ECLI:NL:RBARN:2007:BC1587

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
21 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
163442
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van conservatoir beslag afgewezen

In deze zaak vorderden eisers, wonende te [woonplaats], de opheffing van een conservatoir beslag dat door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Accon AVM Groep B.V. was gelegd op hun onroerende zaak. Het beslag was gelegd na verkregen verlof van de voorzieningenrechter op 12 juli 2006. De eisers stelden dat zij voldoende zekerheid boden ter vervanging van het beslag, door aan te bieden de resterende overwaarde na verkoop van de woning in depot te laten bij de notaris. Accon voerde verweer en stelde dat de eisers het vereiste spoedeisende belang ontbeerden, omdat hun vordering was gebaseerd op een onzekere toekomstige situatie.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het opheffen van het beslag niet kon worden toegewezen. De rechter stelde vast dat de eisers niet summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vordering van Accon hadden aangetoond. Bovendien was de geboden zekerheid, een waardebepaling door een makelaar, niet voldoende om de waarde van de woning vast te stellen. De rechter benadrukte dat het belang van Accon om voldoende zekerheid te verkrijgen zwaarder woog dan het belang van de eisers om hun woning vrij van beslag te kunnen verkopen.

Uiteindelijk wees de voorzieningenrechter de vorderingen van de eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten, die aan de zijde van Accon tot op heden waren begroot op EUR 778,00. Dit vonnis werd uitgesproken in het openbaar op 21 december 2007 door mr. J.D.A. den Tonkelaar, in aanwezigheid van de griffier mr. N. Huisman.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 163442 / KG ZA 07-756
Vonnis in kort geding van 21 december 2007
in de zaak van
1. [eiser],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser],
wonende te [woonplaats],
eisers,
procureur mr. F.J. Boom,
advocaat mr. V.F.M. Jongerius te Doetinchem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ACCON AVM GROEP B.V.,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde,
advocaat mr. P.W. Dijkmans te Bladel.
Partijen zullen hierna [eiser] c.s. en Accon genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 3 december 2007 met producties
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser] c.s. met producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Accon heeft – na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank d.d. 12 juli 2006 – ten laste van [eiser] c.s. conservatoir beslag gelegd op de onroerende zaak van [eiser] c.s. gelegen aan de [adres].
2.2. Tussen partijen is een bodemprocedure aanhangig bij de kantonrechter. De procedure staat voor uitspraak op de rol van 14 december 2007.
3. Het geschil
3.1. [eiser] c.s. vordert samengevat - de opheffing van het op 7 augustus 2006 gelegde beslag. Als grondslag voor zijn vordering voert [eiser] c.s. aan dat hij voldoende zekerheid stelt ter vervanging van het door Accon gelegde beslag door aan Accon aan te bieden de na verkoop van de woning resterende overwaarde onder aftrek van de bij de verkoop gemaakte kosten in depot te laten bij de notaris.
3.2. Accon voert verweer. Accon stelt dat [eiser] c.s. het vereiste spoedeisende belang bij de door hem ingestelde vordering ontbeert. Hij vordert immers opheffing van het beslag op basis van de onzekere toekomstige situatie dat hij het huis wenst te gaan verkopen en dat Accon mogelijk na verkoop weigert over te gaan tot opheffing van het beslag. Voorts heeft Accon reeds aangegeven bereid te zijn over te gaan tot opheffing van het beslag indien [eiser] c.s. voldoende zekerheid stelt. De door [eiser] c.s. geboden zekerheid acht Accon echter niet voldoende.
4. De beoordeling
4.1. Het spoedeisend belang vloeit genoegzaam voort uit de stellingen van [eiser] c.s.
4.2. Voorop wordt gesteld dat ingevolge het bepaalde in artikel 705 lid 2 Rv. het beslag onder meer dient te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag blijkt, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid wordt gesteld. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert – met inachtneming van de beperkingen van de kort geding procedure – aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk is. De voorzieningenrechter zal evenwel hebben te beslissen aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen.
4.3. Uit het door [eiser] c.s. naar voren gebrachte is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vordering gebleken. Evenmin heeft [eiser] c.s., door bijvoorbeeld een bankgarantie, een alternatieve zekerheid geboden die, gelet op het bedrag waartoe de voorzieningenrechter het verlof tot het leggen van beslag heeft verleend, zodanig is dat voor de vordering voldoende zekerheid wordt gesteld.
4.4. Er dient dan ook een belangenafweging plaats te vinden tussen de belangen van [eiser] c.s. om zijn woning vrij van beslag te kunnen verkopen en de belangen van Accon om zekerheid van voldoening van de vordering te verkrijgen. Daarbij dient in ogenschouw te worden genomen dat een conservatoir beslag er naar zijn aard toe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de hoofdzaak wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering voor de door het beslag ontstane schade zal kunnen worden aangesproken.
4.5. [eiser] c.s. heeft aangeboden het na verkoop van de woning resterende bedrag, onder aftrek van de bij de verkoop gemaakte makelaars- en notariskosten, in depot te laten bij de notaris als zekerheid voor de vordering van Accon. Daarbij heeft [eiser] c.s. vooruitlopend op de verkoop van de woning een waardebepaling door een makelaar overgelegd ter indicatie van de te verwachten verkoopprijs. Deze waardebepaling is echter naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aan te merken als een taxatie en daarmee is de waarde van de woning niet voldoende komen vast te staan, zodat het onduidelijk is wat een reële verkoopprijs is van de woning. Evenmin is daarmee duidelijk welk bedrag te verwachten is als uiteindelijk resterende overwaarde. Verder heeft [eiser] c.s. zich op navraag van Accon evenmin bereid getoond inzage te verschaffen in de betalingen van de hypotheek tot op heden zodat eveneens onduidelijk is of nog achterstallige betalingen dienen worden te voldaan uit de opbrengst van de woning.
4.6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van Accon om voldoende zekerheid van haar vordering te verkrijgen zwaarder moet wegen dan het belang van [eiser] c.s. om zijn woning zonder beslag te kunnen verkopen. Met haar aanbod tot het in depot laten na verkoop van een onzeker bedrag heeft [eiser] c.s. naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende vervangende zekerheid aan Accon geboden. Uit het voorgaande volgt dan ook dat de vordering tot het opheffen van het beslag dient te worden afgewezen.
4.7. [eiser] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Accon worden begroot op:
- vast recht EUR 251,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 527,00
Totaal EUR 778,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Accon tot op heden begroot op EUR 778,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. N. Huisman op 21 december 2007.