ECLI:NL:RBARN:2007:BC2718

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
19 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
149758 en 155819
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit bij de verkoop van een pony en de gevolgen voor de koopovereenkomst

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Arnhem, draait het om de vraag of de verkochte pony voldeed aan de overeenkomst tussen de partijen. De eiser, [eiser inz. 149758], heeft de pony op 17 februari 2006 gekocht voor EUR 20.000,00 met de bedoeling dat zijn dochter, een beginnende amazone, op het dier zou rijden. Na de aankoop heeft de eiser echter verschillende gezondheidsproblemen en gedragsproblemen bij de pony geconstateerd, wat leidde tot de vordering om de koopovereenkomst te ontbinden. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht, waaronder de communicatie tussen de partijen en de medische rapporten van dierenartsen. De rechtbank oordeelt dat de pony niet voldeed aan de verwachtingen die de eiser op basis van de overeenkomst mocht hebben, en dat de gedaagden, [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819], verantwoordelijk zijn voor de non-conformiteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser tijdig heeft geklaagd over de gebreken en dat de gedaagden niet hebben aangetoond dat de pony bij aflevering gezond was. De rechtbank heeft de gedaagden veroordeeld tot het terugnemen van de pony en het terugbetalen van de koopsom, vermeerderd met rente. Daarnaast zijn de gedaagden ook veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de eiser. De zaak heeft ook een reconventionele vordering van de gedaagden, die betaling van een factuur vorderden, maar deze werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor bewijslevering en verdere uitlatingen van partijen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
Vonnis van 19 december 2007
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 149758 / HA ZA 06-2284 van
[eiser inz. 149758],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
procureur mr. F.J. Boom,
advocaat mr. L.M. Schelstraete te Tilburg,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde 1 inz. 149758].,
gevestigd te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
2. [gedaagde 2 inz. 149758],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
3. [gedaagde 3 inz. 149758],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
4. [gedaagde 4 inz. 149758],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. L. Paulus,
advocaat mr. A. de Feijter te Arnhem,
en
5. [gedaagde 5 inz. 149758],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
procureur mr. W.D. Huizinga,
advocaat mr. S.A. Wensing te Roden,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer 155819 / HA ZA 07-832 van
1. de vennootschap onder firma
[eiser 1 inz. 155819].,
gevestigd te [woonplaats],
2. [eiser 2 inz. 155819],
wonende te [woonplaats],
3. [eiser 3 inz. 155819],
wonende te [woonplaats],
4. [eiser 4 inz. 155819],
wonende te [woonplaats],
eisers,
procureur mr. L. Paulus,
advocaat mr. A. de Feijter te Arnhem,
tegen
[gedaagde inz. 155819],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. W.D. Huizinga,
advocaat mr. S.A. Wensing te Roden.
Partijen zullen hierna ook [eiser inz. 149758], [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] (gedaagden sub 1 tot en met 4 in conventie, eisers in reconventie in de zaak 06-2284 tevens eisers in de zaak 07-832) en [ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819] genoemd worden.
Gedaagde sub 1 in conventie, eiseres sub 1 in reconventie in de zaak 06-2284, tevens eiseres sub 1 in de zaak 07-832, zal hierna afzonderlijk [ged 1 inz. 149758/eis. 1 inz. 155819] genoemd worden.
1. De procedure in de zaak 06-2284
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 mei 2007
- de ter comparitie van 2 oktober 2007 genomen conclusie van antwoord in reconventie van [eiser inz. 149758]
- het proces-verbaal van comparitie van 2 oktober 2007.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De procedure in de zaak 07-832
2.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 juli 2007
- het proces-verbaal van comparitie van 2 oktober 2007.
2.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
3. De feiten in de beide procedures
3.1. [ged 1 inz. 149758/eis. 1 inz. 155819] drijft een professionele paardenhouderij en dressuurstal. [ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819] is een beoefenaar van de dressuursport, zij berijdt ook paarden van [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819]
3.2. Op of omstreeks 17 februari 2006 heeft [eiser inz. 149758] een Welsh pony gekocht van [ged 1 inz. 149758/eis. 1 inz. 155819] en/of van [ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819]. Het betrof een wedstrijdpony, genaamd [naam pony]. [eiser inz. 149758] heeft [ged 1 inz. 149758/eis. 1 inz. 155819] EUR 20.000,00 betaald als koopsom voor de pony.
3.3. [eiser inz. 149758] heeft [naam pony] aangekocht met de bedoeling dat zijn dochter op de pony zou gaan rijden en dat zijn dochter samen met [naam pony] zou doorstromen naar hoog wedstrijdniveau Z (dressuur). De dochter van [eiser inz. 149758] was op het moment van de aankoop elf jaar oud en een beginnende amazone. Voorafgaand aan de koopovereenkomst heeft zij bij [ged 1 inz. 149758/eis. 1 inz. 155819] twee keer keer proefgereden op [naam pony] nadat [ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819] had voorgereden.
3.4. Tot februari 2006 was [ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819] eigenares en trainster van de pony. Op 7 februari 2006 heeft [ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819] [naam pony] klinisch en röntgenonologisch laten keuren bij Dierenkliniek de Lingehoeve te [woonplaats]. Uit het van die keuring op 7 februari 2006 opgemaakte rapport blijkt dat uit dat onderzoek geen bijzonderheden naar voren zijn gekomen, de pony is goedgekeurd.
3.5. [ged 1 inz. 149758/eis. 1 inz. 155819] heeft van [ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819] EUR 14.000,00 als koopsom voor [naam pony] ontvangen.
3.6. Nadat de pony aan [eiser inz. 149758] is verkocht heeft de pony nog een aantal dagen op stal gestaan bij [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] Daarna is [naam pony] door [eiser inz. 149758] opgehaald en bij hem thuis op stal gezet.
3.7. [eiser inz. 149758] heeft de pony op 8, 9 en 10 maart en op 6 april 2006 voor verschillende klachten of aandoeningen laten behandelen door Dierenartsencombinatie Voorne-Putten.
3.8. Op 28 maart 2006 heeft drs. Kral van Dierenhospitaal Visdonk te Roosendaal over [naam pony] geschreven “diagnose; zeer gevoelig over het hele lijf, m.n. aan de rechter zijde. Asymetrische spieropbouw. Rechter posterior ilium, C6 rechts”. Namens C. Willekens, holistisch dierenarts en paardenarts, is op 10 april 2006 een mail aan de familie [eiser inz. 149758] gezonden waar onder meer in staat dat in het consult van 4 april 2006 is geconstateerd dat het bekken van [naam pony] scheef staat alsook “de peesplaat net achter de oren, boven de eerste/tweede cervicale wervels (C1/C2) is ontstoken en zeer pijnlijk”. Op 18 april 2006 heeft N. Deen, dierenfysiotherapeut te Nootdorp aan (Else) [eiser inz. 149758] een e-mailbericht gezonden waarin het volgende is opgenomen “Toen ik je ponie onderzocht vond ik inderdaad enorme gevoeligheid aan het lig, nuchae (longissimus) ter hoogte van C3, ik heb je toen ook geadviseerd terug te gaan naar de vorige eigenaar (…).”
3.9. In de periode van 21 maart tot en met 7 april 2006 hebben [eiser inz. 149758] en mevrouw [XXX] (gedaagde sub 3 in conventie, eiseres sub 3 in reconventie in de zaak 06-2284, tevens eiseres sub 3 in de zaak 07-832) per e-mail contact gehad over de gezondheid van [naam pony]. Op 7 april 2006 heeft [eiser inz. 149758] gemaild dat het gelet op de klachten van de pony beter was als zij terug zou gaan naar [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819]
3.10. Op 13 april 2006 heeft dierenarts L.A.J. Smeenk van Veterinair Centrum Someren na consultatie van [naam pony] de volgende conclusie op papier gezet: “klinisch acceptabel. Wel dier met dominant karakter en relatief hoge intelligentie. Derhalve niet ideaal voor relatief beginnende ruiter.”
3.11. Op 28 mei 2006 heeft (Else) [eiser inz. 149758] aan [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] gemaild “Tot onze grote spijt moeten wij u hierdoor mededelen dat wij pony [naam pony] op korte termijn willen retourneren, dit vanwege mis-match.
Wij hebben er inmiddels alles aan gedaan om de pony pijnvrij te krijgen, hetgeen gelukt is.
Haar gedrag is volgens diverse experts te wijten aan het karakter. Helaas blijft [naam pony] maar steigeren en is te onberekenbaar, te heet en levensgevaarlijk, niet alleen voor een B-ruiter, ook voor een Z2 ruiter en een ZZlicht ruiter.
Het was voor ons allen beter geweest ons voor de aankoop volledig en eerlijk te informeren. [naam pony] zou “superbraaf” zijn, volgens mededeling van [ged. 5 inz. 149758/ged inz. 155819] en haar moeder.
Graag vernemen wij van u wanneer wij haar naar [woonplaats] kunnen brengen”.
3.12. Op 28 juni 2006 heeft [eiser inz. 149758] [naam pony] teruggebracht naar [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819]
3.13. Bij brief van 14 september 2006 aan [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] heeft (de advocaat van) [eiser inz. 149758] de koopovereenkomst tussen [eiser inz. 149758] en [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] voor zover nodig ontbonden en subsidiair vernietigd. [eiser inz. 149758] heeft [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] aansprakelijk gesteld voor schade wegens de non-conforme koopovereenkomst en gesommeerd om de koopsom, schade en gemaakte advocaatkosten ten bedrage van totaal EUR 28.000,00 aan [eiser inz. 149758] te voldoen.
3.14. Bij brief van 20 september 2006 aan [eiser inz. 149758] heeft [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] mede namens [ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819], kort samengevat, iedere aansprakelijkheid van de hand gewezen. Zij heeft laten weten de koopsom noch de gevorderde schade en kosten te zullen voldoen.
3.15. Partijen hebben vervolgens tot eind november 2006 gecorrespondeerd. Op 20 november 2006 is [naam pony], op verzoek van [eiser inz. 149758] na daartoe van de voorzieningenrechter te Arnhem op 16 november 2006 verkregen verlof, in conservatoir beslag genomen. [naam pony] is in Maartensdijk bij bewaarder stal Arends geplaatst.
3.16. Op 20 november 2006 heeft J. Theeuwes, dierenarts, een verklaring opgesteld met de volgende inhoud “Op donderdag 16 november 2006 is ondergetekende in consult geroepen door [ged 1 inz. 149758./eis. 1 inz. 155819] te [woonplaats] om onderzoek te verrichten aan de pony [naam pony] (…). Bij dit onderzoek bleek de pony in een normale conditie te verkeren en maakte een gezonde en fitte indruk”.
3.17. Op 22 november 2006 is [naam pony] gekeurd door een aan Dierenartsenpraktijk Krommerijnstreek te Schalkwijk verbonden keuringsdierenarts die, blijkens het op die datum opgemaakte keuringsrapport, heeft geconcludeerd “pony niet geschikt als rij-pony!”
4. Het geschil
in de zaak 06-2284
4.1. [eiser inz. 149758] vordert – samengevat – dat de rechtbank:
1. voor recht verklaart dat de overeenkomst tussen hem en [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] en/of [ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819] is ontbonden, dan wel vernietigd, subsidiair dat de rechtbank de overeenkomst tussen hem en [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] en/of [ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819] ontbindt of vernietigt,
2. de gedaagden hoofdelijk, dan wel [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] en/of [ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819], veroordeelt om binnen 48 na betekening van dit vonnis de pony [naam pony] – na deugdelijke vooraankondiging – af te halen en weer in bezit te nemen en te houden, onder restitutie van de koopsom van EUR 20.000,00 verhoogd met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2006, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
3. de gedaagde hoofdelijk, dan wel [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] en/of [ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819], veroordeelt om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis aan [eiser inz. 149758] via telefonische overboeking een bedrag van EUR 14.694,21 aan schade, alsmede nog te lijden schade, alsmede buitengerechtelijke kosten ter omvang van EUR 1.158,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2006,
4. de gedaagden hoofdelijk, dan wel [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] en/of [ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819] veroordeelt in de proceskosten alsmede de kosten van beslag en sequestratie, met bepaling dat de gedaagden en/of [ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819] de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten zijn verschuldigd als niet binnen 48 uur nar betekening van dit vonnis volledig is betaald.
4.2. [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] en [ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819] voeren verweer.
[gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] stelt zich op het standpunt dat zij geen partij is bij de koopovereenkomst. Verder betwist [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] dat de pony [naam pony] de door [eiser inz. 149758] genoemde gezondheidsproblemen had. Ook betwist [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] de gestelde karakterproblematiek en voert zij aan dat [eiser inz. 149758] zelf de gemaakte trainings- en stallingsafspraken niet is nagekomen.
4.3. [ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819] voert aan dat zij geen partij is bij de overeenkomst die in haar optiek is aangegaan tussen [eiser inz. 149758] en [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] Voorts betwist [ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819] dat de pony gedragsproblemen vertoont of lijdt aan een gebrek dat de pony ongeschikt zou maken voor het door [eiser inz. 149758] beoogde doel.
4.4. In reconventie vordert [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] – samengevat – dat de rechtbank [eiser inz. 149758] veroordeelt tot betaling van EUR 3.033,08, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 november 2007, wegens het onbetaald laten van een factuur.
4.5. [eiser inz. 149758] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan
in de zaak 07-832
4.6. [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] vordert – samengevat – dat de rechtbank
1. [ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819] veroordeelt om aan [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] al datgene te betalen waartoe [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] in de hoofdzaak (06-2284) wordt veroordeeld, te vermeerderen met de wettelijke rente,
2. [ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819] veroordeelt om ten gunste van [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] al datgene te verrichten waartoe [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] in de hoofdzaak wordt veroordeeld,
voorwaardelijk, indien de vordering in de hoofdzaak wordt afgewezen
3. primair: [ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819] veroordeelt tot betaling van EUR 3.033,08, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
subsidiair: de koopovereenkomst met [ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819] ontbindt op grond van non-conformiteit, dan wel vernietigt op grond van dwaling en [ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819] veroordeelt tot betaling van EUR 3.033,08, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
[ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819] veroordeelt in de proceskosten in de hoofdzaak en in deze zaak.
4.7. [ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling
in de zaak 06-2284
in conventie
partijen bij de koopovereenkomst
5.1. Het geschil hangt in de kern samen met de vraag of de aan [eiser inz. 149758] verkochte pony [naam pony] in materieel opzicht beantwoordde aan wat partijen zijn overeengekomen. [eiser inz. 149758] stelt (primair) dat dit niet het geval is omdat hem na levering van de pony is gebleken dat het dier gebreken had.
5.2. De rechtbank zal eerst beoordelen of de litigieuze koopovereenkomst tot stand is gekomen tussen [eiser inz. 149758] en [ged 1 inz. 149758/eis. 1 inz. 155819], zoals [eiser inz. 149758] stelt. [ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819] onderschrijft de zienswijze van [eiser inz. 149758].
[gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] betwist de stelling evenwel gemotiveerd. Zij voert aan dat niet zij maar [ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819] de eigenaar was van de pony en dat [ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819] de pony heeft verkocht aan [eiser inz. 149758]. [ged 1 inz. 149758/eis. 1 inz. 155819] zou daarbij uitsluitend als bemiddelaar zijn opgetreden. Zij zou door [ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819] gevolmachtigd zijn om de koopovereenkomst namens [ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819] te sluiten. [eiser inz. 149758] is daarom volgens [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] niet-ontvankelijk in zijn vordering jegens [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819]
5.3. De rechtbank verwerpt dit verweer. Zij overweegt daartoe het volgende.
De vraag welke partijen met elkaar hebben gecontracteerd is in de eerste plaats een kwestie van interpretatie van verklaringen en uitingen zoals die over en weer begrepen zijn en mochten worden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [ged 1 inz. 149758/eis. 1 inz. 155819] zich jegens [eiser inz. 149758] geprofileerd als verkoper van de pony. Vast staat dat [eiser inz. 149758] de koopsom voor de pony heeft betaald aan [ged 1 inz. 149758/eis. 1 inz. 155819] en dat [eiser inz. 149758] zowel alle onderhandelingen voorafgaand aan de verkoop als besprekingen na de verkoop heeft gevoerd met [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] [ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819] heeft daarin geen rol gespeeld. Feitelijk is de pony ook aan [eiser inz. 149758] geleverd door [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819]
Weliswaar stelt [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] zich thans op het standpunt dat het [eiser inz. 149758] ten tijde van de verkoop voldoende duidelijk had moeten zijn dat [ged 1 inz. 149758/eis. 1 inz. 155819] enkel optrad als bemiddelaar maar dat standpunt deelt de rechtbank niet. In de eerste plaats heeft mevrouw [ged 3 inz. 149758/eis. 3 inz. 155819] ter comparitie verklaard dat zij [eiser inz. 149758] heeft meegedeeld dat [ged 1 inz. 149758/eis. 1 inz. 155819] alleen bemiddelde maar dit is niet nader onderbouwd. In de tweede plaats biedt naar het oordeel van de rechtbank noch de omstandigheid dat [ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819] [naam pony] op 7 februari 2006 heeft laten keuren door een dierenarts, noch het gegeven dat [ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819] desgevraagd specifieke informatie over de pony heeft verstrekt aan [eiser inz. 149758], aanknoping voor dat standpunt. Dit laatste was zelfs niet meer dan voor de hand liggend aangezien [ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819] jarenlang eigenares en trainster van de pony was en op grond daarvan de meeste kennis bezat over het dier. Verder kan uit de door [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] gestelde omstandigheid dat zij ten tijde van de verkoop geen eigenaar was van het dier niet worden afgeleid dat zij terzake als bemiddelaar zou optreden. Ten slotte heeft [eiser inz. 149758] evenmin uit de omstandigheid dat [ged 1 inz. 149758/eis. 1 inz. 155819], zoals zij aanvoert, zich met name richt op dressuursport en bemiddeling bij koopovereenkomsten, moeten of behoeven afleiden dat [ged 1 inz. 149758/eis. 1 inz. 155819] niet de verkopende partij was, nu niet is betwist dat [ged 1 inz. 149758/eis. 1 inz. 155819] zich, al dan niet incidenteel, eveneens bezig hield met de verkoop van paarden en pony’s.
5.4. Er moet dus van worden uitgegaan dat de koopovereenkomst tussen [eiser inz. 149758] en [ged 1 inz. 149758/eis. 1 inz. 155819] is gesloten. De vordering jegens [ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819] ligt daarmee voor afwijzing gereed.
non-conformiteit
5.5. Vervolgens ligt voor of de verkochte en geleverde pony aan de overeenkomst beantwoordde, dat wil zeggen of het dier de eigenschappen bezat die [eiser inz. 149758], mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] over de pony heeft gedaan, op grond van de overeenkomst mocht verwachten (artikel 7:17 BW).
5.6. [eiser inz. 149758] stelt dat partijen zijn overeengekomen dat de pony gezond zou zijn, ‘superbraaf’ en geschikt om door zijn 11-jarige dochter, een beginnende amazone, dressuurmatig te worden bereden. [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] erkent dat partijen zijn overeengekomen dat de te verkopen pony een wedstrijdpony zou zijn waarmee een relatief onervaren amazone de dressuurtop zou kunnen behalen. Voorts staat genoegzaam vast dat [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] [eiser inz. 149758] heeft toegezegd dat de pony gezond was. De pony was op 7 februari 2006 gekeurd en gezond bevonden.
5.7. Volgens [eiser inz. 149758] beantwoordde de pony echter op twee punten niet aan de overeenkomst. In de eerste plaats zou [eiser inz. 149758], relatief snel nadat hij [naam pony] had opgehaald en bij hem had gestald, zijn gebleken dat de pony een aantal lichamelijke gebreken vertoonde. In het bijzonder noemt [eiser inz. 149758] mok, gebitsproblemen, stro-allergie, pijngevoeligheid over het hele lijf, bekkenscheefstand, scheefstand van de tweede nekwervel en een peesplaatblessure bij de bovenste twee nekwervels.
In de tweede plaats zou de pony wegens haar onberekenbare karakter ongeschikt zijn om te worden bereden door een beginnende amazone.
5.8. [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] voert aan dat [eiser inz. 149758] er geen beroep meer op kan doen dat de pony niet aan de overeenkomst beantwoordde omdat [eiser inz. 149758] [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] niet binnen bekwame tijd, dat wil zeggen binnen twee maanden nadat hij de problemen ontdekte, daarvan in kennis heeft gesteld (eerste lid van artikel 7:23 BW).
De rechtbank oordeelt anders. Uit de in het geding gebrachte correspondentie blijkt dat [eiser inz. 149758] op 5 maart 2006 voor de eerste maal een lichamelijk gebrek constateerde bij [naam pony]. Op 21 maart 2006 heeft [eiser inz. 149758] de klachten voorgelegd aan [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] en op 7 april 2006 heeft hij gemaild dat de pony terugmoest naar [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] (zie onder 3.9). De karakterproblemen zijn, zo betoogt [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819], door [eiser inz. 149758] ten laatste op 21 maart 2006 ontdekt. Op die datum heeft [eiser inz. 149758] [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] daarvan ook per e-mail in kennis gesteld. Uit het e-mailbericht dat [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] als productie 44 heeft overgelegd, blijkt dat [eiser inz. 149758] [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] in ieder geval op 20 april 2006 weer heeft gemaild en de visie van [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] heeft gevraagd op het probleem dat [naam pony] ‘een paar keer per dag op de achterbeentjes gaat staan’. Op 28 mei 2006 heeft [eiser inz. 149758] opnieuw geklaagd over het gedrag van de pony. Gelet op dat datum van de koopovereenkomst – op of omstreeks 7 februari 2006 – lijdt het geen twijfel dat [eiser inz. 149758] hiermee binnen bekwame tijd heeft geklaagd.
lichamelijke gebreken
5.9. Ten aanzien van de gestelde lichamelijke gebreken overweegt de rechtbank in de eerste plaats dat [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] niet heeft weersproken dat indien [naam pony] ten tijde van de levering inderdaad leed aan (één van) de door [eiser inz. 149758] genoemde gebreken, dit zou impliceren dat de pony niet beantwoordde aan de overeenkomst.
Vervolgens moet dus worden vastgesteld of de pony (één van) die gebreken had op het moment van de levering.
5.10. [eiser inz. 149758] stelt dat dit het geval is. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft hij een aantal schriftelijke diagnoses en bevindingen van verschillende dierenartsen en specialisten, daterend van maart en april 2006, in het geding gebracht (zie onder 3.7 en 3.8).
[eiser inz. 149758] stelt voorts dat de pony ook nadien weer fysieke klachten is gaan vertonen die later zelfs nog in ernst zijn toegenomen.
5.11. Dit alles is gemotiveerd betwist door [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] onder verwijzing naar het keuringsrapport van 7 februari 2006 (zie onder 3.4), maar eveneens met verwijzing naar rapportages van dierenartsen van 13 april 2006 (zie onder 3.10) en 20 november 2006 (zie onder 3.16).
5.12. Ingevolge de hoofdregel van het bewijsrecht ligt de bewijslast dat [naam pony] ten tijde van de levering leed aan de door [eiser inz. 149758] genoemde aandoeningen bij [eiser inz. 149758].
5.13. Ten aanzien van het door [eiser inz. 149758] te leveren bewijs overweegt de rechtbank nog het volgende. [eiser inz. 149758] heeft een beroep gedaan op het tweede lid van artikel 7:18 BW dat bepaalt dat bij een consumentenkoop wordt vermoed dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, indien de afwijking van het overeengekomene zich binnen een termijn van zes maanden na aflevering openbaart, tenzij de aard van de zaak of de aard van de afwijking zich daartegen verzet. [eiser inz. 149758] voert aan dat hij al op 5 maart 2006, dus ruim binnen de termijn van zes maanden, constateerde dat de pony hoestte en dat op 8 maart 2006 een gecompliceerde mok, een pijnlijke rechterzijde en een verwaarloosd gebit werden geconstateerd.
5.14. [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] heeft echter betwist dat [naam pony] bij aflevering aan [eiser inz. 149758] gezondheidsproblemen had onder verwijzing naar het meergenoemde rapport van 7 februari 2006. De rechtbank is van oordeel dat, nu vaststaat dat de keuring vlak voor de verkoop is verricht door een erkend keuringsdierenarts en nu uit het rapport blijkt dat [naam pony] uitgebreid door deze arts is onderzocht en gezond is bevonden, het tegenbewijs van het wettelijke vermoeden van het tweede lid van artikel 7:18 BW is geleverd.
Weliswaar heeft [eiser inz. 149758] een aantal bezwaren aangevoerd tegen onder meer de omvang van het onderzoek maar die bezwaren rechtvaardigen, gelet op hun inhoud en ernst, naar het oordeel van de rechtbank niet de conclusie dat de resultaten van het onderzoek op voorhand als twijfelachtig moeten worden bestempeld.
5.15. Het bovenstaande brengt mee dat, nu het wettelijke vermoeden van het tweede lid van artikel 7:18 BW is ‘ontzenuwd’, [eiser inz. 149758] (vol) bewijs dient te leveren van zijn stelling dat [naam pony] op of omstreeks 17 februari 2006, de datum van aflevering van de pony, leed aan (één van) de door [eiser inz. 149758] genoemde fysieke aandoeningen, samengevat in 5.7 van dit vonnis.
karakterproblemen
5.16. In de tweede plaats stelt [eiser inz. 149758] dat [naam pony], gelet op haar vurige en onvoorspelbare karakter, per definitie niet geschikt is om als dressuurpony door zijn dochter te worden bereden.
5.17. [eiser inz. 149758] stelt dat partijen zijn overeengekomen dat [naam pony] een braaf en zelfs ‘superbraaf’ dier zou zijn. [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] betwist dat aan [eiser inz. 149758] een dergelijke toezegging over braafheid van de pony is gedaan. Zij voert aan dat zij aan [eiser inz. 149758] heeft meegedeeld dat [naam pony] een ‘pittige’ pony was maar dat het dier om het beoogde doel – de dressuurtop – te kunnen bereiken, strikte begeleiding en training nodig had. Daarom zou [ged 1 inz. 149758/eis. 1 inz. 155819] met [eiser inz. 149758] eveneens een stallings- en trainingsovereenkomst zijn aangegaan.
5.18. De rechtbank overweegt dat tussen partijen niet in geschil is dat (is gebleken dat) [naam pony] geen superbrave pony is maar een dier met veel pit, dat in toom dient te worden gehouden. Partijen verschillen van mening over de vraag of dit tevoren aan [eiser inz. 149758] is meegedeeld. Het is [eiser inz. 149758] die stelt dat hem is gegarandeerd dat de pony ‘superbraaf’ was. Van die stelling draagt [eiser inz. 149758] ingevolge de hoofdregel de bewijslast. Indien de gestelde toezegging komt vast te staan, vloeit de non-conformiteit gelet op hetgeen hiervoor is overwogen voort uit het karakter van de pony.
Indien de toezegging over de (super)braafheid niet wordt bewezen, is daarmee nog niet de vraag beantwoord of [eiser inz. 149758] een pony verkocht en geleverd heeft gekregen die aan de overeenkomst beantwoordde, dat wil zeggen geschikt was voor het door [eiser inz. 149758] beoogde gebruik.
5.19. Bij beantwoording van die vraag stelt de rechtbank voorop dat het [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] bekend was dat [naam pony], na verkoop en levering aan [eiser inz. 149758], bereden zou gaan worden door een jonge en relatief onervaren amazone. Indien, zoals [eiser inz. 149758] onderbouwd stelt, zou komen vast te staan dat [naam pony] een onvoorspelbaar karakter heeft, tot uiting komend in regelmatig steigeren en staken, zou daarmee naar het oordeel van de rechtbank sprake zijn van non-conformiteit, waarvoor [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] ingevolge artikel 7:17 BW verantwoordelijk c.q. aansprakelijk is. Daarbij is van geen belang of [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] van het onvoorspelbare karakter zou hebben geweten.
5.20. Aan [eiser inz. 149758] zal gelet op het bovenstaande en uit proces-economische overwegingen gelijk met de eerste bewijsopdracht, bewijs worden opgedragen van zijn stelling dat [naam pony] een onvoorspelbaar karakter heeft, dat (onder meer) tot uiting komt in regelmatig steigeren en staken.
Daarbij dient vast te komen staan dat de pony dit gedrag ook al voor de levering aan [eiser inz. 149758] vertoonde. Anders kan immers niet worden uitgesloten dat, zoals [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] aanvoert, het gestelde tegendraadse en weigerachtige gedrag van de pony na de aflevering aan [eiser inz. 149758] (mede) het gevolg is van aan [eiser inz. 149758] toe te rekenen feiten en omstandigheden.
5.21. Indien [eiser inz. 149758] niet slaagt in het hem opgedragen bewijs over de door [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] toegezegde superbraafheid van de pony en evenmin over het onvoorspelbare karakter van de pony, dient ten slotte te worden vastgesteld aan welke partij het geconstateerde – en op zichzelf niet weersproken – steigeren en staken van [naam pony] na aflevering aan [eiser inz. 149758] te worden verklaard. In dat kader zal de vraag aan de orde komen of, zoals [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] stelt, [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] [eiser inz. 149758] heeft meegedeeld dat [naam pony] training en begeleiding nodig heeft, of [eiser inz. 149758] zich heeft gehouden aan de gestelde stallings- en trainingsovereenkomst, of en in hoeverre dat de oorzaak is geweest van het weigerachtige gedrag van [naam pony] dan wel of [eiser inz. 149758] anderszins een verwijt te maken is. Bewijslevering hierover, al dan niet in combinatie met deskundigenbericht, zal indien nodig in een later vonnis aan de orde worden gesteld.
5.22. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
in reconventie
5.23. Ter onderbouwing van haar reconventionele vordering voert [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] aan dat zij in de periode van 27 juni tot en met 20 november 2006 [naam pony] heeft getraind. De daarmee verband houdende kosten, een totaalbedrag van EUR 3.033,08 belopende, vordert zij thans, te vermeerderen met de over dit bedrag vervallen rente.
5.24. [eiser inz. 149758] betwist niet dat hij de hem op 15 november 2006 door [ged 1 inz. 149758/eis. 1 inz. 155819] gezonden factuur ten bedrage van het gevorderde bedrag, niet heeft betaald. Hij betwist evenwel dat hij is gehouden dit bedrag te voldoen nu partijen over stalling en training in die periode niets zijn overeengekomen. Voorts is [eiser inz. 149758] van mening dat [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] – als toerekenbaar tekort geschoten partij – zelf deze kosten dient te dragen en wijst hij op de door hem ingeroepen ontbinding en vernietiging. Subsidiair voert [eiser inz. 149758] nog aan dat het gevorderde bedrag onbillijk is.
5.25. De rechtbank zal [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] in de gelegenheid stellen haar vordering bij akte nader te onderbouwen, in die zin dat zij dient aan te geven of, en zo ja welke, afspraken met [eiser inz. 149758] zijn gemaakt over de training van [naam pony] na 27 juni 2006 en meer in het bijzonder welke tarieven zij heeft gehanteerd en of deze tarieven met [eiser inz. 149758] heeft besproken.
5.26. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
in de zaak 07-832
5.27. [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] stelt dat, ook indien zou komen vast te staan dat [ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819] geen partij was bij de koopovereenkomst – in welke zin de rechtbank in de hoofdzaak heeft overwogen – dit de door [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] in deze vrijwaringsprocedure ingenomen stelling onverlet laat dat tussen [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] en [ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819] sprake is van een overeenkomst van lastgeving (artikel 7:714 BW) dan wel een overeenkomst van opdracht (artikel 7:400 BW). Dit wordt door [ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819] betwist. De rechtbank deelt de mening van [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] in zoverre dat haar contractuele relatie met [ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819] afzonderlijk moet worden beoordeeld van die met [eiser inz. 149758] die onderwerp is van de hoofdzaak.
5.28. De rechtbank is van oordeel dat in de verhouding [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] – [ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819] geen sprake is geweest van lastgeving of opdracht en evenmin van bemiddeling. Daartoe wordt het volgende overwogen. Bij lastgeving verbindt de lasthebber zich om voor rekening van de lastgever rechtshandelingen te verrichten. [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] heeft niet gesteld en evenmin is gebleken dat [ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819] het economische risico zou dragen van de af te sluiten koopovereenkomst.
Dit volgt ook uit het feit dat [ged. 5 inz. 149758/ged. inz. 155819] [naam pony] voorafgaand aan de overeenkomst aan [eiser inz. 149758] heeft gepresteerd. Dat [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] op de transactie met [naam pony] een marge heeft gehaald van EUR 6.000,00 zoals zij stelt, betekent niet dat ter zake sprake is van (bemiddelings)loon nu deze marge evengoed als verkoopmarge zou kunnen worden aangemerkt.
5.29. Gelet op het in de hoofdprocedure te leveren bewijs zal om proceseconomische redenen iedere beslissing worden aangehouden.
6. De beslissing
De rechtbank
in de zaak 06-2284
in conventie en in reconventie
5.30. draagt [eiser inz. 149758] op te bewijzen dat
- de pony [naam pony] op of omstreeks 17 februari 2006, de datum van aflevering van de pony, leed aan (één van) de door [eiser inz. 149758] genoemde fysieke aandoeningen, samengevat in 5.7 van dit vonnis (zie onder 5.15),
- [eiser inz. 149758] door of namens [ged 1 inz. 149758/eis. 1 inz. 155819] is toegezegd dat [naam pony] een superbraaf paard is (zie onder 5.18),
- de pony [naam pony] een onvoorspelbaar karakter heeft, dat (onder meer) tot uiting komt in regelmatig steigeren en staken. Vast dient komen te staan dat de pony dit gedrag ook al voor de levering aan [eiser inz. 149758] vertoonde (zie onder 5.20),
5.31. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 16 januari 2008 voor
- uitlating door [eiser inz. 149758] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
- alsmede voor uitlating door [gedn. 1 t/m 4 inz. 149758+eis. inz. 155819] over hetgeen onder 5.25 is overwogen (kosten stalling en training),
5.32. bepaalt dat [eiser inz. 149758], indien hij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
5.33. bepaalt dat [eiser inz. 149758], indien hij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden februari tot en met april 2008 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.34. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. J.R. Veerman in het paleis van justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4,
5.35. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.36. houdt iedere verdere beslissing aan.
in de zaak 07-832
5.37. houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2007.