreft het privégebruik van de auto.
10. Eiser heeft voor het onderzoek rittenkaarten, maandlijsten, kostenfacturen en werkmappen aan verweerder ter beschikking gesteld. De gegevens van de taxameter heeft hij niet ter beschikking gesteld, aangezien hij de meter dagelijks heeft “genuld” en dus niet over gegevens beschikt.
11. In het rapport van het boekenonderzoek d.d. 10 oktober 2003 concludeert verweerder onder meer het volgende:
“3.4 Conclusie ten aanzien van de kilometeradministratie
Op grond van de volgende punten is er geen sprake van een juiste en controleerbare kilometeradministratie;
- Alleen de dienstgegevens van de taxameter worden op de rittenkaart vermeld. De kilometers welke zonder
taxameter worden verreden, bijvoorbeeld de overige zakelijke kilometers, worden soms wel en soms niet op
de rittenkaarten vermeld.
- In de auto is een kilometertelleronderbreker ingebouwd, waardoor er geen waarde aan de juistheid van de
kilometeradministratie kan worden gehecht omdat de controleerbaarheid op volledigheid hierdoor
onmogelijk wordt.
- De kilometerstand van de auto fluctueert ten opzichte van de stand van de taxameter. Dit kan verklaard
worden door het in- of uitgeschakeld zijn van de kilometertelleronderbreker.
(...)
4.5 Conclusie ten aanzien van de overige administratie
Op grond van de volgende punten voldoet ook de overige administratie niet aan de eisen zoals vermeld in artikel 52 Awr.
- Ten aanzien van de taxameter is er niet voldaan aan de bewaarplicht van artikel 52 Awr.
- De rittenkaarten zijn niet of niet volledig ingevuld.
Door deze gebreken is de controle op de juistheid en volledigheid van de overige administratie onmogelijk geworden.”
12. Op grond van de bevindingen van het boekenonderzoek heeft verweerder geconcludeerd dat niet aannemelijk is dat de auto voor ten minste 90% is gebruikt voor taxivervoer, zodat de teruggave van BPM ten onrechte heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft vervolgens de naheffingsaanslag BPM opgelegd, waarover de rechtbank heeft geoordeeld in de zaak met rolnummer 05/3756. Ook heeft verweerder onder meer de onderhavige navorderingsaanslag IB/PVV 1999 opgelegd.
13. Als bijlage 13 bij het verweerschrift zijn de processen-verbaal van de politie overgelegd met betrekking tot de taxi-controles van de Belastingdienst Kantoor Amsterdam. Hierin zijn diverse verklaringen opgenomen van personen die bij [B] hebben gewerkt. Onder meer is verklaard:
“U toont mij een inbeslaggenomen agenda (...). Ik herken deze agenda als zijnde de agenda van de zaak, welke betrekking heeft op het jaar 2000. Deze agenda werd gebruikt om de afspraken voor de inbouw en reparaties te noteren. (...) Om afspraken te noteren voor het inbouwen van een onderbreker werd in het begin gebruik gemaakt van een gele stift, later van de term diversen.”
“U kunt zien aan het woord ‘diverse’ dat het om een onderbreker gaat.”
“Omdat wij wisten dat het gebruik van kilometeronderbrekers illegaal was, konden we er ook geen factuur voor uitschrijven”
“Als een klant een taximeter ingebouwd wilde hebben, werd op aanvraag van de klant ook gelijk een schakelaartje tussen de pulsdraad geplaatst. Op het geheel van het inbouwen van een taximeter was het nagenoeg te verwaarlozen omtrent de tijd die nodig was voor het plaatsen van een schakelaar. Volgens mij werd er niet eens betaald voor zo’n schakelaar. Het zat bij het totale pakket in.”
Een van de medewerkers die de kilometertelleronderbrekers inbouwde, hield hiervan aantekeningen bij in een schrift. Over zijn aantekeningen in het schrift verklaart de medewerker:
“De datum is de datum waarop ik de kilometertelleronderbreker heb ingebouwd. Het drie- of vier-cijferige getal betreft het taxinummer. Vervolgens heb ik het merk of het type auto genoteerd. De aantekening “tijd 2” geeft een bepaalde schakeling aan. Het geeft niets aan omtrent de tijdsduur van het inbouwen. De tijdsduur voor het inbouwen is ongeveer 3 uur, maar dat is toch per auto verschillend.”
Uit het onderzoek van de politie is gebleken dat de auto’s waarin een kilometerteller-onderbreker (kto) werd aangetroffen of waarin de eigenaren de inbouw van een kto bekenden, steeds op de door de medewerkers van [B] bij de politie beschreven wijze terug te vinden waren in de agenda van [B] en vaak ook in het bovengenoemde schrift van een van de inbouwmedewerkers.
14. Een kto zorgt ervoor dat de kilometerteller van de auto door middel van een schakelaar of afstandsbediening wordt uitgezet. Met dit apparaat kan de kilometerstand worden teruggezet naar de waarde die hij had voor aanvang van de rit.
Het gevolg daarvan is dat de auto rond kan rijden zonder dat de kilometerstand van de auto oploopt.
Geschil
15. In geschil is of verweerder terecht een navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 1999 alsmede een boete van f 1.005 heeft opgelegd.
Het geschil spitst zich toe op de vraag of eiser de auto met kenteken [AA-BB-00] in 1999 voor minder dan 1000 kilometer voor privé-doeleinden heeft gebruikt.
16. Verweerder heeft de kilometeradministratie van eiser verworpen met als een van de belangrijkste argumenten dat eiser een kto heeft laten inbouwen, waardoor de administratie onbetrouwbaar is. Eiser heeft betwist dat hij een kto heeft laten inbouwen en heeft betoogd dat zijn administratie wel betrouwbaar is.
17. De zaken met rolnummers 06/1697, 06/1698, 06/1699, 06/1700, 06/1702 en 06/1703, betreffende de aanslagen IB/PVV 2000 en 2001 en WAZ en ZFW 1999-2001 zijn naar aanleiding van een verzoek van de rechtbank door de gemachtigde van eiser ingetrokken, waarbij tussen partijen is afgesproken dat verweerder de uitkomst van de onderhavige zaak ook in die zaken zal volgen.
18. In de zaak met rolnummer 05/3756 betreffende de aan eiser opgelegde naheffingsaanslag BPM heeft de rechtbank eerder uitspraak gedaan op 5 juni 2006.
Beoordeling van het geschil
19. Op grond van artikel 42, vijfde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: Wet IB 1964), rust op eiser de bewijslast aan te tonen dat hij in het onderhavige jaar minder dan 1000 kilometer privé heeft gereden. Kan hij aan deze bewijslast niet voldoen, dan leidt dit tot een bijtelling van 20% van de catalogusprijs van de auto.
20. Eiser zou aan zijn bewijslast kunnen voldoen door middel van een adequate kilometeradministratie. Verweerder heeft de door eiser overgelegde kilometeradministratie echter verworpen. Daarbij heeft hij erop gewezen dat die administratie, afgezien van geconstateerde gebreken daarin, niet betrouwbaar is, omdat er een kto was ingebouwd in de auto.
21. Eiser heeft ten stelligste ontkend dat er in de auto een kto was ingebouwd. Ter zitting heeft hij, net als tijdens de behandeling van de BPM-zaak op de zitting van 21 april 2006, met stelligheid verklaard dat er bij hem geen kto was ingebouwd. Hij heeft verklaard dat hij op 29 mei 1998 wel een taxameter heeft laten inbouwen bij [B], maar niet een kto. De vermelding “Diversen” sloeg niet op een kto, maar op andere werkzaamheden, zoals vermeld op de factuur.
22. Ten aanzien van de stelling dat een kto is ingebouwd, rust de bewijslast op verweerder. De rechtbank is het met verweerder eens dat als een kto in de auto was ingebouwd, de kilometeradministratie manipuleerbaar is en dus onbetrouwbaar. Daarbij moet ervan worden uitgegaan dat een ingebouwde kto ook gebruikt zal zijn. Indien een kto in de auto is ingebouwd, kan de kilometeradministratie derhalve niet dienen als bewijs voor de stelling dat eiser in het onderhavige jaar minder dan 1000 kilometer privé heeft gereden.
23. De rechtbank heeft, net als in de uitspraak in de BPM-zaak, de verklaring van eiser afgewogen tegen het bewijs dat door verweerder is overgelegd en waarvan de belangrijkste gedeelten zijn geciteerd onder de opsomming van de feiten. Op zichzelf geeft de verklaring van eiser geen aanleiding om hem niet te geloven. Maar toch is de rechtbank van oordeel dat het door verweerder overgelegde bewijs dermate sterk is, dat de verklaring van eiser onvoldoende gewicht in de schaal legt om dat bewijs te ontkrachten.
De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat in de auto een kto was ingebouwd.
24. De omstandigheid dat er geen factuur is gevonden waarop het inbouwen van een kto aan eiser in rekening is gebracht, maakt het oordeel niet anders, omdat uit de verklaringen van de medewerkers van [B] blijkt dat nooit een factuur werd opgemaakt voor het inbouwen van een kto.
25. De stelling dat de, volgens eiser “niet geringe uitgave” voor de kto had moeten opvallen bij controle door verweerder van eisers volledige administratie, faalt ook. Niet gesteld is hoeveel een kto zou kosten, terwijl uit het door verweerder overgelegde NFI-rapport (bijlage 12 bij verweerschrift, p. 25) blijkt dat de kosten van een kto zonder afstandsbediening worden geschat op ƒ 100 (= € 45,38). Niet valt in te zien dat een dergelijk bedrag zou moeten opvallen in de administratie, nog daargelaten dat het bedrag ook in privé zou kunnen zijn betaald zonder dat dit is af te leiden uit een specifieke privé-opname.
26. De stelling van eisers gemachtigde in de pleitnota dat de door verweerder overgelegde bewijsstukken twijfel laten bestaan en dat uit twijfel geen bewijs kan voortkomen, kan eiser niet baten. In een belastingzaak als de onderhavige worden aan bewijslevering niet dezelfde zware eisen gesteld als in strafzaken.
27. Nu ervan moet worden uitgegaan dat er een kto in de auto was ingebouwd, moet de kilometeradministratie onbetrouwbaar worden geacht, zodat eiser door middel van die administratie niet kan aantonen dat hij onderhavige jaar minder dan 1000 kilometer privé heeft gereden. De verklaring van eiser ter zitting dat hij nooit privé met de auto reed, is onvoldoende om aan de bewijslast van artikel 42, vijfde lid, van de Wet IB 1964 te voldoen. Aangezien ander bewijs in dit geval niet voorhanden is, kan eiser dus niet aan de op hem rustende bewijslast voldoen.
28. Bovenstaand oordeel brengt mee dat verweerder, anders dan eiser heeft gesteld, de beginselen van behoorlijk bestuur niet heeft geschonden door op basis van de door hem overgelegde bewijsmiddelen de onderhavige navorderingsaanslag op te leggen. Er is geen sprake van vooringenomenheid van verweerder, de belangen zijn door verweerder zorgvuldig afgewogen en er is door verweerder voldoende gereageerd op de stellingen van eiser.
29. De beroepsgrond van eiser met betrekking tot de niet ontvangen brief uit 1997 over de administratieve verplichtingen bij gebruik van de taxameter en het invullen van de rittenkaarten, zoals verwoord onder A van het aanvullend beroepschrift van 5 juni 2006, mist gezien bovenstaande oordelen relevantie voor de beoordeling. Inhoudelijke bespreking van die grond zal daarom achterwege blijven.
30. Hetzelfde geldt voor de beroepsgronden onder C tot en met I betreffende de taxameter, de rittenkaarten, de werkmappen, de ritten op rekening, de overige administratie, de Chikwadraattoets en de kilometeradministratie.
31. Verweerder heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij aanleiding ziet om, net als in andere zaken met een zelfde feitencomplex is gebeurd, de bijtelling voor privé-gebruik in dit geval voor het laatste kwartaal te halveren, omdat de auto van oktober tot en met december 1999 ongeveer gedurende de helft van de tijd ter beschikking stond aan de heer [A]. Volgens verweerders opgave brengt dit mee dat de winstcorrectie van € 4.525 moet worden verminderd met € 566 (=12,5%) tot € 3.959. De rechtbank zal het belastbaar inkomen overeenkomstig de berekening van verweerder verminderen tot een bedrag van € 14.738 (ƒ 33.726 = € 15.304 - € 566 = € 14.738).
32. Het beroep is in zoverre gegrond.
33. Voor de boete geldt het volgende.
In verband met de hiervoor berekende verlaging van het belastbaar inkomen is het nagevorderde belastingbedrag lager dan het bedrag van ƒ 4.020 dat is berekend in de uitspraak op bezwaar. De boete, die een percentage is van dat belastingbedrag, dient in elk geval om die reden dienovereenkomstig te worden verminderd.
34. De in de uitspraak op bezwaar verminderde boete gaat uit van de opzet van eiser. Daarbij is het percentage van de boete verlaagd van 50% naar 25% van de nagevorderde belasting in verband met cumulatie van boetes bij de verschillende naheffings- en navorderingsaanslagen.
35. Gezien hetgeen hiervoor is overwogen over de inbouw van de kto, acht de rechtbank opzet bewezen, zodat een boete van 50% in beginsel passend en geboden is. De door verweerder toegepaste matiging wegens cumulatie tot 25% acht de rechtbank terecht, zodat een boete van 25% van het nagevorderde belastingbedrag passend en geboden is.
36. Aangezien de boete is aangezegd in de kennisgeving van 29 augustus 2003 (bijlage 4 bij aanvullend beroepschrift), is de redelijke termijn van artikel 6 EVRM inmiddels overschreden met een periode langer dan een jaar en korter dan twee jaar. De rechtbank vermindert de boete om die reden met 40%.
37. De boete komt dan uit op (60% van 25% =) 15% van het nagevorderde belastingbedrag.
38. Gelet op het bovenstaande dient het beroep gegrond te worden verklaard. De uitspraak op bezwaar moet worden vernietigd. Het belastbaar inkomen wordt verminderd tot een bedrag van € 14.738 en de boete wordt verminderd tot 15% van het nagevorderde belastingbedrag.
Proceskosten
39. De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiser in verband met de behande¬ling van het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).
40. Anders dan verweerder ter zitting heeft betoogd, ziet de rechtbank geen aanleiding om geen proceskosten dan wel een lager bedrag aan proceskosten toe te kennen omdat de processtukken in de onderhavige zaak gedeeltelijk het zelfde zouden zijn als de processtukken in de (eerder door de rechtbank besliste) BPM-zaak. Er zijn namelijk wel degelijk enige verschillen. Bovendien is de proceskostenvergoeding op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht dermate beperkt ten opzichte van de werkelijk gemaakte kosten, dat het de rechtbank niet onredelijk voorkomt om eiser in twee zaken (de BPM-zaak en de onderhavige IB/PVV-zaak) die beperkte proceskostenvergoeding toe te kennen.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van € 14.738;
- vermindert de boete tot een berekend naar een percentage van 15% van het na te vorderen belastingbedrag;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 644, en wijst de Staat der
Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiser te voldoen;
- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiser betaalde griffierecht van € 37
vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door
mr. F.M. Smit, voorzitter, mr. A.J.H. van Suilen en mr. M.C.G.J. van Well, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier, op 30 maart 2007.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.