zaaknummer / rolnummer: 163127 / KG ZA 07-731
Vonnis in kort geding van 21 december 2007
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE KLEEF B.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseres,
procureur mr. F.J. Boom,
advocaat mr. S.A.H. van Ramele te Arnhem,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INDUSTRIEPARK KLEEFSE WAARD B.V.,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde,
procureur mr. J.M. Bosnak ,
advocaat mr. I.M. Jebbink te Utrecht.
Partijen zullen hierna De Kleef en IPKW worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van De Kleef
- de pleitnota van IPKW.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Industriepark Kleefse Waard B.V. exploiteert het Industriepark Kleefse Waard te Arnhem. De Kleef B.V. is op voornoemd industrieterrein gevestigd en voorziet andere bedrijven op het park van energie, waaronder onder meer stoom. De stoom gaat door een leidingnetwerk dat bovengronds en voor het overgrote deel op leidingbruggen is gelegen.
2.2. Het industrieterrein werd tot 2003 geëxploiteerd door de besloten vennootschap Houdstermaatschappij De Kleef B.V.. Bij notariële akte van 28 mei 2003 heeft een juridische splitsing plaatsgevonden waarbij de activa van Houdstermaatschappij De Kleef B.V. werden gesplitst in twee op dat tijdstip opgerichte vennootschappen: Industriepark Kleefse Waard B.V. ( IPKW) en De Kleef B.V. ( De Kleef), de partijen in deze procedure.
2.3. Bij voornoemde splitsing is IPKW eigenaar geworden van de onroerende zaken en de daarbij behorende faciliteiten. De Kleef is eigenaar geworden van de warmtekrachtcentrale en 22 leidingnetwerken (hierna te noemen: het netwerk). Ten aanzien van het netwerk zijn in de acte van 28 mei 2003 opstalrechten gevestigd
2.4. Op 21 juni 2003 hebben IPKW en De Kleef een netwerkovereenkomst gesloten. Daarin is, voor zover in deze procedure relevant, onder meer bepaald:
“Artikel 2 – Eigendom Netwerk
2.1 Bij de Splitsing zijn ten aanzien van het Netwerk zakelijke rechten gevestigd ten behoeve van Opstaller(toevoeging: de Kleef) om haar in staat te stellen het gehele netwerk in eigendom te hebben, te houden, te gebruiken, te onderhouden, in stand te houden en te vervangen (Beheren) (…)
2.2 (…) Het Netwerk omvat alle leidingen terzake van deze Utilities op het Industriepark tot en met deze Overdrachtspunten. De eigendom van deze leidingen na de Overdrachtspunten ligt bij IPKW (…)
2.11 Eigenaar(toevoeging: IPKW) zal gedurende de looptijd van deze Overeenkomst nimmer gerechtigd zijn zelfstandig wijzigingen en/of aanpassingen aan te brengen aan het Netwerk, dan wel delen daarvan verwijderen of buiten gebruik stellen.”
2.5. Op het Industriepark Kleefse Waard liep tot aan de grens met het voormalige BASF terrein een lage druk stoomleiding die rustte op een leidingbrug (hierna te noemen: de stoomleiding). IPKW heeft de stoomleiding en de leidingbrug op 9 en 16 oktober 2007 laten slopen, dit in weerwil van een sommatie van de Kleef d.d. 8 oktober 2007 van deze sloop af te zien.
2.6. Bij aangetekende brief van 17 oktober 2007 heeft de advocaat van De Kleef IPKW verzocht c.q. gesommeerd om onder meer de leidingbrug en de daarop rustende stoomleiding in oude staat te herstellen.
2.7. Bij faxbrief van 1 november 2007 heeft de advocaat van IPKW aan de advocaat van De Kleef bericht dat IPKW niet tot herstel zal overgaan, dit onder andere omdat De Kleef volgens IPKW geen enkel belang had bij het gevorderde herstel.
3.1. De Kleef vordert, samengevat weergegeven:
1. haar ex artikel 3.299 BW machtiging te verstrekken om de leidingbrug en de daarop rustende stoomleiding in de oude staat te herstellen, met veroordeling van IPKW tot vergoeding van de begrote kosten ad EUR 205.600,- exclusief BTW;
2. IPKW, op straffe van een dwangsom, te veroordelen om De Kleef of de door De Kleef in te schakelen derde(n) toegang te verlenen tot het Industriepark Kleefse Waard teneinde de herstelwerkzaamheden zoals bedoeld onder 1. uit te voeren;
3. IPKW te veroordelen in de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van
EUR 1.750,-;
4. IPKW te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2. Als grondslag voor haar vorderingen voert De Kleef aan dat IPKW, door de leidingbrug en het daarop rustende netwerk te (laten) verwijderen, in strijd heeft gehandeld met artikel 2.11 van de Netwerkovereenkomst en zij aldus tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst. De Kleef stelt zich voorts op het standpunt dat IPKW onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld omdat IPKW inbreuk heeft gemaakt op haar eigendomsrecht betreffende het netwerk. Voor het geval zij niet op grond van het opstalrecht als eigenaresse van de (gesloopte) leidingbruggen die bij het netwerk behoren, zou worden aangemerkt, heeft De Kleef aangevoerd dat de leidingbruggen een zo essentieel onderdeel van het netwerk zijn, dat deze als bestanddeel daarvan gezien moeten worden en als zodanig aan haar in eigendom toehoren. Voor zover IPKW eigendom van de leidingbruggen heeft geclaimd met een beroep op natrekking, heeft De Kleef zich beroepen op het bepaalde in artikel 5:20 lid 2 B.W.
3.3. IPKW voert gemotiveerd verweer, waarbij in de eerste plaats het spoedeisend belang van De Kleef bij de gevraagde voorzieningen is betwist.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het spoedeisend belang volgt in voldoende mate uit de stellingen en standpunten van De Kleef, waarbij tevens in aanmerking genomen wordt dat van De Kleef niet gevergd kan worden dat zij het voortduren van een onrechtmatige inbreuk op haar rechten moet dulden.
4.2. Ter afwering van de vordering heeft IPKW onder meer gesteld dat de gesloopte leidingbrug haar eigendom is, omdat er ten behoeve van de leidingbrug geen recht van opstal is gevestigd. Het recht van opstal is naar de mening van IPKW alleen gevestigd op het netwerk. Voorst heeft De Kleef volgens IPKW geen belang bij herstel in de oude toestand. De verwijderde stoomleiding was volgens IPKW een loos leidinggedeelte dat geen deel (meer) uitmaakte van het leidingnetwerk. IPKW heeft deze stelling onderbouwd door aan te voeren dat de onderhavige stoomleiding al sinds 1998 niet meer in gebruik is en dat een aansluiting ten behoeve van nieuwe gebouwen die mogelijk op het Industriepark Kleefse Waard opgericht worden, niet mogelijk is, althans niet mogelijk is zonder dat zij toestemming voor wijzigingen in het netwerk aan De Kleef zal verlenen. Die toestemming zal IPKW weigeren. Volgens IPKW is De Kleef desalniettemin begonnen met het treffen van voorbereidingshandelingen voor deze uitbreiding. De hiervoor bedoelde weigering van IPKW is gebaseerd op het feit dat IPKW de inrichting van het industrie terrein wil verbeteren. Daarbij zou het oude netwerk dat dwars over het terrein loopt, naar de randen van het industrie park verplaatst moeten worden. Verder heeft IPKW de hoogte van de aan de gevorderde machtiging verbonden kosten betwist alsmede de verschuldigdheid en de hoogte van de gevorderde buitengerechtelijke incasso kosten.
4.3. De Kleef heeft betwist dat er sprake zou zijn van uitbreiding van het netwerk. De handelingen die IPKW als voorbereidingshandelingen ziet, betroffen het herstel van schade die een storm had aangericht. Voorts heeft De Kleef betwist dat de onderhavige stoomleiding sinds 1998 niet meer in gebruik is. Naar haar zeggen werd BASF Nederland B.V., die was gevestigd op het naastgelegen terrein, tot medio 2003 via de onderhavige leiding van stoom voorzien. Daarna is de stoomleiding tijdelijk buitengebruik gesteld. De Kleef heeft gesteld dat zij belang heeft bij handhaving van de onderhavige en haar in eigendom toebehorende stoomleiding omdat dat haar de mogelijkheid biedt in de nabije toekomst stoom te leveren aan nieuw te vestigen bedrijven op het voormalig BASF terrein, zoals zij dat voorheen heeft gedaan aan BASF Nederland B.V.
4.4. Of sprake is van uitbreiding van het netwerk, zoals door IPKW is gesteld en door De Kleef is betwist, is in het kader van deze procedure niet relevant. Aan de orde is de vraag of IPKW door het verwijderen van de onderhavige stoomleiding en de leidingbrug onrechtmatig jegens De Kleef heeft gehandeld. Deze vraag beantwoordt de voorzieningenrechter bevestigend. Daartoe wordt als volgt overwogen.
Tussen partijen is in confesso dat het netwerk op grond van de gevestigde opstalrechten eigendom is van De Kleef. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningen rechter kan de leidingbrug, voorzover deze niet in het opstalrecht begrepen zou zijn, worden beschouwd als een onlosmakelijk deel van het netwerk, omdat het netwerk zonder de leidingbrug niet aan haar bestemming kan beantwoorden en derhalve als bestanddeel een onderdeel van het netwerk is. Het feit dat het netwerk op het moment van de sloop niet in gebruik was, kan daaraan niet afdoen en kan IPKW niet het recht geven eigenmachtig tot sloop van het netwerk en de leidingbrug over te gaan. Voor de vorm van eigenrichting als door IPKW is toegepast, is geen althans onvoldoende rechtvaardiging aangevoerd, gesteld dat deze vorm van eigenrichting te rechtvaardigen zou zijn. Hierbij komt dat De Kleef onweersproken heeft gesteld dat het leidingnetwerk waar de stoomleiding deel van uit maakt aan de zijde van de warmtekrachtcentrale (nog steeds) is aangesloten en op elk gewenst moment weer in gebruik genomen kan worden.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft IPKW, door de onderhavige stoomleiding zonder toestemming van De Kleef te verwijderen, inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het netwerk van De Kleef en daardoor onrechtmatig jegens De Kleef gehandeld. De Kleef is dan ook gerechtigd te vorderen dat de onrechtmatige toestand ongedaan wordt gemaakt en kan herstel in de oude staat vorderen. Dit geldt zowel voor het verwijderde deel van het netwerk als voor het herstel van de gesloopte leidingbrug. Immers, nog afgezien van de eigendomsvraag van de leidingbrug, kan herstel van het netwerk alleen plaatsvinden doordat de leidingbrug wederom opgericht wordt, dit op de wijze zoals in de oude situatie het geval is geweest.
4.5 IPKW heeft eveneens verweer gevoerd met betrekking tot de hoogte van de kosten die verbonden zijn aan de gevorderde machtiging (euro 205.600,--). Dit verweer is echter niet, althans niet voldoende onderbouwd, terwijl evenmin bescheiden in het geding zijn gebracht die de juistheid van het verweer aannemelijk maken. Het verweer wordt dan ook gepasseerd, waarbij de voorzieningenrechter er wel op wijst dat De Kleef gehouden is bij het herstel van de schade door het gebruikmaken van de hierna te verlenen machtiging de kosten zo veel mogelijk te beperken en verplicht is geen onnodige kosten te maken.
4.5. Het verweer van IPKW dat De Kleef geen belang heeft bij haar vordering wordt eveneens verworpen. De Kleef heeft als eigenaar van het netwerk een gerechtvaardigd belang een leiding in stand te houden die haar de mogelijkheid biedt om, zelfs zonder uitbreiding van het bestaande netwerk, van haar leidingnetwerk gebruik te maken.
4.6. Uit het voorgaande volgt dat de vordering van De Kleef ter zake van het herstel van de leidingbrug en de daarop rustende stoomleiding zal worden toegewezen, met dien verstande dat het totaal van de gevorderde dwangsommen zal worden gemaximeerd.
4.7. De vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. De Kleef heeft niet althans onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de door haar gestelde kosten betrekking hebben op andere werkzaamheden dan die welke als de gebruikelijke voorbereidingshandelingen voor een procedure worden beschouwd.
4.8. IPKW zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van De Kleef worden begroot op:
- dagvaarding EUR 70,85
- vast recht 251,00
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.137,85
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. verleent De Kleef machtiging ex artikel 3:299 BW om de leidingbrug en de daarop rustende stoomleiding in de oude staat te herstellen,
5.2. veroordeelt IPKW tot vergoeding aan De Kleef van de ten aanzien van het herstel begrote kosten ten bedrage van EUR 205.600,00 exclusief BTW,
5.3. veroordeelt IPKW om De Kleef of door De Kleef in te schakelen derden toegang te verstrekken tot het Industriepark Kleefse Waard teneinde de herstelwerkzaamheden als bedoeld onder 5.1. uit te voeren,
5.4. bepaalt dat IPKW voor iedere dag dat zij in strijd handelt met het onder 5.3. bepaalde, aan De Kleef een dwangsom verbeurt van EUR 10.000,00, tot een maximum van EUR 250.000,00,
5.5. veroordeelt IPKW in de proceskosten, aan de zijde van De Kleef tot op heden begroot op EUR 1.137,85,
5.6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.J.C van Emden-Geenen en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.S.M. Daamen op 20 december 2007.