ECLI:NL:RBARN:2007:BC1565

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
19 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
144402
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. Noordraven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over saneringskosten en dwaling bij onroerend goed transactie

In deze zaak vorderde de stichting Woningstichting Volksbelang, eiseres in conventie, een hoofdelijke veroordeling van de besloten vennootschap Maas & Waal Vastgoed & Projectontwikkeling B.V. en twee gedaagden tot betaling van saneringskosten die voortvloeiden uit een onroerend goed transactie. Volksbelang stelde dat het verkochte onroerend goed niet voldeed aan de verwachtingen die zij op grond van de koopovereenkomst mocht hebben. De rechtbank beoordeelde de feiten en oordeelde dat Maas & Waal niet tijdig had geklaagd over de gebreken, waardoor zij haar rechten had verloren. Maas & Waal voerde aan dat er sprake was van dwaling en dat de overeenkomst vernietigd diende te worden. De rechtbank verwierp dit verweer, omdat de overeenkomst duidelijk was en de risico's van sanering bij Maas & Waal lagen. De rechtbank oordeelde dat de kosten van sanering voor rekening van Maas & Waal kwamen, en dat de boeteclausule van 5% van de koopsom van toepassing was. De rechtbank wees de vorderingen van Volksbelang toe en veroordeelde Maas & Waal in de proceskosten. De zaak werd aangehouden voor verdere aktewisseling over de specificatie van de gevorderde kosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 144402 / HA ZA 06-1450
Vonnis van 19 december 2007
in de zaak van
de stichting
WONINGSTICHTING VOLKSBELANG,
gevestigd te Made,
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
procureur mr. F.J. Boom,
advocaat mr. J.M.H. van den Mosselaar te Best,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAAS & WAAL VASTGOED & PROJECTONTWIKKELING B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
2. [gedaagde],
wonende te [woonplaats],
3. [gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in voorwaardelijke reconventie,
procureur mr. R.P. Elzas,
advocaat mr. M.P.G.M. Gorgels te 's-Hertogenbosch.
Eiseres wordt hierna Volksbelang genoemd, gedaagden worden gezamenlijk Maas & Waal genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 april 2007
- het proces-verbaal van comparitie van 5 oktober 2007
- de conclusie van antwoord in reconventie.
1.2. Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.
2. De vaststaande feiten
2.1. De besloten vennootschap [bedrijfsnaam] B.V. is tot 1998 eigenaar geweest van de percelen [adres]. Zij heeft op dat perceel een garagebedrijf en een tankstation geëxploiteerd.
2.2. [bedrijfsnaam] heeft de exploitatie in 1993 gestaakt en met de Stichting Uitvoering Bodemsanering Amovering Tankstations, verder Subat, een overeenkomst gesloten tot het saneren van de bodem. Subat heeft in 1996 een bodemonderzoek laten uitvoeren en vervolgens een saneringsplan ingediend bij de provincie Noord-Brabant, die in oktober 1999 met het saneringsplan heeft ingestemd. Vervolgens heeft [bedrijfsnaam] het perceel verkocht aan Maas & Waal voor € 839.493,- (ƒ 1.850.000,-). In mei en juni 2000 en in juli t.m. november 2001 zijn de saneringswerkzaamheden uitgevoerd. Daarvan heeft UDM Adviesbureau B.V. een evaluatierapport opgesteld, gedateerd 16 mei 2003. Volgens de in dat rapport onder 10 opgenomen tabel is er een restverontreiniging achtergebleven van 80 m³ onder de winkel en van 150 m³ onder de showroom.
2.3. Op 23 januari 2004 is ten overstaan van notaris mr. Cox te Drimmelen een akte van levering verleden tussen Maas & Waal als verkoper en Volksbelang als koper. In die akte is onder meer het volgende opgenomen:
“LEVERING, REGISTERGOED, GEBRUIK
Verkoper heeft blijkens een met koper op acht en twintig augustus tweeduizend drie aangegane koopovereenkomst aan koper verkocht en levert op grond daarvan aan koper, die blijkens voormelde overeenkomst van verkoper heeft gekocht en bij deze in eigendom aanvaardt:
I de garage met bovenwoning, ondergrond, erf, tuin en verdere aanhorigheden te [adres] sectie S nummer 3375, groot vijf aren vijf en veertig centiaren;
welk perceel is belast met een kwalitatieve verplichting alsmede met een aantekening dat op een gedeelte van dit perceel een besluit rust als bedoeld in artikel 55 Wet Bodembescherming;
II het woonhuis met kantoor, magazijn, montage-afdeling, wasserette, ondergrond, erf, tuin en verdere aanhorigheden te [adres] sectie S nummer 1271, groot elf aren één en veertig centiaren;
welk perceel is belast met een kwalitatieve verplichting;
hierna ook te noemen het verkochte, door koper te gebruiken voor kantoor- en woondoeleinden (…)
Verkoper verklaart, dat de verkochte grond is gesaneerd en geschikt is voor de beoogde bestemming. (…)
KOOPPRIJS, VERREKENING DIVERSE BEDRAGEN
De koopprijs voor het registergoed bedraagt EENMILJOEN VIERHONDERD DUIZEND EURO (€ 1.400.00,00), welk bedrag door koper is voldaan door storting op een rekening van mij, notaris (…)
BEPALINGEN
bodemonderzoek/ondergrondse tanks
Artikel 6
Met betrekking tot eventuele bodemverontreiniging wordt verwezen naar het hier onder ‘Bijzondere verplichtingen’ onder IV en volgende omschrevene.
OMSCHRIJVING (…) BIJZONDERE VERPLICHTINGEN
Met betrekking tot (…) bijzondere verplichtingen wordt verwezen naar:
(…)
IV voormelde titel van aankomst de dato één maart tweeduizend, waarin woordelijk staat vermeld:
bepalingen bodemverontreiniging
Artikel 6
enzovoorts
2. Het is hem (verkoper) bekend dat er feiten zijn (…)
waaruit blijkt dat het registergoed in zodanige mate is verontreinigd met giftige, chemische en/of andere (gevaarlijke) stoffen, dat het aannemelijk is dat deze verontreiniging ingevolge thans geldende milieuwetgeving en/of milieurechtspraak aanleiding zou geven tot het nemen van andere maatregelen. De kopers nemen de rechten en verplichtingen tot sanering die op het verkochte rust conform de aan partijen bekende overeenkomst met de stichting SUBAT voor hun rekening en garanderen dat deze sanering daadwerkelijk wordt uitgevoerd. De sanering zal door de stichting Subat worden uitgevoerd, één en ander conform een aan partijen bekende opgave waartoe door koper binnen zes maanden na overdracht opdracht zal worden verleend. De kosten hiervan bedragen éénhonderd vier en twintig duizend gulden (ƒ 124.000,00). De meerdere kosten komen voor rekening van de verkoper, dan wel haar rechtsopvolgers, dan wel voor de aandeelhouders in privé. (…)
Met betrekking tot de bijzondere verplichtingen zijn partijen als volgt overeengekomen:
1. In afwijking van het hiervoor onder ‘Levering, Registergoed, Gebruik’ gestelde stellen partijen vast, dat na sloop van de op het verkochte aanwezige bebouwing de aanwezige restverontreiniging in opdracht van koper, voor rekening van verkoper zal worden gesaneerd.
Het vervolgens op te stellen rapport wordt direct ter hand gesteld van koper. In verband hiermede zal een bedrag van vijf en twintig duizend euro (€ 25.000,00) bij mij, notaris, in depot worden gestort, waaruit deze sanering zal worden bestreden. De eventuele meerdere kosten zijn voor rekening van de verkoper, danwel haar rechtsopvolgers, danwel haar aandeelhouders in privé.
2. In het geval verkoper nalatig is in het nakomen van de verplichtingen als bedoeld onder 1. verbeurt hij – na ingebrekestelling en na verloop van de in die ingebrekestelling bepaalde termijn – ten behoeve van de koper een onmiddellijk opeisbare boete van vijf procent (5%) van de koopsom, op welk bedrag de door de koper terzake van wanprestatie te leiden schade, wederzijds onveranderlijk wordt bepaald.
3. Onverminderd het onder 2 genoemde boetebeding behoudt koper het recht nakoming van de overeenkomst te vorderen.
(…)”
2.4. Volksbelang heeft de op het verkochte aanwezige opstallen na levering gesloopt.
2.5. In opdracht van Volksbelang heeft UDM een plan van aanpak opgesteld voor de sanering van de nog aanwezige restverontreiniging van de minerale olie en BTEX (benzeen, tolueen, ethylbenzeen en xylenen) in grond en grondwater. Het plan van aanpak is gedateerd 5 april 2005 en getiteld ‘Vervolg bodemsanering (fase 2) [adres]’. In juli 2005 is de sanering begonnen. Deze is uitgevoerd door de aannemer Rasenberg Milieutechniek B.V.. UDM heeft een evaluatierapportage gemaakt, gedateerd 2 december 2005.
2.6. Met verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 21 juli 2006 heeft Volksbelang ten laste van Maas & Waal conservatoir beslag op onroerende zaken en derdenbeslag onder de coöperatieve Rabobank Bommelerwaard U.A. laten leggen.
3. Het geschil
in conventie
3.1. Na haar eis bij akte te hebben vermeerderd, heeft Volksbelang gevorderd, verkort weergegeven, de hoofdelijke veroordeling van Maas & Waal tot betaling aan haar van de tot op heden (akte van 21 februari 2007) gemaakte kosten van sanering, zijnde een bedrag van € 375.368,79 te vermeerderen met rente alsmede van € 70.000,- te vermeerderen met rente, dan wel van een in goede justitie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid te bepalen bedrag te vermeerderen met rente, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten waaronder beslagkosten.
3.2. Volksbelang heeft in het licht van de vaststaande feiten het volgende aan deze vordering ten grondslag gelegd. Het verkochte bezat ten tijde van de verkoop niet de eigenschappen die Volksbelang op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Partijen hebben daarom een aanvullende contractuele regeling getroffen, opgenomen in de akte houdende eigendomsoverdracht van 23 januari 2004. Die regeling houdt in dat na sloop van de op het verkochte aanwezige bebouwing de restverontreiniging in opdracht van Volksbelang, voor rekening van Maas & Waal zal worden gesaneerd. Verder zijn partijen overeengekomen dat Maas & Waal, als zij nalatig is met betaling van de kosten van sanering, een boete verbeurt van 5% van de koopsom, zijnde een bedrag van € 70.000,-.
3.3. Maas & Waal heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
in voorwaardelijke reconventie
3.4. Maas & Waal heeft in conventie onder meer een beroep gedaan op dwaling. Zij heeft op die grond primair de partiële vernietiging van de overeenkomst ingeroepen en subsidiair met een beroep op artikel 6:230 lid 2 BW gevorderd dat de gevolgen van de overeenkomst worden gewijzigd ter opheffing van het door Maas & Waal geleden nadeel. Zij heeft in conventie betoogd dat artikel 6:230 lid 2 BW kan worden toegepast als er bij wijze van verweer een beroep op wordt gedaan. Voor het geval de rechtbank daarover anders mocht oordelen, heeft zij een vordering in reconventie ingesteld en een beroep op dat artikel gedaan.
3.5. Volksbelang heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
4. De beoordeling in conventie
4.1. Maas & Waal heeft met een beroep op artikel 7:23 BW het verweer gevoerd dat Volksbelang niet tijdig heeft geklaagd. Volgens Maas & Waal heeft Volksbelang op 18 augustus 2005 opdrachten gegeven aan Rasenberg Milieutechniek B.V. ten bedrage van € 16.332,40 en € 15.850,-, welke bedragen als meerkosten zijn te beschouwen, en heeft Rasenberg begin oktober 2005 gefactureerd. Van de facturen en dus de exacte bedragen is Maas & Waal pas bij brief van 19 januari 2006 in kennis gesteld.
Op grond van artikel 7:23 BW kan de koper er geen beroep meer op doen dat hetgeen is afgeleverd niet aan de overeenkomst beantwoordt, indien hij de verkoper daarvan niet binnen bekwame tijd nadat hij dit heeft ontdekt of redelijkerwijs had behoren te ontdekken, kennis heeft gegeven. Volksbelang heeft er echter niet een beroep op gedaan dat het verkochte niet aan de koopovereenkomst beantwoordt (en op die grond ontbinding of schadevergoeding gevorderd) maar zij heeft nakoming gevorderd van de overeenkomst die volgens haar inhoudt dat na sloop van de op het verkochte aanwezige opstallen de restverontreiniging in opdracht van koper voor rekening van verkoper zal worden gesaneerd en van de in aanvulling daarop overeengekomen boeteclausule. Daaruit volgt dat artikel 7:23 BW in dit geval toepassing mist, zodat het beroep erop faalt.
4.2. Maas & Waal heeft met een beroep op artikel 6:228 lid 1 onder c BW (wederzijdse dwaling) aangevoerd dat partijen er bij het aangaan van de overeenkomst vanuit zijn gegaan en vanuit mochten gaan dat er enige restverontreiniging onder de fundering van de opstallen zou zijn overgebleven en dat het bedrag van € 25.000,- voldoende zou zijn om de kosten van sanering te bestrijden. Als Maas & Waal had geweten dat de kosten een veelvoud daarvan zouden kunnen bedragen, dan was zij de overeenkomst niet aangegaan, althans niet onder dezelfde voorwaarden. Zij roept om deze redenen primair de vernietiging van de overeenkomst in voor zover het de afspraak ten aanzien van ‘meerkosten’ betreft. Subsidiair vordert zij de wijziging van de gevolgen van de overeenkomst ter opheffing van het door haar geleden nadeel, waarbij zij een beroep doet op artikel 6:230 lid 2 BW. Uiterst subsidiair heeft zij een beroep gedaan op artikel 6:258 BW (onvoorziene omstandigheden).
Volksbelang heeft hiertegen ingebracht dat de overeenkomst tussen partijen inhoudt dat Maas & Waal het risico van de door Volksbelang uit te voeren sanering zou dragen, dat niet is overeengekomen dat Volksbelang terzake niet meer dan € 25.000,- aan Maas & Waal in rekening zou kunnen brengen en dat de prijs van het gekochte daarop was afgestemd. Die prijs bedroeg € 830,37 per m² oftewel € 1.400.000,-voor het geheel, terwijl Maas & Waal het op 1 maart 2000 had gekocht voor € 839.493,-.
In de overeenkomst zoals die is opgenomen op de onderste helft van bladzijde 7 van de akte van levering hebben partijen vastgesteld dat Volksbelang opdracht zou geven tot sanering van de restverontreiniging op kosten van Maas & Waal en dat het vervolgens op te stellen rapport direct ter hand wordt gesteld aan koper [de rechtbank leest: verkoper, zie conclusie van antwoord onder 12]. Een redelijke uitleg van deze overeenkomst houdt in dat deze is bedoeld om de rechtsverhouding tussen partijen vast te stellen met betrekking tot de kosten van sanering van de restverontreiniging, omdat de hoogte daarvan ten tijde van de eigendomsoverdracht niet vaststond. Uit de bepaling dat ook de kosten die het gestorte bedrag van € 25.000,- zouden overstijgen voor rekening van Maas & Waal zouden komen, blijkt niet alleen dat de betalingsverplichting van Maas & Waal niet tot dat bedrag beperkt was maar ook dat partijen de mogelijkheid dat de kosten dat bedrag zouden overstijgen onder ogen hebben gezien. Voor zover Maas & Waal heeft betoogd dat partijen niettegenstaande deze bepalingen hebben beoogd de betalingsverplichting van Maas & Waal te beperken tot € 25.000,- of slechts een geringe overschrijding daarvan, heeft zij dat betoog, gegeven de bewoordingen van de overeenkomst, onvoldoende toegelicht. Uit de bepaling dat de opdracht door Volksbelang zou worden gegeven en de rekening voor Maas & Waal zou zijn en voorts dat het na sanering op te stellen rapport aan Maas & Waal ter hand zou worden gesteld, blijkt dat het niet de bedoeling van partijen is geweest dat Maas & Waal bij de uitvoering van de sanering zou worden betrokken. Een andere bedoeling is gesteld noch gebleken. Onder deze omstandigheden komt Maas & Waal geen beroep toe op dwaling (vgl. HR 15 november 1985, NJ 1986, 228) en evenmin op onvoorziene omstandigheden. Hieruit volgt dat de overeenkomst voor zover die betrekking heeft op de ‘meerkosten’ niet vernietigbaar is op grond van dwaling en dat ook voor wijziging van de gevolgen van de overeenkomst op grond van artikel 6:230 lid 2 BW geen plaats is. Daarom zal het daartoe strekkende verweer in conventie worden verworpen. Voorts volgt hieruit dat er geen grond is voor gehele of gedeeltelijke ontbinding of wijziging van de overeenkomst op de voet van artikel 6:258 BW.
4.3. Maas & Waal heeft met een beroep op de artikelen 6:248 en 6:2 BW betoogd dat het in strijd is met de redelijkheid en billijkheid dat de saneringskosten integraal voor rekening van Maas & Waal zouden komen. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Ten eerste heeft Volksbelang er geruime tijd overheen laten gaan alvorens over te gaan tot sloop en sanering. Dat heeft ertoe geleid dat de verontreiniging heeft kunnen uitvloeien. Maas & Waal is ervan uitgegaan en mocht ervan uitgaan dat Volksbelang direct na de levering daartoe zou overgaan. Ten tweede heeft Volksbelang Maas & Waal niet op de hoogte gebracht van het plan van aanpak van UDM, waarin de kosten van de sanering waren begroot op € 45.439,- en de sanering laten uitvoeren zonder Maas & Waal daarin te kennen. Als Volksbelang Maas & Waal tijdig had geïnformeerd, dan had Maas & Waal de schade kunnen beperken door bijvoorbeeld een concurrerende offerte op te vragen.
In de door Maas & Waal aangehaalde rapportages van UDM (conclusie van antwoord onder 9 en 10) is opgenomen dat in elk geval tot 28 oktober 2003 de verontreiniging zich niet heeft verspreid. Het had in het licht daarvan op de weg van Maas & Waal gelegen om aan de hand van de in het geding gebrachte rapportages nader toe te lichten dat de vervuiling heeft kunnen uitvloeien doordat Volksbelang niet onmiddellijk opdracht tot de sanering heeft gegeven. Nu zij dat niet heeft gedaan, wordt deze stelling als onvoldoende toegelicht gepasseerd.
Het is gesteld noch gebleken dat Volksbelang Maas & Waal eerder ervan op de hoogte heeft gesteld dat de kosten van sanering het onder de notaris gestorte bedrag van € 25.000,- ruimschoots zouden overschrijden dan op 31 augustus 2005, toen de saneringsopdracht al was gegeven. Als Volksbelang door deze handelwijze kosten voor de sanering heeft gemaakt die niet noodzakelijk waren, dan is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat deze kosten voor rekening van Maas & Waal worden gebracht. Maas & Waal heeft echter niet dan wel onvoldoende gemotiveerd gesteld hoe en tot op welk bedrag de kosten hadden kunnen worden beperkt als Volksbelang Maas & Waal in de uitvoering van de sanering had gekend. De enkele stelling dat zij een concurrerende offerte had kunnen opvragen is daartoe immers niet voldoende, zeker niet nu Volksbelang heeft gesteld dat zij drie offertes heeft opgevraagd en de goedkoopste aanbieder de opdracht heeft gegeven.
Hieruit volgt dat dit beroep op de redelijkheid en billijkheid faalt.
4.4. Maas & Waal heeft met een beroep op de redelijkheid en billijkheid voorts betoogd dat haar een recht op opschorting toekomt, zolang niet inhoudelijk vaststaat dat de kosten van sanering van de restverontreiniging integraal voor haar rekening komen. Zij kan daarin niet worden gevolgd. De betalingsverplichting van Maas & Waal ontstaat immers niet door het veroordelend vonnis.
4.5. Maas & Waal heeft de hoogte van de vordering betwist. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de facturen van Rasenberg onvoldoende gespecificeerd zijn. Zij betwist de posten ‘algemene kosten’, ‘uitvoeringskosten’ en ‘stagnatiekosten’ verschuldigd te zijn. Bovendien is volgens haar niet duidelijk in hoeverre de saneringskosten zijn toe te wijzen aan [adres], [adres] en [adres]. Maas & Waal betwist saneringskosten voor [adres] verschuldigd te zijn omdat dat perceel geen deel uitmaakte van de transactie.
De rechtbank heeft behoefte aan nadere inlichtingen. Volksbelang zal in de gelegenheid worden gesteld bij akte de door haar gevorderde kosten te specificeren, meer in het bijzonder de posten ‘algemene kosten’, ‘uitvoeringskosten’ en ‘stagnatiekosten’. Volksbelang zal voorts in de gelegenheid worden gesteld nader toe te lichten op welke grondslag zij aanspraak maakt op vergoeding van de kosten van sanering van het perceel [adres] en te specificeren welke kosten betrekking hebben op sanering van dat perceel en welke op sanering van de percelen aan de Adelstraat. De zaak zal daartoe worden verwezen naar de rol. Maas & Waal zal in de gelegenheid worden gesteld bij antwoordakte te reageren.
4.6. Voor het geval dat na deze aktewisseling mocht blijken dat voor de beoordeling van de door Volksbelang gevorderde kosten een deskundige moet worden benoemd, worden partijen reeds nu in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de wenselijkheid een deskundige te benoemen, over de aan de deskundige te stellen vragen en over de persoon van de deskundige.
4.7. Maas & Waal heeft ook betwist dat zij de saneringskosten voor [adres] verschuldigd is, omdat van een restverontreiniging op dat perceel geen melding wordt gemaakt in het rapport van UDM van 16 mei 2003, waar partijen ten tijde van de koop vanuit zijn gegaan. Volksbelang heeft daartegen ingebracht dat in de transportakte de percelen [adres] (daar opgenomen onder I) en [adres] (daar opgenomen onder II) tezamen zijn aangeduid als ‘het verkochte’, zodat de garantie op bladzijde 7 van die akte betrekking heeft op beide percelen.
Op basis van de bewoordingen van de in de transportakte op bladzijde 7 opgenomen vaststelling moet worden geoordeeld dat deze zowel betrekking heeft op het perceel [adres] als op het perceel [adres], nu beide percelen in die akte worden aangeduid als ‘het verkochte’. Enige verwijzing naar het rapport van UDM van 16 mei 2003 ontbreekt in die vaststelling. Dat partijen hebben beoogd die vaststelling tot het perceel [adres] te beperken kan uit de vaststelling in de transportakte zelf niet worden opgemaakt en is ook overigens onvoldoende aannemelijk geworden.
4.8. Maas & Waal heeft voorts het verweer gevoerd dat Volksbelang bij de uitvoering van de sanering onvoldoende rekening heeft gehouden met de gerechtvaardigde belangen van Maas & Waal en dat zij UDM geen enkele prikkel heeft gegeven de kosten enigszins binnen de perken te houden.
Maas & Waal heeft op geen enkele wijze toegelicht wat Volksbelang meer had moeten doen dan drie offertes op te vragen en de goedkoopste aanbieder de opdracht te gunnen, en ook niet welke kosten daardoor hadden kunnen worden voorkomen. Daarom faalt dit verweer.
4.9. Maas & Waal betoogt verder dat het verbazingwekkend is dat er vanaf week 43 van 2005 gekozen is voor een grondwatersanering ter plaatse van de kabels en leidingen, terwijl er nog restverontreiniging in de grond zat. Volksbelang heeft daartegen ingebracht dat op deze wijze is gesaneerd op aanwijzing van de provincie Noord-Brabant.
Voor zover Maas & Waal met dit verweer heeft willen betogen dat deze grondwatersanering niet had mogen plaatsvinden, heeft zij dat betoog in het licht van dit verweer onvoldoende toegelicht. Het verweer faalt daarom.
4.10. Maas & Waal heeft met een beroep op artikel 6:92 lid 1 BW betoogd dat Volksbelang geen nakoming kan vorderen zowel van het boetebeding als van de verbintenis waaraan het boetebeding verbonden is.
Artikel 6:92 BW bevat een regeling van aanvullend recht. Uit de tussen partijen gesloten overeenkomst (geciteerd in de dagvaarding onder 8) blijkt dat partijen uitdrukkelijk zijn overeengekomen dat Volksbelang het recht op nakoming behoudt onverminderd het boetebeding. Daarom faalt het beroep van Maas & Waal op artikel 6:92 BW. Anders dan Maas & Waal betoogt, is het niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat Volksbelang aanspraak maakt op de boete van 5% van de koopprijs, terwijl deze boete evenmin buitensporig hoog is. De verweren tegen de vordering tot betaling van de contractuele boete falen daarom, zodat deze vordering toewijsbaar is.
4.11. Het conservatoire beslag en het derdenbeslag zijn gelegd met inachtneming van de wettelijke termijnen en formaliteiten.
4.12. Iedere beslissing zal worden aangehouden.
5. De beoordeling in (voorwaardelijke) reconventie
5.1. Voor het geval de rechtbank mocht oordelen dat artikel 6:230 BW alleen kan worden toegepast als een daartoe strekkende eis is ingesteld, heeft zij in reconventie een beroep op dat artikel gedaan.
5.2. Voor de toepassing van artikel 6:230 BW is afdoende dat daarop bij wijze van verweer een beroep wordt gedaan. De voorwaarde waaronder de vordering is ingesteld is dus niet ingetreden. Daarom komt de rechtbank niet toe aan beoordeling van de vordering in reconventie.
5.3. Maas & Waal wordt beschouwd als de in het ongelijk te stellen partij. Daarom wordt zij in de proceskosten veroordeeld. Die worden aan de zijde van Volksbelang tot aan dit vonnis begroot op nihil.
6. De beslissing
De rechtbank
in conventie
6.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 23 januari 2008 voor het nemen van een akte door Volksbelang over hetgeen is vermeld onder 4.5 en 4.6,
6.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
in (voorwaardelijke) reconventie
6.3. veroordeelt Maas & Waal in de proceskosten, tot aan dit vonnis aan de zijde van Volksbelang begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Noordraven en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2007.
coll.: CLB