ECLI:NL:RBARN:2007:BB8084

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
7 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
104149
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing incidentele vordering tot niet horen als getuige wegens psychische kwetsbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 7 november 2007 uitspraak gedaan in een incident waarbij de eiseres in het incident, een vrouw met een complexe psychische achtergrond, verzocht om niet als getuige te worden gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat er medisch gezien niet verantwoorde risico's zijn verbonden aan het horen van eiseres als getuige, gezien haar psychische kwetsbaarheid. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de medische verklaringen van haar behandelend psychiater en psychologen, die hebben aangegeven dat het getuigenverhoor schadelijk kan zijn voor haar psychische gezondheid. De rechtbank heeft de incidentele vordering van eiseres toegewezen, wat betekent dat zij niet als getuige zal worden gehoord in deze procedure. De rechtbank heeft ook overwogen dat het belang van de eiser in de hoofdzaak niet zwaarder weegt dan de belangen van eiseres in het incident. De zaak zal verder worden behandeld in de hoofdzaak, waarbij de rechtbank heeft bepaald dat de kosten van het incident voor de eiser komen. De uitspraak benadrukt de noodzaak om zorgvuldig om te gaan met de psychische gesteldheid van getuigen in juridische procedures.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 104149 / HA ZA 03-1546
Vonnis in incident van 7 november 2007
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
procureur mr. P.J.M. van Wersch,
advocaat mr. P. Bergkamp te Nijmegen,
tegen
1. de stichting
[gedaagde 1],
gevestigd te [woonplaats],
2. [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in de hoofdzaak,
procureur mr. B.J. Schadd,
advocaat mr. L.J.L. Heukels te Haarlem,
en
[Eiseres incident],
wonende te [woonplaats],
eiseres in het incident,
procureur mr. A.W.H.L.M. van Bon-Moors.
Partijen zullen hierna [eiser], [gedaagden] en [eiseres incident] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure na het vonnis van 7 februari 2007 blijkt uit:
- de conclusie na niet gehouden enquête van [eiser]
- de antwoordconclusie na niet gehouden enquête van [gedaagden]
- de brief van de rechtbank van 1 mei 2007
- de brief van [gedaagden] van 8 mei 2007
- de akte opgave getuigen en verhinderdata van 23 mei 2007 van [eiser]
- de brief van 21 september 2007 van [eiseres incident] die is geduid als een incidentele vordering
- de brief van de rechtbank van 25 september 2007
- het proces-verbaal van comparitie van partijen en van getuigenverhoor van 1 oktober 2007
- de brief van [gedaagden] van 15 oktober 2007.
Al deze documenten behoren tot de stukken van het geding.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling in het incident
2.1. [eiseres incident] verzoekt bij brief van 21 september 2007 primair dat wordt afgezien van het horen van haar als getuige, subsidiair tot er een eindoordeel is van het hof Arnhem in het kort geding dat over dat onderwerp dient. Zij stelt - zakelijk weergegeven - dat gezien haar psychisch labiele situatie van haar niet gevergd kan worden dat zij in deze procedure als getuige wordt gehoord.
2.2. [eiser] voert verweer. Ook [gedaagden] achten het wenselijk dat [eiseres incident] als getuige wordt gehoord. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.3. De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering moet worden toegewezen, omdat de aangevoerde gronden die vordering kunnen dragen.
2.4. Gezien HR 19 september 2003, NJ 2005, 454 moet het verzoek van [eiseres incident] worden opgevat als een incidentele vordering. In dat arrest heeft de Hoge Raad uiteengezet hoe een dergelijke vordering moet worden beoordeeld. R.ov. 3.3 luidt als volgt:
“Bij de beoordeling van het middel wordt het volgende vooropgesteld. Ingevolge art. 165 lid 1 (art. 191 lid 1 oud) Rv is ieder die daartoe op wettige wijze is opgeroepen, verplicht getuigenis af te leggen. Deze verplichting, die berust op het algemene maatschappelijke belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt ten dienste van een goede rechtsbedeling, houdt in dat de opgeroepen getuige ter terechtzitting dient te verschijnen en daar een verklaring dient af te leggen. Het grote belang van de waarheidsvinding brengt mee dat slechts in bijzondere gevallen een uitzondering kan worden gemaakt op deze verplichting (HR 7 juni 2002, nr. C00/266, NJ 2002, 394). Ook de getuige die zich wenst te beroepen op een wettelijk verschoningsrecht of die meent een andere, bijzondere reden te hebben waarom het afleggen van een verklaring van hem niet kan worden verlangd, zal als regel ter terechtzitting moeten verschijnen om daar tegenover de rechter en de partijen die immers belang erbij hebben dat aan deze verplichting uitvoering wordt gegeven, de gronden van zijn weigering kenbaar en voor de rechter toetsbaar te maken. In gevallen waarin aanstonds duidelijk is dat dergelijke gronden aanwezig zijn, kan het uit praktisch oogpunt de voorkeur verdienen dat de getuige deze tevoren schriftelijk aan de rechter en de betrokken partijen bekend maakt om verspilling van tijd en kosten te voorkomen. Indien de partij die de getuige heeft opgeroepen, zich niet met deze gronden kan verenigen, zal de getuige in beginsel alsnog moeten verschijnen voordat de rechter een beslissing over de weigeringsgrond(en) neemt. Alleen indien de partij die volhardt bij de oproeping van de getuige, geen enkel in rechte te respecteren belang bij de verschijning van de getuige heeft aangevoerd, zal de getuige met een beroep daarop schriftelijk aan de rechter mogen vragen dat hij te dier zake eerst een, voor beroep vatbare, beslissing geeft.”
2.5. [eiseres incident] stelt dat gezien haar psychisch labiele situatie van haar niet gevergd kan worden dat zij in deze procedure als getuige wordt gehoord. Zij is niet ter terechtzitting verschenen tijdens welke zij haar getuigenverklaring had moeten afleggen, maar zij heeft zich laten vertegenwoordigen door haar procureur. De rechtbank had in haar brief van 1 mei 2007 laten weten dat zij rekening zou houden met de kwetsbaarheid van [eiseres incident] door haar te horen buiten aanwezigheid van partijen en van de advocaten te vergen dat deze hun vragen van tevoren schriftelijk aan de rechter-commissaris zouden opgeven, opdat deze de vragen aan [eiseres incident] zou stellen.
2.6. [eiseres incident] heeft een medische verklaring overgelegd van haar behandeld psychiater, mevr. [naam psychiater] te [woonplaats] van 16 februari 2007, die onder meer het volgende heeft verklaard:
“[eiseres incident] is sedert juni 2005 bij mij onder behandeling in verband met (ernstige en langdurige) psychische problematiek, waarvoor zij onder andere ook medicatie gebruikt. Er is sprake van een langdurende hulpverleningsgeschiedenis. De laatste tijd functioneert zij, op meerdere vlakken, veel beter. Zij is gestart met een opleiding en loopt hiervoor inmiddels stage. Ondanks het feit dat een aantal (vooral angst) klachten nog aanwezig zijn, lukt het haar steeds beter om weer aan het maatschappelijk leven deel te nemen. Ze heeft dan ook veel winst geboekt de afgelopen periode.
Het weer opnieuw geconfronteerd worden met pijnlijke en voor haar traumatische feiten uit haar verleden acht ik zeer ongunstig en mogelijk schadelijk voor haar psychisch welbevinden in het algemeen en voor haar psychische stabiliteit in het bijzonder. Ik hoop dan ook [dat] het niet nodig geacht wordt om patiënte op te roepen als getuige in de juridische procedure tussen beide betrokken therapeuten.”
2.7. [eiseres incident] heeft in kort geding een verbod gevorderd van [eiser] dat hij haar als getuige zou oproepen. Deze vordering is bij vonnis van 14 juni 2007, zaak-/rolnummer 155700 / KG ZA 07-284 afgewezen. De rechtbank citeert de volgende overwegingen uit het vonnis:
“4.5. [eiseres incident] was al voor het sluiten van de vaststellingsovereenkomst van 30 november 2003 ermee bekend dat [eiser] [gedaagde 2] in de procedure van haar tegen [eiser] in vrijwaring had opgeroepen. Hoewel vaststaat dat [eiseres incident] en [eiser] voorafgaande aan de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst uitvoerig hebben gediscussieerd over het opnemen in die overeenkomst van een bijzondere bepaling over het wel of niet kunnen oproepen van [eiseres incident] in de vrijwaringsprocedure, hebben zij er beiden om hen moverende redenen voor gekozen af te zien van het opnemen van zo’n bepaling. Daarmee is op voorhand niet aannemelijk geworden dat [eiser] afstand heeft gedaan van zijn (wettelijk) recht om [eiseres incident] in de vrijwaringsprocedure als getuige op te roepen. [eiser] heeft dit recht dus behouden en kan daarvan gebruik maken, mits de uitkomst van een belangenafweging hieraan niet in de weg staat. Ten aanzien van de belangen van [eiseres incident] en [eiser] wordt het volgende overwogen.
4.6. Tegenover de gemotiveerde stelling van [eiseres incident] dat het financiële belang van [eiser] om [gedaagde 2] aansprakelijk te stellen niet verder reikt dan hooguit € 940,-- , heeft [eiser] gemotiveerd gesteld dat hij [gedaagde 2] op goede gronden kan aanspreken voor de helft van de door hem aan [eiseres incident] betaalde schadevergoeding en bijkomende kosten. Of en voor hoeveel [eiser] [gedaagde 2] zal kunnen aanspreken is een vraag die echter in de bodemprocedure beantwoord zal moeten worden. Het is niet aan de voorzieningenrechter in die beantwoording te treden. Hier wordt volstaan met het voorlopig oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat [eiser] een financieel belang heeft bij de uitspraak in de bodemprocedure en dat dat belang voor hem materieel is. Daarmee is evident dat hij, zowel materieel als procedureel, belang heeft bij een getuigenis door [eiseres incident] in die procedure.
4.7. Dat [eiseres incident] er belang bij heeft niet als getuige te worden opgeroepen, is op voorhand voldoende aannemelijk, maar kan, vooralsnog geoordeeld, niet zwaarder wegen dan het belang van [eiser] om gebruik te kunnen maken van zijn door de wetgever geboden recht. Daarbij laat de voorzieningenrechter meewegen dat, hoewel het afleggen van een getuigenverklaring voor [eiseres incident] zonder meer bezwaarlijk zal kunnen zijn, slechts summierlijk is onderbouwd dat [eiseres incident] daarvan ontoelaatbaar psychisch nadeel zal ondervinden, terwijl voorts, en de voorzieningenrechter hecht daar zeer aan, de rechtbank heeft toegezegd dat het horen van [eiseres incident] met de nodige waarborgen zal worden omkleed.
4.8. Het voorgaande leidt tot het voorlopig oordeel dat [eiser] [eiseres incident] kan oproepen als getuige.”
2.8. [eiseres incident] is van dit vonnis in hoger beroep gekomen.
2.9. [eiseres incident] heeft voorts een second opinion gevraagd van prof. dr. [naam psychiater], psychiater en mevr. drs. [naam psycholoog], psycholoog, beide verbonden aan HSK-groep. Uit het Quickscan verslag van hen van 13 september 2007 worden de volgende passages geciteerd:
“Speciële anamnese
Er is sprake van een duidelijke aanhoudende angst voor sociale situaties waarin betrokkene iets moet presteren en wordt blootgesteld. Betrokkene heeft angst om te blozen (erythrofobie) en voor de meeste sociale situaties. Betrokkene erkent dat zij hiervoor angstiger is dan zij zou moeten zijn. De symptomen veroorzaken in significante mate beperkingen in het sociaal of beroepsmatig functioneren. Betrokkene vermijdt de gevreesde sociale situaties niet, maar doorstaat ze met grote angst. Daarnaast heeft ze parcopresis (angst voor defaecatie in situatie waar anderen in de buurt zijn.
In het verleden heeft zij een schoolfobie gehad. Paniekstoornis met agorafobie, obsessief-compulsieve klachten en anorexia nervosa en psychogene pseudo-epileptische aanvallen.
Psychiatrisch onderzoek
Betrokkene is een 41-jarige vrouw met een slank postuur die oogt jonger dan haar kalenderleeftijd en ziet er goed verzorgd uit. Betrokkene reageert ontspannen en op vriendelijke wijze coöperatief op de vragen die de onderzoeker stelt. Zij maakt gemakkelijk contact. De klachten worden op een adequate afstandelijke manier gepresenteerd. Ziektebesef is aanwezig. Er is sprake van een helder bewustzijn, de aandacht is goed te richten en het verhaal is coherent. De oriëntatie in tijd, plaats en persoon is ongestoord. De intelligentie is ruim bovengemiddeld ingeschat. Er worden geen aanwijzingen gevonden voor stoornissen in geheugen- en concentratieproblemen. De realiteitstoetsing is ongestoord. De waarneming wekt de indruk ongestoord te zijn en er is geen sprake van een stoornis in denken. De stemming is neutraal. Daarnaast is het activiteitenniveau normaal en is het interesseniveau normaal. Wat betreft de persoonlijkheid vallen vooral de volgende klachten op: sensitiviteit en kinderlijkheid.
Testonderzoek en interpretaties
In het testonderzoek werd de aandacht gericht op het objectiveren van de klachten. Tevens werd de persoonlijkheid van betrokkene onderzocht.
De SCL-90 is een multidimensionele psychopathologische indicator, waarop een achttal subschalen onderscheiden worden, te weten: Agorafobie (bang om alleen uit huis te gaan), Depressiviteit (weinig energie hebben), Somatische klachten (hoofdpijn, duizeligheid), Insufficiëntie van denken en handelen (moeilijk iets kunnen onthouden), Wantrouwen en interpersoonlijke sensitiviteit (kritisch staan tegenover anderen), Hostiliteit (vaak in ruzies verzeild raken), Slaapproblemen (moeilijk in slaap kunnen komen) en de totaalscore Psychoneuroticisme.
Op de SCL-90 haalt betrokkene een totaalscore van 125 punten. Dit duidt op een lichte verhoging van zowel psychisch als lichamelijk onwel bevinden in de week voorafgaande aan het onderzoek.
Diagnose volgens DSM-IV:
AsI: 300.23 sociale fobie (erythrofobie en parcopresis)
300.21 paniekstoornis met agorafobie, in remissie
300.3 obsessief-compulsieve stoornis, in remissie
psychogene pseudo-epileptische aanvallen (PPEA), in remissie
AsII: V71.09 geen diagnose
AsIII: Geen bijzonderheden
AsIV: psychosociale stressoren: werk: matig ernstig
privé: matig ernstig
AsV: GAF-score 60-70
Beantwoording van de vraagstelling
Mevrouw [eiseres incident] is een mevrouw waarvan gesteld kan worden dat ze een zeer problematische voorgeschiedenis heeft. Gedurende haar leven is ze de meeste tijd gebukt gegaan onder ernstige psychische problemen waaronder de stress en trauma gerelateerde psychogene pseude-epileptische aanvallen. Daarnaast een anorexia nervosa en jarenlange schoolfobie, de paniekstoornis en obsessief-compulsieve stoornis.
Op dit moment zijn de sociaal fobische stoornissen zoals erythrofobie en parcopresis nog steeds voor haar een relatief ernstige bron van spanning en misère.
Haar sensitiviteit maakt haar kwetsbaar voor stresserende en traumatiserende omstandigheden.
De beoogde verhoorsituatie kan niet anders dan als zodanig worden opgevat. Dat betekent dat medisch gezien niet verantwoorde risico’s worden genomen. Ook in het licht van de relatief redelijke adaptatie van mevrouw aan de dagelijkse eisen van het leven is een dergelijke belasting medisch gezien niet acceptabel.”
2.10. [naam psychiater] en [naam psycholoog] c.s. constateren aan de ene kant dat het goed met [eiseres incident] gaat en dat zij steeds beter in staat is om aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen. Aan de andere kans oordelen zij dat er een kans is dat het schadelijk voor haar psychische gezondheid zal zijn als zij als getuige zal moeten verklaren over de traumatische gebeurtenissen uit het verleden. Hoewel [eiseres incident] aan [naam psycholoog] c.s. had voorgelegd of dat anders zou zijn, als [eiseres incident] buiten aanwezigheid van partijen zou worden gehoord terwijl de vragen door de rechter-commissaris zouden worden gesteld, zijn [naam psycholoog] c.s. daarop niet met zoveel woorden ingegaan.
2.11. De rechtbank heeft gezocht naar een deskundige (psychiater/psycholoog) die bereid zou zijn om op basis van een onderzoek naar de psychische gesteldheid van [eiseres incident] te beoordelen of en zo ja onder welke omstandigheden van [eiseres incident] gevergd kan worden dat zij als getuige in deze procedure wordt gehoord. In het onderzoek zouden dan ook de door de rechtbank genoemde waarborgen betrokken kunnen worden. De rechtbank heeft geen psychiater of psycholoog bereid gevonden een dergelijk onderzoek te verrichten. Daarbij speelde een rol dat de benaderde personen gezien de reputatie van [XXX] op het gebied van fobieën en dwangstoornissen op voorhand geen reden zagen diens oordeel in twijfel te trekken. Verder was relevant dat over de mogelijke reactie van [eiseres incident] op het getuigenverhoor geen duidelijke prognose te geven is.
2.12. Dit betekent dat de rechtbank het oordeel van vooral [naam psycholoog] c.s. zal volgen dat er medisch gezien niet verantwoorde risico’s worden genomen als [eiseres incident] als getuige zal worden gehoord. Dat brengt weer mee dat het van [eiseres incident] niet kan worden gevergd om als getuige in deze procedure te worden gehoord. De incidentele vordering wordt daarom toegewezen.
2.13. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.
In de hoofdzaak
2.14. De zaak zal naar de rol worden verwezen voor het opgeven van eventuele getuigen die in enquête worden gehoord en van getuigen die in contra-enquête worden gehoord evenals de verhinderdata. [gedaagden] hebben in hun brief van 15 oktober jl. terecht opgemerkt dat in het proces-verbaal van de comparitie en het getuigenverhoor van 1 oktober 2007 per vergissing is opgenomen dat de enquête is gesloten.
3. De beslissing
De rechtbank
in het incident
3.1. verstaat dat niet van [eiseres incident] kan worden gevergd dat zij in deze procedure als getuige wordt gehoord,
3.2. veroordeelt [eiser] in de kosten van het incident, aan de zijde van [eiseres incident] tot op heden begroot op EUR 452,00,
in de hoofdzaak
3.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 21 november 2007 voor het geven van de inlichtingen als in 2.14 weergegeven,
3.4. iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. de Vries en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2007.