ECLI:NL:RBARN:2007:BC1571

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
9 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
149529
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundige in civiele procedure inzake advies en pensioen

In deze civiele procedure, aangespannen door [eiser] tegen de besloten vennootschap DBA ADVIES B.V., heeft de rechtbank Arnhem op 19 december 2007 een vonnis gewezen. De zaak betreft de vraag of DBA ADVIES B.V. als adviseur heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en zorgvuldig adviseur verwacht mag worden, met betrekking tot de gevolgen van de dalende rentestand voor het pensioen van [eiser]. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 3 oktober 2007 vastgesteld dat er behoefte is aan actuariële deskundigheid om de vragen van [eiser] te beantwoorden. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de benoeming van een deskundige en de aan deze te stellen vragen.

De rechtbank heeft de heer L. Roodbol, actuariële deskundige, benaderd en hij heeft aangegeven bereid te zijn om de opdracht te aanvaarden. De kosten voor het opstellen van een deskundigenrapport zijn geraamd op € 8.000,00 à € 9.000,00. De rechtbank heeft bepaald dat partijen, te beginnen met [eiser], zich moeten uitlaten over de benoeming van de deskundige. Totdat deze benoeming heeft plaatsgevonden, zijn verdere beslissingen aangehouden. De zaak is opnieuw op de rol gezet voor 9 januari 2008, waar [eiser] een akte moet nemen over de benoeming van de deskundige.

De rechtbank heeft in deze procedure de rol van de adviseur en de verantwoordelijkheden die daarbij komen kijken, onder de loep genomen. De vragen die beantwoord moeten worden, zijn van groot belang voor de financiële situatie van [eiser] en zijn vrouw. De rechtbank heeft benadrukt dat de positie van mevrouw [eiser] ook in ogenschouw moet worden genomen, maar dat de focus voorlopig ligt op de actuariële vragen die aan de deskundige voorgelegd zullen worden. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.D.A. den Tonkelaar.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 149529 / HA ZA 06-2252
Vonnis van 19 december 2007
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. H. van Ravenhorst,
advocaat mr. W.H. Bussink te Emmen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DBA ADVIES B.V.,
gevestigd te Barneveld,
gedaagde,
procureur mr. P.M. Wilmink,
advocaat mr. Ph.H.J.G. van Huizen te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en dBa genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 oktober 2007
- de akte van [eiser]
- de antwoordakte van dBa.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. In het vonnis van 3 oktober 2007 is onder meer overwogen dat de volgende vragen voorliggen welker beantwoording een andere deskundigheid nodig heeft dan die van de rechtbank, namelijk actuariële deskundigheid.
1. Kon van dBa, handelend als als een redelijk bekwaam en redelijk zorgvuldig adviseur, gelet op de omstandigheden van dit geval zoals omschreven in dit vonnis en het vonnis van 4 juli 2007, worden verwacht dat zij eigener beweging op de vragen die [eiser] haar in 1999 en/of 2004 stelde (vonnis 4 juli 2007 onder 2.6) hem wees op de gevolgen van de dalende rentestand voor het door [eiser] aan te kopen pensioen?
2. Had, als vraag 1 bevestigend wordt beantwoord, [eiser], gelet op zijn financiële situatie en alle andere relevante omstandigheden, waaronder de mogelijk voor zijn vrouw bestaande mogelijkheid om fulltime te gaan werken, na dBa’s antwoord in redelijkheid maatregelen kunnen treffen om zich voor de periode na 1 januari 2006 een hoger inkomen te verschaffen dan waartoe het verzekerde pensioen uiteindelijk leidde?
3. Wat zou, als vraag 2 bevestigend wordt beantwoord, in redelijkheid als een voor [eiser] haalbaar pensioeninkomen na 1 januari 2006 geschat kunnen worden?
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de persoon van een deskundige en de aan deze te stellen vragen.
2.2. Vervolgens heeft [eiser] aangegeven zich met het voorstel van de rechtbank te kunnen verenigen, maar voordat de deskundige benoemd wordt, te willen weten hoe hoog zijn kosten geraamd worden. Dit is in overeenstemming met de geldende praktijk.
2.3. Door dBa is aangegeven dat zij, anders dan de rechtbank, behoefte heeft aan een juridisch deskundige, gespecialiseerd op het terrein van de zorg- en informatieplichten van tussenpersonen/adviseurs. De rechtbank heeft hieraan – vooralsnog – geen behoefte, zoals uit het tussenvonnis volgt. Voorts stelt dBa voor de positie van mevrouw [eiser] nader in ogenschouw te nemen. De rechtbank is met dBa eens dat deze positie belangrijk is, maar vooralsnog niet meer of anders dan blijkt uit de onder 2 geformuleerde vraag, die op het actuariële vlak ligt.
2.4. Inmiddels heeft de rechtbank via het Actuarieel Genootschap geïnformeerd welke actuaris de drie vragen kan beantwoorden. Dit is de heer L. Roodbol. Hij heeft de rechtbank telefonisch meegedeeld bereid te zijn de opdracht tot het opmaken van een deskundigenrapport in deze zaak te aanvaarden, voor het onderzoek ongeveer zes weken nodig te hebben en de hoogte van het voorschot te berekenen op € 8.000,00 à € 9.000,00. Bij een benoeming zal uiteraard een exact voorschot in het vonnis worden opgenomen.
2.5. Het voorgaande betekent dat partijen, [eiser] als eerste, zich dienen uit te laten over de benoeming van de deskundige. Daartoe zal hen op korte termijn de gelegenheid geboden worden. Verder zal iedere beslissing thans worden aangehouden.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 9 januari 2008 voor het nemen van een akte door [eiser] over hetgeen is vermeld onder 2.5,
3.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2007.