zaaknummer / rolnummer: 48607 / HA ZA 99-751
Vonnis van 7 november 2007
de naamloze vennootschap
GUARANTEE INSURANCE N.V.,
gevestigd te Gent (België),
eiseres,
procureur mr. W.H.B.K. Brunet de Rochebrune,
advocaat mr. A. Stendahl te Rotterdam,
[gedaagde],
voorheen wonende te [woonplaats],
thans wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. P.P. Engelman te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Guarantee Insurance en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 mei 2007
- de akte van Guarantee Insurance van 27 juni 2007
- de antwoordakte van [gedaagde] van 5 september 2007.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. De rechtbank blijft bij hetgeen zij in haar tussenvonnis van 30 mei 2007 heeft overwogen en beslist.
2.2. In het tussenvonnis heeft de rechtbank partijen in de gelegenheid gesteld hun stellingen over de hoogte van de door Guarantee Insurance betaalde premies en door Verzekerd Keur betaalde schadeuitkeringen toe te lichten. Voorts zijn zij daarin in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over andere aspecten die naar hun oordeel moeten worden betrokken in het kader van de vaststelling c.q. begroting van de schade of de hoogte van de aan Guarantee Insurance terug te betalen premies.
2.3. Aan de hiervoor onder 2.2. vermelde uitnodiging aan partijen is voorafgegaan de vaststelling door de rechtbank dat Verzekerd Keur niet heeft gezorgd voor een onafgebroken dekking voor de bij haar aangebrachte garantiecertificaten door een achterliggende verzekeraar, alsmede een substantieel gedeelte van de door Guarantee Insurance ontvangen premies niet op de afgesproken wijze aan een achterliggende verzekeraar heeft afgedragen. Dat leidde de rechtbank tot de slotsom dat Verzekerd Keur is tekortgeschoten in de nakoming van de met Guarantee Insurance gesloten overeenkomst. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat, gelet op de ernst van de tekortkomingen, [gedaagde] daarvan als bestuurder van Verzekerd Keur een persoonlijk verwijt is te maken. De rechtbank heeft vervolgens beslist dat [gedaagde] hoofdelijk, naast Verzekerd Keur, aansprakelijk is voor de door Guarantee Insurance geleden schade. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de door Guarantee Insurance ingeroepen ontbinding van de overeenkomst rechtsgeldig is en dat [gedaagde] hoofdelijk, naast Verzekerd Keur, aansprakelijk is voor de nakoming van daaruit voor Verzekerd Keur (per saldo) voortvloeiende verbintenissen tot ongedaanmaking.
2.4. Hoewel in het tussenvonnis partijen uitsluitend werd toegestaan zich uit te laten over de hiervoor onder 2.2. genoemde zaken, heeft [gedaagde] de gelegenheid van zijn akte aangegrepen in te gaan op zaken waarover de rechtbank reeds, zoals hiervoor onder 2.3 overwogen, een oordeel heeft gegeven. Het betreft hier de rechtbank bindende eindbeslissingen. De rechtbank ziet in hetgeen [gedaagde] in zijn akte naar voren heeft gebracht geen aanleiding daarvan terug te komen.
2.5. Thans moet eerst de vraag worden beantwoord in hoeverre [gedaagde] de door Guarantee Insurance betaalde premies moet terugbetalen. Het vertrekpunt daarvoor is de ontbinding van de overeenkomst. Ingevolge artikel 6:271 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bevrijdt de ontbinding partijen van de uit de overeenkomst voortvloeiende verbintenissen. Voor zover deze reeds zijn nagekomen, blijft de rechtsgrond voor de nakoming in stand maar ontstaat voor partijen een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds door hen ontvangen prestaties. Dat betreft hier enerzijds de betaling van de verzekeringspremies tegen anderzijds het verlenen van een afdoende verzekeringsdekking.
2.6. Guarantee Insurance herhaalt in haar akte haar eerdere stelling dat zij aan premies NLG 3.088.178,00 heeft voldaan. Dit is, afgerond, NLG 300,- lager dan het bedrag dat
[gedaagde] daarvoor heeft opgegeven. De rechtbank gaat uit van het bedrag dat door Guarantee Insurance is opgegeven omdat dit tot een voor [gedaagde] lager terug te betalen bedrag aan premies. Dit lagere bedrag is dus tussen partijen niet in geschil.
2.7. Guarantee Insurance stelt dat bij de vaststelling van de terug te betalen premies rekening moet worden gehouden met een betaling van NLG 800.000,00 die door haar al in het kader van een schikking met [XXX] Groep Garantie-verzekeringen B.V., oorspronkelijk mede-gedaagde in deze procedure, is ontvangen. [gedaagde] heeft deze terugbetaling niet bestreden – neemt deze met zoveel woorden voor kennisgeving aan –
zodat de rechtbank als vaststaand aanneemt dat een terugbetaling tot dat genoemde bedrag heeft plaatsgevonden.
2.8. [gedaagde] heeft evenmin bestreden dat Guarantee Insurance, naar zij stelt, een schade heeft geleden van € 10.819,- in verband met ‘afrondings- en koersverschillen’. De rechtbank zal daarom ook dit bedrag in de vaststelling van de hoogte van de terug te betalen premies betrekken.
2.9. De slotsom uit het voorgaande is dat de rechtbank de op Verzekerd Keur rustende verbintenis tot ongedaanmaking, waarvoor [gedaagde] hoofdelijk aansprakelijk is, zal vaststellen op NLG 2.298.997 (NLG 3.088.178 -/- NLG 800.000 + NLG 10.819,-), althans het equivalent daarvan van € 1.043.239,00.
2.10. Of en in hoeverre Guarantee Insurance per saldo aanspraak heeft op het onder 2.9 vermelde bedrag hangt ervan of hiermee aanspraken uit hoofde van op Guarantee Insurance rustende verbintenissen tot ongedaanmaking van prestaties aan de zijde van Verzekerd Keur verrekend moeten worden. De prestatie waartoe Verzekerd Keur zich had verbonden, was te zorgen voor een afdoende en onafgebroken dekking door een achterliggende verzekeraar. Zoals eerder overwogen, is Verzekerd Keur in deze verplichting tekortgeschoten. Van een onafgebroken dekking door een achterliggende verzekeraar is geen sprake geweest, hetgeen ook reden was voor Guarantee Insurance de overeenkomst te ontbinden.
2.11. Het voorgaande laat echter onverlet dat in zoverre komt vast komt te staan dat gedurende enige periode sprake was van enige dekking door een achterliggende verzekeraar, Verzekerd Keur tot zover een prestatie heeft verricht en deze, als gevolg van de ontbinding, ongedaan moet worden gemaakt. Het verlenen van dekking is een prestatie die naar haar aard niet ongedaan kan worden gemaakt zodat daarvoor ingevolge artikel 6:271 lid 1 BW een vergoeding van de waarde in de plaats treedt. Heeft de prestatie niet aan de overeenkomst beantwoord, zoals in deze procedure als vaststaand is aangemerkt, dan wordt deze vergoeding ingevolge artikel 6:272 lid 2 BW beperkt tot het bedrag van de waarde die de prestatie voor de ontvanger heeft gehad. Het ontbreekt echter aan gegevens om de waarde van deze prestatie vast te stellen. Zo is niet duidelijk geworden gedurende welke periode en voor welke verzekeringen sprake was van een achterliggende dekking zoals partijen hadden afgesproken. [gedaagde] heeft geen enkele duidelijkheid op dit punt gegeven. Bij akte heeft hij slechts zijn eerdere stelling herhaald dat steeds van een volledige dekking sprake was, daarbij voorbijgaand aan hetgeen de rechtbank dienaangaande reeds bij tussenvonnis heeft beslist. [gedaagde] had duidelijkheid moeten verschaffen over de mate waarin sprake was van een door een achterliggende verzekeraar verleende dekking en daarvoor rechtens relevant bewijs moeten aandragen. Dat heeft hij niet gedaan waarbij de rechtbank opmerkt dat het door hem gestelde, en in zijn akte nog eens herhaalde feit dat [XXX] hem steeds verklaard zou hebben dat alle verzekeringspremies waren voldaan, geen bewijs oplevert van zijn stelling dat alle garantiecertificaten ook bij een achterliggende verzekeraar waren aangebracht. Dat kan zich zeer wel aan het gezichtsveld van [XXX] hebben onttrokken.
2.12. Nu [gedaagde] geen feitelijke gegevens voor de waardering van de door Verzekerd Keur geleverde prestatie heeft aangevoerd en ook anderszins niet is gebleken in hoeverre er sprake was van enige dekking door een achterliggende verzekeraar, kan geen op Guarantee Insurance rustende verbintenis tot ongedaanmaking worden aangenomen.
2.13. Bij het bovenstaande zou mogelijk nog rekening moeten worden gehouden met schade-uitkeringen die Verzekerd Keur aan Guarantee Insurance of haar klanten heeft gedaan. Van dergelijke schade-uitkeringen is echter niet gebleken. Wél heeft Verzekerd Keur schades die door Guarantee Insurance zijn betaald, willen verrekenen met nog openstaande premies maar van een daadwerkelijk verrekening en daarmee een voldoening aan een verplichting tot uitkering van schade is geen sprake nu de premievordering als gevolg van de ontbinding is komen te vervallen. Van een betaling van schades c.q. het doen van schade-uitkeringen door Verzekerd Keur door verrekening, is dus geen sprake geweest.
2.14. De slotsom is dat de rechtbank de aanspraak van Guarantee Insurance in verband met door haar betaalde premies vaststelt op de meergenoemde € 2.298.997 (NLG 3.088.178 -/- NLG 800.000 + NLG 10.819,-), althans het equivalent daarvan van € 1.043.239,00.
Zoals de rechtbank eerder heeft overwogen, is [gedaagde] voor de terugbetaling van deze premies, hoofdelijk, naast Verzekerd Keur, aansprakelijk.
2.15. Over de terug te betalen premies vordert Guarantee Insurance de wettelijke rente vanaf 21 november 1997 tot aan de datum van dagvaarding als onderdeel van de hoofdsom en daarna vanaf de dagvaarding. Hiertegen voert [gedaagde] geen specifiek verweer. De rechtbank gaat daarom uit van 21 november 1997 als de datum vanaf wanneer de rente is verschuldigd. De rechtbank volgt Guarantee Insurance echter niet in de fixatie van de rente per de datum van dagvaarding. Dit zou leiden tot een niet met de wet in overeenstemming zijnde cumulatie van rente op rente. Dit een en ander leidt ertoe dat de rechtbank de wettelijke rente over de terug te betalen premies zal toewijzen vanaf 21 november 1997 tot de dag van algehele voldoening, dus zonder een tussentijdse fixatie op de datum van de dagvaarding.
2.16. Naast de terugbetaling van premies vordert Guarantee Insurance veroordeling van [gedaagde] tot schadevergoeding op te maken bij staat. Zij stelt dat zij bij gebreke van een achterliggende verzekeraar zelfstandig schade aan klanten heeft vergoed, voorts heeft moeten zorgen voor een vervangende verzekering waardoor er sprake is van een dubbele premiebetaling en dat zij daardoor in haar financiële mogelijkheden werd beperkt hetgeen geleid heeft tot een winstderving. Verder stelt zij dat door het verlies van goede naam en faam bestaande klanten zijn weggelopen en zij nieuwe klanten is misgelopen.
2.17. De rechtbank dient thans te beoordelen of de schade die Guarantee Insurance stelt te hebben geleden aannemelijk is, zodanig dat voor de vaststelling daarvan een verwijzing naar de schadestaatprocedure, zoals gevorderd, geïndiceerd is.
2.18. Guarantee Insurance stelt tot en met het eerste kwartaal van 2002 voor
NLG 972.444 aan schade aan haar klanten te hebben uitgekeerd. Na het eerste kwartaal 2002 zou zij nog een bedrag van EUR 9.695,89 (NLG 21.366,93) aan klanten hebben vergoed. Verzekerd Keur stelt dat met deze uitkeringen geen rekening mag worden gehouden omdat deze schadeaanspraken bij haar hadden kunnen worden ingediend waarna zij tot uitkering daarvan had kunnen overgaan, ongeacht er sprake is van een dekking door een achterliggende verzekeraar. Naar het oordeel van de rechtbank laat dit echter onverlet dat het Guarantee Insurance is geweest die de claims heeft uitgekeerd terwijl deze door Verzekerd Keur hadden moeten worden afgehandeld. De verplichting voor Verzekerd Keur om deze schade uit te keren, althans af te handelen, is door de ontbinding van de daartoe strekkende overeenkomst van partijen komen te vervallen. Verzekerd Keur en/of [gedaagde] hoeven deze schadeuitkeringen dan ook niet meer aan Guarantee Insurance te vergoeden. Dat zou slechts anders zijn indien de schade-uitkeringen de betaalde of te betalen premies zouden overtreffen. In dat geval zou Guarantee Insurance per saldo in een nadeliger positie zijn komen te verkeren c.q. schade hebben geleden door met Verzekerd Keur te contracteren. De door Guarantee Insurance uitgekeerde schade blijft echter ver onder de door haar betaalde premies en/of de premies die zij aan Verzekerd Keur had moeten betalen indien Verzekerd Keur haar verplichtingen uit de overeenkomst wél goed en volledig was nagekomen.
2.19. Guarantee Insurance stelt voorts nieuwe verzekeringen te hebben afgesloten bij
AXA Courtage met een premie van NLG 929.064 en bij Groupama met een premie van NLG 168.798. [gedaagde] betwist dat deze bedragen zijn betaald. Daarnaast stelt hij dat Guarantee Insurance de premies ook had moeten betalen indien zij van meet af aan met deze verzekeraars in zee was gegaan. De rechtbank volgt [gedaagde] in dit verweer. Van een dubbele premiebetaling is door de ontbinding van de overeenkomst en de daaruit voortvloeiende verplichting tot ongedaanmaking in de zin van terugbetaling van de betaalde premies, geen sprake. De betaalde premies bij AXA Courtage en Groupama zijn niet hoger dan de premies die betaald en/of initieel verschuldigd waren aan Guarantee Insurance. Wat dat aangaat is Guarantee Insurance niet in een nadeliger positie komen te verkeren c.q heeft zij geen schade geleden door in eerste instantie met Verzekerd Keur te contracteren. Ook indien het totaal aan premies aan AXA Courtage en Groupama de hiervoor onder 2.18 betaalde schade zou worden opgeteld, blijft het totaal dat Guarantee Insurance ter zake van de garantiecertificaten in de betreffende periode heeft moeten betalen, ver onder het totaal dat zij voor diezelfde periode aan premies aan Verzekerd Keur heeft betaald of althans, initieel, aan haar verschuldigd was. Ook in die zin kan niet gesteld worden dat er per saldo sprake is van een benadeling van Guarantee Insurance.
2.20. Guarantee Insurance stelt dat haar hiervoor genoemde premiebetalingen aan andere verzekeraars van grote invloed zijn geweest op haar handelsactiviteiten nu haar financiële positie door deze extra betalingen veel minder ruimte liet voor andere activiteiten. De rechtbank overweegt dat indien Verzekerd Keur niet was tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst Guarantee Insurance niet gerechtigd was haar premiebetalingen op te schorten. De betalingen die zij dan aan Verzekerd Keur had moeten doen, hadden dan evenzeer een beslag op haar financiële middelen gelegd. Het bedrag waarvoor is opgeschort – volgens opgave van [gedaagde] NLG 667.706 – is echter lager dan de premies die daarna aan AXA Courtage en Groupama zijn betaald. Daarom is voorshands niet onaannemelijk dat schade op dit punt is ontstaan. Voor de vaststelling c.q. begroting daarvan acht de rechtbank een verwijzing naar de schadestaatprocedure geïndiceerd.
2.21. Hetzelfde geldt voor het verlies of het mislopen van een aantal klanten door, naar Guarantee Insurance stelt, een schending van haar goede naam en faam. Dat Guarantee Insurance reputatieschade heeft opgelopen wordt door [gedaagde] niet betwist. Hij stelt echter dat Guarantee Insurance “veel, zo niet alles” aan zichzelf heeft te wijten. Daarbij wijst hij erop dat Guarantee Insurance, althans haar bestuurder, de heer B. Saverys, in verband met de garantieactiviteiten strafrechtelijk zou zijn veroordeeld. De rechtbank leidt hieruit af dat [gedaagde] niet uitsluit dat mede door toedoen van Verzekerd Keur reputatieschade is ontstaan. De rechtbank acht schade op dit punt aannemelijk. De hoogte daarvan dient in een schadestaatprocedure te worden vastgesteld.
2.22. De rechtbank zal de vordering van Guarantee Insurance tot vergoeding van de kosten van bewaring van de bij [gedaagde] inbeslaggenomen auto toewijzen. Het gaat om een bedrag van EUR 1.600,- exclusief BTW. [gedaagde] verweert zich door te stellen dat de kosten voor de bewaarneming voor het risico van de bewaargever, in dit geval Guarantee Insurance, behoren te blijven. De rechtbank is van oordeel dat bij een voor de beslagene veroordelend vonnis, de kosten van het beslag vergoed dienen te worden waaronder bijkomende kosten zoals de kosten van een bewaarnemer. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken waarom daarvan in dit geval moet worden afgeweken. Niet gesteld of gebleken is dat Guarantee Insurance de BTW niet kan verrekenen, zodat het genoemde bedrag niet met BTW verhoogd zal worden.
2.23. Guarantee Insurance vordert daarnaast de kosten van een naar aanleiding van de bewaarneming gevoerd kort geding. De rechtbank zal deze vordering afwijzen omdat [gedaagde] reeds in het kort geding tot die kosten is veroordeeld.
2.24. De vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. Gurantee Insurance heeft niet (voldoende onderbouwd) gesteld dat zij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
2.25. [gedaagde] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Guarantee Insurance worden begroot op:
- dagvaarding EUR 55,00
- vast recht 3.326,21
- salaris procureur 30.504,50 (9,5 punt × tarief EUR 3.211,00)
Totaal EUR 33.885,71
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. veroordeelt [gedaagde] om aan Guarantee Insurance te betalen, hoofdelijk naast Verzekerd Keur, een bedrag van EUR 1.043.239,00 (één miljoen drieënveertig duizendtweehonderdnegenendertig euro) aan premies terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 november 1997 tot de dag van volledige betaling,
3.2. veroordeelt [gedaagde] om aan Guarantee Insurance te betalen, een bedrag van EUR 1.600,00 (zestienhonderd euro) in verband met de kosten van bewaarneming van de auto,
3.3. veroordeelt [gedaagde] tot vergoeding van schade van Guarantee Insurance van de soorten als hiervoor onder 2.20 en 2.21 genoemd, nader op te maken bij staat,
3.4. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Guarantee Insurance tot op heden begroot op EUR 33.885,71,
3.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Blaisse, mr. T.P.E.E van Groeningen en mr. J.R. Veerman en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2007.