ECLI:NL:RBARN:2007:BC1179

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
6 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
161754
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Auteursrechtelijke geschillen en laster in kort geding tussen luxe woonaccessoires handelaren

In deze zaak, die op 6 december 2007 door de Rechtbank Arnhem werd behandeld, stonden eisers, waaronder een particulier en een besloten vennootschap, tegenover meerdere gedaagden, waaronder een vennootschap naar Italiaans recht en enkele natuurlijke personen. De eisers vorderden in kort geding voorzieningen op het gebied van auteursrecht en laster. De procedure begon met een dagvaarding, gevolgd door een mondelinge behandeling waarbij de gedaagden niet verschenen. De eisers stelden dat zij auteursrechthebbenden waren van een collectie luxe woonaccessoires en dat de gedaagden inbreuk maakten op deze rechten door soortgelijke producten te verhandelen. Tevens werd er een lastercampagne gevoerd door gedaagden, die de reputatie van eisers zou schaden.

De rechtbank oordeelde dat de eisers onvoldoende bewijs hadden geleverd voor hun auteursrechtclaims. De overeenkomsten waar zij hun rechten op baseerden, werden door de gedaagden betwist en de rechtbank vond de argumenten van de gedaagden overtuigend. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen sprake was van slaafse nabootsing en dat de vorderingen van eisers op basis van auteursrecht niet toewijsbaar waren. Ook de vorderingen met betrekking tot laster en smaad werden afgewezen, omdat de rechtbank niet kon vaststellen dat er sprake was van onrechtmatige uitlatingen door de gedaagden.

Uiteindelijk werd eisers veroordeeld in de proceskosten, die door de gedaagden waren gemaakt. De totale kosten werden begroot op € 9.183,60. Dit vonnis benadrukt het belang van voldoende bewijs in auteursrechtelijke geschillen en de noodzaak om lasterclaims goed te onderbouwen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 161754 / KG ZA 07-654
Vonnis in kort geding van 6 december 2007
in de zaak van
1. [eiser 1],
wonende te [woon-/vest.pl.],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres 2],
gevestigd te [woon-/vest.pl.],
eisers,
procureur mr. N.L.J.M. Rijssenbeek,
advocaat mr. A.W. van Dooren-Korenstra te 's-Hertogenbosch,
tegen
1. de vennootschap naar Italiaans recht
[gedaagde 1],
gevestigd te [woonplaats-/vest.pl.],
2. [gedaagde 2],
tevens handelend onder de naam [handelsnaam],
wonende en gevestigd te [woonplaats-/vest.pl.],
gedaagden,
beiden niet verschenen,
3. [gedaagde 3],
handelend onder de naam [handelsnaam],
wonende te [woonplaats],
4. [gedaagde 4],
handelend onder de naam [handelsnaam],
wonende te [woonplaats],
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 5],
gevestigd te [vest.pl.],
gedaagden,
verschenen bij advocaat mr. A. Gabel te Utrecht.
Eisers zullen hierna worden aangeduid als [eisers]. Gedaagden sub 1 en 2 zullen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden genoemd. Gedaagden sub 3, 4 en 5 zullen gezamenlijk [gedaagden 3 t/m 5] worden genoemd. Gedaagde sub 5 zal afzonderlijk ook [gedaagde 5] worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de verstekverlening (waarover hierna onder 4.2 meer)
- de pleitnota van [eisers]
- de pleitnota van [gedaagden 3 t/m 5]
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eisers] handelde sinds 1998 in luxe woonaccessoires in Nederland en Europa. Zijn collectie droeg de naam ‘[naam collectie]’. [gedaagde 2] handelde in Italië in luxe woonaccessoires, onder de naam ‘[handelsnaam]’. In oktober 2006 hebben [eisers] en [gedaagde 2] samen [gedaagde 1] opgericht om daarin gezamenlijk commerciële activiteiten te ontwikkelen op het gebied van luxe woonaccessoires. Bij de oprichting van [gedaagde 1] is zowel [eisers] als [gedaagde 2] tot volledig bevoegd bestuurder benoemd. [eisers] heeft zijn handelsvoorraad uit de [naam collectie] verkocht aan [gedaagde 1].
2.2. Onder de door [eisers] overgelegde stukken bevinden zich twee bijna identieke overeenkomsten, genaamd ‘Agreement transfer copy right / model right’, waarin [XXX] te Brussel, België, respectievelijk [XXX] te Lissabon, Portugal, onvoorwaardelijk hun auteursrechten op alle voor [eisers] gemaakte creaties aan hem overdragen. De overeenkomst met [XXX] is getekend op 23 mei 2004 en betreft in het bijzonder ‘cow vases and dishes, as shown in the annexed pictures’. De overeenkomst met [XXX] is getekend op 12 september 1998 en betreft in het bijzonder ‘lamps, as shown in the annexed pictures’.
2.3. [gedaagden 3 t/m 5] handelen onder de naam [handelsnaam] ook in luxe woonaccessoires. In februari 2007 zijn zij voor onbepaalde tijd door [eisers] aangesteld als exclusieve agent in Nederland voor [gedaagde 1].
2.4. Tussen [eisers] en [gedaagde 2] is vervolgens onenigheid ontstaan, onder meer over de volgens [eisers] achterstallige betalingen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aan [naam BV]. Bij e-mail van 27 juni 2007 heeft [eisers] aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] bericht dat de auteursrechten op de in die brief gespecificeerde werken aan hem toebehoren en dat hij niet langer zijn toestemming verleent om die werken te kopiëren, verveelvoudigen en verhandelen. [eisers] heeft een kopie van dit bericht aan [gedaagden 3 t/m 5] doen toekomen met de mededeling dat hij erop vertrouwt dat zij de verkoop van de genoemde modellen zullen staken.
2.5. [gedaagde 2] heeft daarna in Italië de liquidatie aangevraagd van [gedaagde 1]. [gedaagde 1] is blijkens een akte van de Kamer van Koophandel van Vicenza met ingang van 25 juli 2007 ‘in ontbinding’. Deze liquidatie wordt thans door [eisers] in Italië in rechte betwist.
2.6. Na daartoe op 7 september 2007 verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft [eisers] op 10 september 2007 conservatoir (derden)beslag en beslag tot afgifte - met gelijktijdige in gerechtelijke bewaringgeving - doen leggen ten laste van gedaagden, onder meer op de volgens hem aan [gedaagde 1] toebehorende luxe woonaccessoires, die zich onder meer bevonden bij het expositiecentrum ETC te Culemborg en bij [gedaagden 3 t/m 5]
2.7. [eisers] heeft [gedaagden 3 t/m 5] bij brieven van 11 en 27 september 2007 verzocht en gesommeerd zijn auteursrechten te erkennen en de inbreuk daarop met onmiddellijke ingang te staken en gestaakt te houden.
2.8. [eisers] heeft blijkens een mail van 12 oktober 2007 aan een Nederlandse afnemer per 1 oktober 2007 [naam bedrijf] te ’s-Hertogenbosch als nieuwe importeur / distributeur aangesteld voor alle commerciële en logistieke activiteiten van [gedaagde 1] in Nederland.
3. Het geschil
3.1. [eisers] vordert, na vermindering van eis, zoals is weergeven onder eis I en eis IV van in de aan dit vonnis gehechte kopie van het petitum van de dagvaarding. Hij heeft de daarin genoemde eisen II en III ter zitting ingetrokken. Daarnaast vordert [eisers], bij in de pleitnota opgenomen vermeerdering van eis, gedaagden op straffe van een dwangsom te veroordelen zich te onthouden van het verspreiden van laster en smaad en hen daarbij te verplichten een rectificatie te plaatsen in een vakblad, waarbij de inhoud van de rectificatie de voorafgaande instemming van [eisers] dient te hebben.Ter zitting heeft [eisers] ten slotte de gevorderde proceskostenveroordeling van gedaagden gewijzigd, in die zin dat hij vergoeding vordert van de werkelijk gemaakte proceskosten, begroot op € 25.000,--.
3.2. Ter onderbouwing van zijn vorderingen stelt [eisers] het volgende. Zowel [XXX] als [XXX] hebben in de door hem overgelegde overeenkomsten aan hem overgedragen de auteursrechten op de in de dagvaarding genoemde schalen, vazen, tafellampen, beelden kandelaars en diverse andere luxe woonaccessoires. Aanvankelijk had hij aan [gedaagde 1] onder voorwaarden toestemming verleend om gebruik te maken van deze auteursrechten, maar inmiddels heeft hij dit recht weer ingetrokken. [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagden 3 t/m 5] zijn ondanks het door hem opgelegde verbod doorgegaan met het (laten) verhandelen van de genoemde auteursrechtelijk beschermde werken, dan wel het verhandelen van onrechtmatig gefabriceerde kopieën van deze werken. Zij maken daarmee inbreuk op zijn auteursrechten en hebben deze inbreukmakende handelingen ondanks diverse verzoeken en sommaties daartoe van zijn kant niet gestaakt. Ook handelen [gedaagden 3 t/m 5] onrechtmatig vanwege het systematisch slaafs nabootsen van de commerciële activiteiten van [eisers]. [gedaagde 2] heeft een lastercampagne tegen [eisers] opgezet, daarin gesteund door [gedaagden 3 t/m 5] Zij hebben, in strijd met de waarheid, aan zijn zakelijke relaties onder meer verkondigd dat hij een oplichter zou zijn, dat hij gezocht zou worden door de (Italiaanse) FIOD en dat er een internationaal opsporingsbericht voor hem zou zijn uitgegaan. Dit verspreiden van laster en smaad is onrechtmatig, zijn reputatie lijdt daardoor ernstige schade. [eisers] heeft een spoedeisend belang bij de gevorderde voorzieningen, ter voorkoming van verdere inbreuken, beperking van zijn schade en ter bepaling van de door gedaagden gemaakte winst.
3.3. [gedaagden 3 t/m 5] voeren gemotiveerd verweer. Dit komt - samengevat - op het volgende neer. Allereerst dient [eisers] in zijn vorderingen jegens de heren [gedaagden 3 en 4] in privé niet ontvankelijk te worden verklaard. De heren [gedaagden 3 en 4] handelen door middel van [gedaagde 5] (onder de handelsnaam [handelsnaam]) in luxe woonaccessoires, nemen als zodanig deel aan het handelsverkeer en hebben als zodanig als agent opgetreden voor [eisers]. Het is verder niet aannemelijk dat de auteursrechten op de in de dagvaarding opgesomde producten bij [eisers] rusten omdat de overeenkomsten, waarop die auteursrechten zijn gebaseerd, waarschijnlijk niet authentiek zijn en de collectie van [eisers] waarschijnlijk een kopie is van de collectie van de Belgische firma Rita Jordens B.V. In het geval [eisers] wel auteursrechthebbende mocht zijn op die werken, is er sprake van uitputting van die rechten in de zin van artikel 12e van de Auteurswet (Aw.), omdat [eisers] die werken zelf openbaar heeft gemaakt (of laten maken) , heeft verveelvoudigd (of laten verveelvoudigen) en heeft verkocht aan [gedaagde 1]. [eisers] kan zich daarom niet tegen de verdere verhandeling van de werken verzetten. [gedaagden 3 t/m 5] hebben na 27 juni 2007 niet meer gehandeld in de betreffende werken. De in opdracht van [eisers] in beslag genomen werken betreffen voor het merendeel producten die niet in de opsomming van producten in de dagvaarding voorkomen. De als productie 15 getoonde wandlamp is door [eisers] zelf aan Het Lingehuis geleverd. Er is geen sprake van en geen enkel bewijs voor de gestelde slaafse nabootsing van de werken. [gedaagden 3 t/m 5] betwisten dat [eisers] schade heeft geleden. De door [eisers] gestelde schade is in het geheel niet onderbouwd. Zij verzoeken om de redelijke termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak, als bedoeld in artikel 1019i lid 1 Rv, niet te bepalen op zes maanden maar op de in lid 2 van dat artikel bedoelde termijn van 31 dagen. Zij concluderen ten slotte tot niet-ontvankelijkheid jegens de heren [gedaagden 3 en 4] in privé, afwijzing van de vorderingen en veroordeling van [eisers] in de kosten van dit geding, de werkelijke kosten van rechtsbijstand daaronder begrepen, welke zijn begroot op
€ 8.932,60, inclusief BTW.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Ten aanzien van de rechtsmacht
4.1. De voorzieningenrechter ontleent zijn bevoegdheid ten aanzien van de Italiaanse gedaagden sub 1 en 2 aan artikel 6 lid 1 van de EEX-Verordening.
De verstekverlening
4.2. Gedaagde sub 1 en 2 zijn niet verschenen. Volgens artikel 139 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) en artikel 19 lid 1 van de Europese Betekeningsverordening (hierna: de Verordening) houdt de rechter, juist bij niet verschenen buitenlandse gedaagden, alvorens verstek te wijzen de beslissing aan totdat is gebleken dat de dagvaarding hetzij juist is betekend of op de juiste wijze is kennisgegeven (met inachtneming van de daarvoor voorgeschreven vormen in de wetgeving van de aangezochte lidstaat), hetzij is afgegeven aan verweerder in persoon of aan zijn woonplaats op een andere in de verordening geregelde wijze. Volgens artikel 19 lid 1 kan als bewijs van de genoemde betekening of kennisgeving alleen het in artikel 10 van de Verordening genoemde certificaat dienen. [eisers] heeft bedoeld certificaat niet overgelegd en ook niet op een andere manier aangetoond dat de dagvaarding de Italiaanse gedaagden heeft bereikt. Wel heeft [eisers] ter zitting aangetoond dat de dagvaarding op 24 oktober 2007 aangetekend naar de bevoegde centrale instantie in Rome is gezonden en heeft hij een - door de verzendende instantie ontvangen - bewijs van ontvangst door ‘la Corte di Appello’ in Rome overgelegd.
De voorzieningenrechter heeft niettemin verstek verleend tegen de Italiaanse gedaagden, nadat [eisers] zijn geldvorderingen jegens hen ter zitting had ingetrokken. In artikel 19 lid 3 van de Verordening staat dat het bepaalde in de leden 1 en 2 van dat artikel niet belet dat de rechter in spoedeisende gevallen voorlopige of bewarende maatregelen kan nemen. Van een dergelijke spoedeisend geval is naar het oordeel van de voorzieningenrechter met betrekking tot de gestelde auteursrechtinbreuk sprake. Tegen deze verstekverlening bestaat des te minder bezwaar nu artikel 1019e Rv., dat terug gaat op de Handhavingsrichtlijn (2004/48/EG van 29 april 2004), de voorzieningenrechter de mogelijkheid biedt om in spoedeisende zaken op het gebied van het intellectuele eigendomsrecht een verbod op te leggen op dreigende inbreukmakende gedragingen, zonder oproeping van de vermeende inbreukmaker.
De inhoudelijke beoordeling
Auteursrecht
4.3. Het meest verstrekkende verweer van [gedaagden 3 t/m 5] is het ontbreken van auteursrecht van [eisers] op de in de dagvaarding opgesomde producten. Zij trekken om de navolgende redenen de authenticiteit van de twee overeenkomsten, waarop [eisers] zijn auteursrechten baseert, sterk in twijfel en stellen dat deze overeenkomsten niet tot bewijs kunnen dienen van de auteursrechten van [eisers]. Zowel over [XXX] te Portugal als over [XXX] te Brussel is via internet, de Kamers van Koophandel of de handelaren in de branche geen informatie te verkrijgen. Noch in de overeenkomsten, noch in de door [eisers] overgelegde recente mails waaronder hun naam staat, staat enige informatie op basis waarvan de betreffende personen of ondernemingen getraceerd of geverifieerd kunnen worden. De accounts van de genoemde mails zijn mogelijk door [eisers] zelf aangemaakt. De overeenkomsten uit 1998 en 2004 zijn op precies dezelfde printer afgedrukt. Bij de handtekeningen is de schrijfwijze van de ‘B’ van [XXX] en de ‘R’ van [XXX] nagenoeg gelijk. Originele overeenkomsten zijn niet overgelegd. Ook betwisten [gedaagden 3 t/m 5] de echtheid van de bijlagen bij de overeenkomsten, die foto’s bevatten van werken die onder de overgedragen auteursrechten vallen. Zij leggen daartoe een verklaring over van een fotograaf die deze foto’s in opdracht van [eisers] in september 2005 op een beurs in Culemborg heeft genomen. In de bijlagen is aan deze foto’s volgens hen een tintje van echtheid gegeven door daarop initialen van de zogenaamde ontwerpers te plaatsen. Exact dezelfde foto’s zijn ook opgenomen in de catalogus van [gedaagde 1] en worden ook getoond op de website van [gedaagde 1], aldus [gedaagden 3 t/m 5] Zelfs al zouden de overeenkomsten authentiek zijn, dan kan de daarin opgenomen verwijzing naar de bijlagen in elk geval niet op de door [eisers] bijgevoegde foto’s doelen. Daarnaast wijzen [gedaagden 3 t/m 5] op de door hen overgelegde verklaringen van de heer [XXX] van de Belgische firma Rita Jordens Bvba, de heer [XXX], de heer [XXX] en de heer [XXX], welke verklaringen erop neerkomen dat de collectie van [eisers] een kopie is van de collectie van Rita Jordens Bvba. [gedaagden 3 t/m 5] voeren aan dat deze verklaringen, in samenhang met de bevindingen ten aanzien van de twee overeenkomsten, voldoende zijn om ernstige twijfels te hebben aan de auteursrechtclaims van [eisers].
4.4. Tegenover dit gemotiveerde en met stukken onderbouwde verweer heeft [eisers] naar het oordeel van de voorzieningenrechter in dit kort geding onvoldoende aannemelijk gemaakt en onvoldoende onderbouwd dat de betreffende overeenkomsten wel authentiek zijn en dat hij op grond daarvan auteursrechthebbende is op de in de dagvaarding opgesomde producten. De op auteursrecht gebaseerde vorderingen en nevenvorderingen onder ‘EIS I’ in de dagvaarding zullen om die reden worden afgewezen. Deze vorderingen zijn ook niet toewijsbaar op grond van de door [eisers] gestelde slaafse nabootsing van zijn commerciële activiteiten, omdat [eisers] onvoldoende duidelijk heeft gemaakt wat hij hiermee bedoelt, terwijl overigens van slaafse nabootsing van de in de dagvaarding omschreven producten niet gebleken is.
4.5. Het genoemde succesvolle verweer van [gedaagden 3 t/m 5] strekt ook ten gunste van [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De rechtsbetrekking tussen de partijen noopt in dit geval tot een voor alle gedaagden gelijke beslissing (HR 28 mei 1999, NJ 2000, 290).
4.6. De overige, op eventuele auteursrechten van [eisers] gebaseerde verweren van [gedaagden 3 t/m 5] behoeven om die reden geen bespreking meer.
Laster, smaad, rectificatie
4.7. Met betrekking tot het door [eisers] gevorderde verbod tot het verspreiden van laster en smaad en het gebod tot het plaatsen van een rectificatie overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Ingevolge artikel 130 lid 3 Rv. is deze in de pleitnota van [eisers] opgenomen vermeerdering van eis niet toegestaan ten opzichte van de niet verschenen Italiaanse gedaagden [gedaagde 1] en [gedaagde 2], omdat deze eisvermeerdering niet bij exploot aan hen is betekend. De eiswijziging is ten opzichte van de wel verschenen gedaagden [gedaagden 3 t/m 5] wel mogelijk. Zij hebben hiertegen als primaire verweer aangevoerd dat van smaad en laster geen sprake is, maar slechts van roddels en geruchten, ook afkomstig van anderen. Daarnaast is volgens hen onvoldoende duidelijk waar de laster of smaad precies uit zou bestaan. Bovendien wordt nu op de website van [gedaagde 1] beweerd dat zij illegale kopieën van de producten van [gedaagde 1] zouden verhandelen, aldus [gedaagden 3 t/m 5]
4.8. [eisers] heeft deze eisvermeerdering onderbouwd door de door hem overgelegde verklaringen van [XXX] van [naam bedrijf], waaruit naar voren komt dat er in de branche ‘allerlei verhalen over [eisers] de ronde doen’ en dat zij heeft gehoord dat [gedaagden 3 t/m 5] aan een interieurwinkel te Tilburg zouden hebben verteld dat [eisers] werd gezocht door de FIOD, schulden zou hebben en in Nederland failliet was verklaard. De door [eisers] overgelegde verklaring van [XXX] van Interior Design maakt daarentegen melding van verhalen die over [gedaagden 3 t/m 5] de ronde doen, te weten dat [gedaagden 3 t/m 5] ‘inbreuk zouden maken op de eigendoms- en exclusieve distributierechten van een ander’.
4.9. In dit kort geding is voorshands niet vast komen te staan dat er sprake is van laster en smaad door [gedaagden 3 t/m 5]. Enkel de overgelegde verklaring van mevrouw [XXX] is naar het oordeel van de voorzieningenrechter, tegenover de betwisting door [gedaagden 3 t/m 5], onvoldoende om daarvan in dit kort geding te kunnen spreken en om aan hen een verbod daartoe en een rectificatieplicht te kunnen opleggen. Daarbij komt dat de gevorderde rectificatie ook niet kan worden toegewezen omdat deze niet gespecificeerd en dus te onbepaald is.
4.10. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de door [eisers] gevorderde voorzieningen zullen worden afgewezen. Het verweer dat [eisers] niet-ontvankelijk zou zijn in zijn vorderingen jegens de heren [gedaagden 3 en 4] in privé behoeft om die reden geen bespreking meer.
4.11. [eisers] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit kort geding. De door [gedaagden 3 t/m 5] gevorderde veroordeling van [eisers] in de werkelijk gemaakte kosten van rechtsbijstand ad € 8.932,60, zoals door [gedaagden 3 t/m 5] gespecificeerd in de door hen overgelegde productie 21, zal op grond van artikel 1019h Rv. worden toegewezen. De kosten aan de zijde van [gedaagden 3 t/m 5] worden begroot op:
- vast recht 251,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur (totaal) 8.932,60
Totaal € 9.183,60
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de gevorderde voorzieningen af,
5.2. veroordeelt [eisers] en [naam BV] B.V. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden 3 t/m 5] tot op heden begroot op € 9.183,60.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. de Vries en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. E. A. Satijn op 6 december 2007.