ECLI:NL:RBARN:2007:BC0659

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
7 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/095109-04
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schorsing van bevel tot voorlopige verpleging afgewezen

Op 7 december 2007 heeft de meervoudige raadkamer van de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in de zaak van verzoeker, die niet-ontvankelijk is verklaard in zijn verzoek tot schorsing van het bevel tot voorlopige verpleging. Verzoeker, geboren op 1 oktober 1972 en thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Arnhem, had op 27 november 2007 een verzoek ingediend bij de rechter-commissaris om het bevel tot voorlopige verpleging, afgegeven op 17 oktober 2007, te schorsen voor de periode van 24 december 2007 tot en met 2 januari 2008. Dit verzoek werd later op 29 november 2007 aangevuld.

Tijdens de zitting op 7 december 2007 zijn de verzoeker, zijn raadsman mr. J.P.W. Nijboer, en de officier van justitie gehoord. De rechter-commissaris had eerder de vordering van de officier van justitie, die betrekking had op artikel 38c van het Wetboek van Strafrecht, in raadkamer onderzocht. De raadkamer oordeelde dat er geen wettelijke grondslag was voor het schorsen van het bevel tot voorlopige verpleging, waardoor verzoeker niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek.

De beslissing werd genomen met inachtneming van de relevante wetsartikelen en is uitgesproken in openbare raadkamer. De officier van justitie is belast met de tenuitvoerlegging van deze beslissing en dient deze ter kennis te brengen aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector Strafrecht
Meervoudige Raadkamer
Parketnummer : 05/095109-04
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem,
tegen:
[verzoeker],
geboren op 1 oktober 1972 te Arnhem,
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Arnhem – HvB Arnhem Zuid, Ir. Molsweg 5 Arnhem.
In raadkamer van 7 december 2007 is de zaak onderzocht.
Daarbij zijn gehoord:
- de terbeschikkinggestelde, hierna te noemen verzoeker;
- diens raadsman mr. J.P.W. Nijboer, advocaat te Utrecht en
- de officier van justitie.
Door mr. A.W. Syrier, kantoorgenoot van mr. Nijboer, is eerst bij fax d.d. 27 november 2007 een verzoek ingediend, gericht aan de rechter-commissaris, inhoudende schorsing van het afgegeven bevel ex artikel 509i van het Wetboek van Strafvordering, voor de periode van 24 december 2007 tot en met 2 januari 2008. Bij fax d.d. 29 november 2007 is het verzoekschrift aangevuld dan wel nader onderbouwd.
In raadkamer is het verzoekschrift nader toegelicht door de raadsman.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van het verzoekschrift.
De raadkamer overweegt het volgende.
De rechter-commissaris heeft d.d. 17 oktober 2007 een bevel tot voorlopige verpleging als bedoeld in artikel 509i lid 2 van het Wetboek van Strafvordering afgegeven. Vervolgens is op 2 november 2007 de vordering van de officier van justitie als bedoeld in artikel 38c van het Wetboek van Strafrecht in raadkamer onderzocht. Nu de vordering inmiddels aan de raadkamer is voorgelegd acht de rechter-commissaris zich onbevoegd te oordelen over het ingediende verzoek. Derhalve is het verzoek intern doorgezonden naar de raadkamer. Nu de voornoemde vordering zoals gezegd inmiddels aan de raadkamer is voorgelegd, acht zij zich bevoegd om te oordelen over het ingediende verzoekschrift.
De raadkamer is van oordeel dat er geen wettelijke grondslag bestaat op grond waarvan het door de rechter-commissaris afgegeven bevel tot voorlopige verpleging kan worden geschorst.
Verzoeker dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzoek.
De raadkamer neemt bij na te melden beslissing de betrekkelijke wetsartikelen in aanmerking.
BESLISSING
Verklaart verzoeker in diens verzoek tot schorsing van het bevel tot voorlopige verpleging niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven te Arnhem op 7 december 2007 door:
mr. A.M. van Gorp, rechter, als voorzitter,
mr. M. Keppels, rechter,
mr. L.M. Moerings, rechter,
in het bijzijn van mr. G.L.M. Verstegen, als griffier,
en uitgesproken in openbare raadkamer.
De officier van justitie gelast de tenuitvoerlegging van bovenstaande beslissing en brengt deze ter kennis aan verdachte.
Arnhem, De officier van justitie,