Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 7 november 2007
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 109274 / HA ZA 04-176 van
1. de naamloze vennootschap
FORTIS CORPORATE INSURANCE N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
2. de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
3. de naamloze vennootschap
ALLIANZ NEDERLAND SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
4. de vennootschap naar buitenlands recht
RELIANCE NATIONAL INSURANCE COMPANY LTD.,
gevestigd te Pennsylvania,
5. de naamloze vennootschap
HANNOVER INTERNATIONAL INSURANCE (NEDERLAND) N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
6. de naamloze vennootschap
NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
7. de naamloze vennootschap
NIEUWE HOLLANDSE LLOYD SCHADEVERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Woerden,
8. de naamloze vennootschap
AEGON SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eiseressen,
procureur mr. L. Paulus,
advocaat mr. B.M. Jonk-van Wijk te Rotterdam
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VOS LOGISTICS EDE B.V.,
gevestigd te Ede,
gedaagde,
procureur mr. N.L.J.M. Rijssenbeek,
advocaat mr. E.G.M. van Ewijk te 's-Hertogenbosch,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer 115199 / HA ZA 04-1186 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VOS LOGISTICS EDE B.V.,
gevestigd te Ede,
eiseres,
procureur mr. N.L.J.M. Rijssenbeek,
advocaat mr. E.G.M. van Ewijk te 's-Hertogenbosch,
[gedaagde vrijwaring],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. H. van Ravenhorst,
advocaat mr. A.C.H. van den Bergh te Haarlem.
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer 115200 / HA ZA 04-1187 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VOS LOGISTICS EDE B.V.,
gevestigd te Ede,
eiseres,
procureur mr. N.L.J.M. Rijssenbeek,
advocaat mr. E.G.M. van Ewijk te 's-Hertogenbosch,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SECURITAS NEDERLAND B.V.
gedagvaard als en verschenen zijnde onder de (niet bestaande) naam Securitas B.V.
gevestigd te Weesp,
gedaagde,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. D.C. van Fulpen te Amersfoort.
Partijen zullen hierna Fortis, Delta Lloyd, Allianz, Reliance, Hannover, Nationale-Nederlanden, Nieuwe Hollandse Lloyd, Aegon, Vos, [ged. vrijwaring] en Securitas genoemd worden. Eiseressen in de hoofdzaak zullen samen worden aangeduid als de verzekeraars.
1. De procedure in de hoofdzaak
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 april 2006
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 1 november 2006
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 28 februari 2007
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 4 april 2007
- de conclusie na getuigenverhoor
- de antwoordconclusie na getuigenverhoor.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De procedure in de vrijwaringszaak HA ZA 04-1186
2.1. Het verloop van de procedure blijkt uit het tussenvonnis van 5 april 2006
2.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
3. De procedure in de vrijwaringszaak HA ZA 04-1186
3.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 april 2006
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 1 november 2006
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 28 februari 2007
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 4 april 2007
- de akte inbreng producties
- de conclusie na getuigenverhoor
- de antwoordconclusie na getuigenverhoor.
3.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
4. De verdere beoordeling
in de hoofdzaak
4.1. Vos is opgedragen tegenbewijs te leveren van de behoudens dit tegenbewijs vaststaande feit dat Vos niet als een goed bewaarnemer heeft gehandeld. De rechtbank overweegt ten overvloede dat deze in het mondelinge vonnis van 22 november 2004 gegeven bewijsopdracht geen omkering van de bewijslast inhoudt. De bewijslast en het bewijsrisico blijven immers conform de hoofdregel van artikel 150 Rv. bij de verzekeraars liggen. Het is echter aan Vos om de door de verzekeraars ingebrachte bewijsmiddelen, waaronder de rapporten van [XXX] van 30 oktober 2000 en 3 april 2001, waarvan de rechtbank heeft geoordeeld dat deze zolang daar niets tegenover werd gesteld voldoende bewijs van de stelling van de verzekeraars opleverden, met het inbrengen van nieuwe (tegen)bewijsmiddelen te pareren.
4.2. In de getuigenverhoren van 1 november 2006, 28 februari 2007 en 4 april 2007, die zowel in de hoofdzaak als in de vrijwaringszaak HA ZA 04-1187 werden gehouden, zijn de volgende tien getuigen gehoord:
Op 1 november 2006.
- [XXX], van mei 1999 tot 2004 in dienstbetrekking werkzaam bij (het moederbedrijf van) Vos, vanaf juni 2000 als directeur van het cluster Warehousing (verder: [getuige 1]).
- [XXX], in de jaren 2000 2001 en 2002 als Sitemanager bij Vos verantwoordelijk voor onder andere de ‘warehouse-operatie’ met Megapool (verder: [getuige2]).
- [XXX], sinds dertien jaar technisch medewerker bij Vos (verder: [getuige3]).
- [XXX], van 1996/1997 tot 2001/2002 werkzaam als planner/operationeel medewerker bij Vos (verder: [getuige4]).
- [XXX] van 1996 tot eind 2000 werkzaam als personeels- en organisatiefunctionaris bij de Vos-groep (verder: [getuige5]).
Op 20 februari 2007.
- [XXX], sinds 1998 werkzaam als achtereenvolgens hoofdsurveillant, coördinator-surveillant en branche manager bij (de rechtsvoorgangster van) Securitas (verder: [getuige6]).
- [XXX], sinds 1998 werkzaam bij (de rechtsvoorgangster van) Securitas, vanaf 2000 als operationeel manager in Veenendaal (verder: [getuige7]).
Op 4 april 2007.
- [XXX], vanaf mei 1991 tot februari 2001 werkzaam als directeur van Megapool (verder: [getuige8]).
- [XXX], van 1994 tot 2004 werkzaam als logistiek manager bij Megapool (verder: [getuige9]).
- [XXX], in januari 2000 als beveiliger (in opleiding) werkzaam geweest bij (de rechtsvoorgangster van) Securitas (verder: [getuige10]).
Vos heeft bij conclusie na enquête voorts vier nieuwe producties in het geding gebracht.
4.3. De rechtbank heeft de bewijsopdracht beoordeeld aan de hand van voornoemde bewijsmiddelen in samenhang met de eerder in het geding gebrachte bewijsmiddelen, waar¬onder de rapporten van [XXX]. De rechtbank overweegt dat de stelling van Vos dat deze rapporten niet als onafhankelijk deskundigenrapporten kunnen worden gezien, omdat zij niet bij de totstandkoming daarvan was betrokken niet weg neemt dat deze rapporten gelet op artikel 152 Rv als bewijsmiddel kunnen worden gebruikt.
4.4. Voor de beoordeling van de vraag of een bewaarder aan zijn zorgplicht heeft voldaan is ener¬zijds van belang op welke wijze aan die zorg invulling is gegeven en anderzijds hoever de plicht om de zorg van een goed bewaarder in acht te nemen in het concrete geval gaat. Met betrekking tot het tweede onderdeel is onder meer van belang welke goederen in bewaring zijn gegeven, wat de mate van professionaliteit van partijen is en welke afspraken zij daarover hebben gemaakt. In de onderhavige zaak is daarbij van belang dat Vos, evenals Megapool, aangemerkt dient te worden als een professionele partij en voorts dat de in bewaring gegeven zaken consumentenelektronica betrof, waaronder artikelen met een klein volume en gewicht een grote verhandelbaarheid en een relatief grote waarde. Niet in geding is dat de “diefstal¬gevoelig¬heid” daarvan groot was.
4.5. De rechtbank acht na afweging van de bewijsmiddelen de volgende voor de beoordeling relevante feiten en omstandigheden bewezen.
a. De hoofdingang van het terrein van Vos was ten tijde van de eerste twee inbraken slechts met kettingsloten afgesloten. Alle chauffeurs die ‘s nachts het terrein op konden, beschik¬ten over de sleutels van die sloten ([getuige2] pagina 7; [getuige3] pagina 8; rapport Stekelen¬burg 3 april 2001, pagina 21).
b. Dit is na de eerste inbraak niet veranderd. Pas ná de derde inbraak is een sluissysteem opgeleverd met pasjes en intercom, zoals vanaf ingebruikname van de opslagloods de bedoeling was ([getuige2] pagina 7, [getuige3] pagina 8; rapport [XXX] 3 april 2001, pagina 21).
c. De tweede toegangspoort tot het terrein van Vos, richting Marconistraat, was ook slechts met een kettingslot afgesloten (verklaringen [getuige3] pagina 9 en [getuige6] pagina 3b; rapport [XXX] 3 april 2001, pagina 21).
d. Bij alle drie de inbraken hebben de inbrekers zich de toegang tot het terrein verschaft door deze tweede toegangspoort te forceren. Deze poort kon na het doorknippen/ breken van het kettingslot eenvoudig worden geopend. Na de eerste twee inbraken is steeds het kettingslot vervangen, maar zijn geen verdere investeringen gedaan in de afslui¬ting¬/¬beveiliging van die poort ([getuige3] pagina 9, [getuige6] pagina 3b; rapport [XXX] 3 april 2001, pagina 21 en 22).
e. De toegang werd niet bewaakt met camera’s. Voor zover er camera’s stonden opgesteld waren deze niet gekoppeld aan opnameapparatuur (rapport [XXX] 30 oktober 2000, pagina 23).
f. De opslagloods beschikte over een verouderd alarmsysteem dat werkte met een vaste toegangs¬code. Het alarm was niet verdeeld in compartimenten. In de “kleinvakopstelling” bevond zich geen aparte sensor ([getuige6] pagina 3a en 3b en [getuige3] pagina 8 rapport [XXX] 30 oktober 2000, pagina 24; rapport [XXX] 3 april 2001, pagina 20).
g. Ten tijde van de eerste inbraak werden er geen bloktijden toegepast op het alarm (rapport [XXX] 3 april 2001, pagina 20).
h. Dit is na de eerste inbraak niet veranderd. Pas na de tweede inbraak zijn bloktijden toegepast op het alarm, waarbij indien het alarm tussen 23.00 en 05.00 uur werd uitgeschakeld automatisch een alarmmelding werd doorgegeven (rapport [XXX] 3 april 2001, pagina 20).
i. Na de eerste inbraak is de alarmcode niet gewijzigd (rapport [XXX] 3 april 2001, pagina 20). Bij de tweede inbraak is het alarm door de inbrekers uitgeschakeld met de ongewijzigde alarmcode (rapport [XXX] 3 april 2001 pagina 4 en 25).
j. De “kleinvakopstelling” was ten tijde van de eerste twee inbraken niet voorzien van een afsluitbare deur. De deur van de “kleinvakopstelling” was niet voorzien van een alarmsensor (rapport [XXX] 3 april 2001, pagina 20).
k. Na de eerste twee inbraken heeft Vos ter voorkoming van diefstallen geen extra maatregelen genomen die kosten met zich brachten ([getuige2] pagina 6, [getuige3] pagina 9).
l. Bij Vos bestond het vermoeden van betrokkenheid van personeel van Vos of van Securitas bij de eerste inbraak ([getuige3] pagina 9 en 10; [getuige5] pagina 12).
m. Zijdens Megapool was bij Vos daarop aangedrongen op beter aannamebeleid van het personeel van Vos ([getuige9] pagina 6).
n. Het personeel van Vos werd niet gescreend ([getuige5] pagina 12).
o. De rapporten van [XXX] zijn niet met Vos besproken ([getuige 1], pagina 3, [getuige2] pagina 6, [getuige3] pagina 8, [getuige5] pagina 11).
p. De verhuizing naar het bedrijfspand aan de Curiestraat te Ede, waar de inbraken hebben plaatsgevonden, vond plaats op initiatief van Vos en was tegen de zin van Megapool ([getuige8] pagina 4 en [getuige9] pagina 6).
q. Het bedrijfspand dat vóór de verhuizing werd gebruikt als expeditiecentrum was beter te beveiligen dan het pand aan de Curiestraat ([getuige8] pagina 4 en [getuige9] pagina 6).
r. Megapool heeft geconstateerd dat het pand aan de Curiestraat niet “supergoed” beveiligd was: het was (bouwkundig) niet solide, er waren rammelende deuren en ramen, de toegangsbeveiliging was niet optimaal en de sloten hadden beter uitgevoerd kunnen worden ([getuige9] pagina 7).
s. Megapool heeft ondanks haar bezwaren toch ingestemd met de verhuizing omdat zij om haar moverende redenen de overeenkomst met Vos niet wilde verbreken ([getuige9] pagina 6).
t. Megapool is betrokken bij de inrichting van het pand aan de Curiestraat en heeft daarbij de hulp van een extern bureau ingeroepen ([getuige8] pagina 4 en [getuige9] pagina 6).
u. Securitas en [getuige3] hebben geadviseerd het alarmsysteem te moderniseren. Tussen Megapool en Vos hebben na de eerste inbraak gesprekken plaatsgevonden over het verbeteren van de alarminstallatie. Beide partijen waren van mening dat de beveiliging verbeterd moest worden ([getuige6] pagina 3a en 3b [getuige9] pagina 7; [getuige 1] pagina 3, [getuige3] pagina 8, rapport [XXX] 3 april 2001, pagina 20).
v. Er zijn offertes aangevraagd voor een betere alarminstallatie. De alarminstallatie is tot na de derde inbraak niet verbeterd omdat partijen het er niet over eens werden wie de kosten daarvan moest dragen ([getuige9] pagina 7; [getuige 1] pagina 3, [getuige3] pagina 8, [getuige2] pagina 6).
w. Megapool was ervan op de hoogte dat Vos geen geld wilde steken in de verbetering van de beveiliging indien zij dit niet aan Megapool zou mogen doorberekenen ([getuige2] pagina 6 in samenhang met [getuige9] pagina 7 en [getuige 1] pagina 3).
4.6. De rechtbank is van oordeel dat Vos in zoverre gedeeltelijk in de haar opgedragen tegenbewijslevering is geslaagd dat op grond van de in r.ov. 4.5. genoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien niet voor vaststaand kan worden aangenomen dat Vos ook reeds ten tijde van de eerste inbraak tekortschoot in haar verplichting om de zorg van een goed bewaarder als nader omschreven onder 4.4. in acht te nemen.
4.7. De rechtbank overweegt daarbij dat de verwijten die de verzekeraars Vos maken te verdelen zijn in twee delen. Een deel van de verwijten betreft het niveau van de door Vos geleverde beveiliging dat in zijn geheel bezien niet aan de daarvoor te stellen norm zou voldoen. Het tweede betreft het zowel na de eerste als na de tweede inbraak niet nemen van de nodige maatregelen om de kans op een volgende inbraak te beperken.
4.8. Met betrekking tot de situatie ten tijde van de eerste inbraak is enkel het eerste genoemde deel van de verwijten van belang. Daar kunnen de in r.ov 4.5. onder a, c, e, f, g en j genoemde, thans vaststaande feiten en omstandigheden onder worden geschaard. De rechtbank concludeert uit die feiten en omstandigheden dat de beveiliging van de opslagloods van Vos, gezien de waarde en diefstalgevoeligheid van de daarin opgeslagen zaken, verre van optimaal was. Daar staat echter tegenover dat Megapool op de hoogte was van de niet optimale staat van de beveiliging (4.5. onder r). Daarbij kan worden opgemerkt dat gesteld noch gebleken is dat Megapool wat betreft kennis, professionaliteit en ervaring op het gebied van de beveiliging van opslaggelegenheden van haar zaken, onderdeed voor Vos. Voor zover zij niet op de hoogte was van de voornoemde zwakke plekken in de beveiliging had zij daarvan, gelet op haar betrokkenheid bij de inrichting van dit pand (4.5. onder t), op de hoogte kunnen zijn, althans had zij daar nader naar moeten informeren. Dit is temeer het geval nu de verzekeraars niet hebben betwist dat de enige in de LOI (zoals omschreven in r.ov 4.1. van het tussenvonnis van 5 april 2006) opgenomen bepaling die over de door Vos te verzorgen beveiliging van de loods gaat als volgt luidt: “Het pand dient te voldoen aan alle door de verzekering van Megapool opgelegde voorwaarden aangaande inbraakbeveiling, brandpreventie etcetera”. Megapool heeft, ondanks haar bezwaren (4.5 onder p, q en r), om haar moverende redenen toch met de ingebruikname door Vos van de desbetreffende opslagloods ingestemd (4.5. onder s).
In die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat het beveiligingsniveau van de loods op het moment van de eerste inbraak lager was dan Megapool had mogen verwachten. De overige door de verzekeraars gestelde en bewezen te achten omstandigheden, zoals de omstandigheid dat Vos haar personeel niet screende (4.5. onder n), zijn niet dusdanig dat daaruit een tekortkoming in de zorgplicht kan worden vastgesteld. De rechtbank acht niet bewezen dat het personeel van Vos bij mooi weer de poorten van de loods liet openstaan, dat het personeel al om 18.00 weg ging terwijl de beveiliger (voor zijn sluitronde) pas om 19.00 kwam, dat het alarm niet werd ingeschakeld omdat alleen de directeur de code zou kennen, of dat het alarm soms uit zichzelf uit ging. De enkele, op deze punten zeer summiere, verklaring van [getuige10] is onvoldoende om dat als vaststaand aan te nemen. Andere bewijsmiddelen in die richting zijn niet aangevoerd.
Resumerend is de rechtbank van oordeel dat, met inachtneming van de in r.ov. 4.4. aspecten, niet is komen vast te staan dat op 8 september 2000 ten tijde van de eerste inbraak sprake was van een tekortkoming door Vos in haar zorgplicht uit hoofde van de overeenkomst met Megapool.
4.9. Dit ligt anders ten aanzien van de tweede en derde inbraak. Van een professioneel bewaar¬der als Vos die, zoals overwogen, “diefstalgevoelige” zaken onder haar hoede heeft, mag immers verwacht worden dat na een inbraak redelijke maatregelen worden getroffen om de kans op herhaling te beperken en om bij die eerste inbraak gebleken zwakke plekken op te heffen. Gelet op de in 4.5 onder b, d, h, i, k, l, m, n, u, en v genoemde omstandig¬heden, in samenhang bezien met de reeds genoemde omstandigheden a, c, e, f, g en j, is de rechtbank van oordeel dat Vos daarin is tekortgeschoten. De omstandigheid dat een deel van de te nemen maatregelen, met name het vernieuwen van de beveiligings¬installatie, niet is genomen omdat er onenigheid was met Megapool over wie de kosten daarvan zou moeten dragen doet daar niet aan af. Dat Megapool weigerde om Vos daarvoor een extra vergoeding te geven ontslaat Vos niet zonder meer van haar eigen verplichting om voor een goede beveiliging zorg te dragen. Daarbij komt dat Vos niet aannemelijk heeft weten te maken dat de kosten van de nood¬zake¬lijke extra beveiliging niet voor haar rekening zouden moeten komen. Uit het enkele feit dat Megapool er van op de hoogte was dat Vos geen (financiële) investeringen zou doen in de verbetering van de beveiliging indien zij de kosten daarvan niet aan Megapool zou mogen doorberekenen (4.5. w.) kan niet worden afgeleid dat Megapool met het handhaven van de op dat moment door beide partijen als niet afdoende aangemerkte beveiliging instemde. Voorts heeft Vos een groot aantal maatregelen niet genomen die weinig of geen extra kosten met zich zouden brengen (4.5. onder d, h, i en n) of, ten aanzien van de verbetering van de beveiliging van de hoofdpoort, (4.5. onder b), waarvan zij blijkens de verklaring van [getuige2] zelf ook vond dat die voor haar eigen rekening zouden moeten komen. Enige rechtvaardiging of verklaring daarvoor heeft Vos niet gegeven.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat Vos ten tijde van de tweede en derde inbraak jegens Megapool is tekortgeschoten in de zorgplicht die op haar als bewaarnemer rustte.
4.10. Vos heeft als subsidiair verweer aangevoerd dat er geen causaliteit bestaat tussen deze tekortkoming en de schade die Megapool heeft geleden ten gevolge van de inbraken. De verzekeraars hebben bezwaar gemaakt tegen dit verweer nu dit, in strijd met artikel 128 lid 3 Rv, pas voor het eerst in de conclusie na enquête is aangevoerd. De rechtbank passeert dit bezwaar nu de verzekeraars voldoende gelegenheid hebben gehad op dit verweer te reageren en er ook overigens geen sprake is van benadeling van de verzekeraars of strijd met de goede procesorde.
4.11. Indien door een als onrechtmatige daad of wanprestatie aan te merken gedraging een risico ter zake van het ontstaan van schade in het leven is geroepen en dit risico zich ver¬vol¬gens verwezenlijkt, is daarmee het causaal verband tussen die gedraging en de aldus ontstane schade in beginsel gegeven en is het aan degene die op grond van die gedraging wordt aange¬sproken, om te stellen en te bewijzen dat die schade ook zonder die gedraging zou zijn ont¬staan. In deze regel is tot uitdrukking gebracht dat in de hierin bedoelde gevallen op grond van een bijzondere, uit de redelijkheid en billijkheid voortvloeiende regel, een uitzondering dient te worden gemaakt op de hoofdregel van art. 150 Rv in dier voege dat het bestaan van causaal (condicio sine qua non-) verband tussen de onrechtmatige gedraging of tekortkoming en het ontstaan van de schade wordt aangenomen tenzij degene die wordt aangesproken bewijst – waarvoor in het kader van het hier te leveren tegenbewijs voldoende is: aannemelijk maakt – dat de bedoelde schade ook zonder die gedraging of tekortkoming zou zijn ontstaan. Voor het maken van de bedoelde uitzondering is alleen plaats als het gaat om schending van een norm die ertoe strekt een specifiek gevaar ter zake van het ontstaan van schade bij een ander te voorkomen en als dit gevaar door de normschending in het algemeen aanmerkelijk wordt vergroot. (Hoge Raad 29 november 2002, NJ 2004, 304.)
4.12. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeraars terecht hebben aangevoerd dat er in dit geval sprake van een situatie waarop het op grond van het voornoemde criterium aan Vos was om te stellen en aannemelijk te maken dat de diefstallen ook hadden plaatsgevonden indien zij wel de van een goed bewaarnemer te verwachten maatregelen had genomen. Het doel van het nemen van dergelijke maatregelen is immers om de kans op een succesvolle inbraak te beperken, terwijl de kans op inbraak bij het ontbreken van afdoende beveiligingsmaatregelen aanmerkelijk wordt vergroot. Nu door Vos geen feiten of omstandigheden zijn gesteld die aannemelijk maken dat het condicio sine qua non-verband tussen het niet nemen van gepaste maatregelen na de eerste inbraak en het daarop volgen van de tweede en derde inbraak ontbreekt, neemt de rechtbank derhalve dit causale verband voor vaststaand aan.
4.13. Als meer subsidiair verweer heeft Vos aangevoerd dat de door de inbraken ver¬oor¬zaakte schade mede een gevolg is van aan Megapool toe te rekenen feiten en omstandigheden. Gelet op de, verhoudingsgewijze grote, mate waarin deze feiten en omstandigheden tot de schade ten gevolge van de diefstallen hebben bijgedragen dient de vergoedingsplicht van Vos geheel, althans grotendeels te vervallen. De verzekeraars hebben ook bezwaar gemaakt tegen dit verweer nu ook dit verweer in strijd met artikel 128 lid 3 Rv pas voor het eerst in de conclusie na enquête is aangevoerd. De rechtbank passeert dit bezwaar eveneens, op de in r.ov. 4.10 weergegeven gronden.
4.14. De omstandigheden die tot de eigen schuld van Megapool leiden zijn volgens Vos dat Megapool de aanbevelingen van Vos en [XXX] willens en wetens niet heeft opgevolgd en de bestaande beveiliging niet heeft willen aanpassen. Voorts verwijt Vos Megapool dat zij de rapporten van [XXX] en de daarin genoemde aanbevelingen niet aan Vos bekend heeft gemaakt.
4.15. De verzekeraars betwisten dat Megapool willens en wetens in afwijking van de haar gegeven adviezen de beveiliging niet heeft willen aanpassen. Zij voeren naar het oordeel van de rechtbank terecht aan dat dit ook niet uit de getuigenverklaringen en andere bewijsmiddelen kan worden afgeleid. Daaruit volgt slechts dat Megapool de kosten van de extra beveiligings¬maatregelen niet wilde dragen omdat zij van mening was dat deze voor rekening van Vos dienden te komen. Uit de weigering om deze kosten te dragen volgt echter geen (mede)aansprakelijkheid voor het door Vos niet nemen van de maatregelen waartoe zij als goed bewaarnemer verplicht was. Voor zover Vos beoogt te stellen dat van haar niet verwacht mocht worden dat zij de des¬be¬treffende maatregelen nam zolang Megapool weigerde de kosten daarvan te dragen is deze stelling onjuist. Het niet voldoen aan de gestelde betalingsverplichting door Megapool ontheft Vos niet zonder meer van haar eigen zorgplicht. Daarbij komt dat, zoals overwogen, niet is gebleken dat Vos de kosten van de noodzakelijke extra beveiliging bij Megapool in rekening zou mogen brengen, terwijl voorts een groot deel van de te nemen maatregelen geen of weinig kosten met zich brachten. Zoals overwogen kan uit de bewijs¬mid¬delen evenmin worden geoordeeld dat Megapool zou hebben ingestemd met het niet treffen van de aanvullende maatregelen.
4.16. Ten aanzien van het tweede verwijt van Vos onderschrijft de rechtbank de stelling van Vos dat Megapool de inhoud van die rapporten in redelijkheid aan Vos had dienen bekend te maken om Vos zo goed mogelijk in staat te stellen aan haar zorgplicht te voldoen. Dit is niet gebeurd (4.5 onder o.). In deze zaak is enkel het niet bespreken van het eerste rapport van belang, aangezien de opdracht tot het tweede rapport pas op 10 en 17 januari 2001, dus na de derde inbraak, is gegeven en het rapport dateert van 3 april 2001. Met betrekking tot het eerste rapport voeren de verzekeraars naar het oordeel van de rechtbank terecht aan dat voor zover de daarin opgenomen aanbevelingen en conclusies niet bij Vos bekend waren zij toch uit eigen onderzoek, uit de gesprekken met het bureau [XXX], uit de aanbevelingen van VNV (Securitas) of anderszins bekend was met de zwakke plekken in de beveiliging, althans had moeten zijn. Dit volgt ook uit de stellingen van Vos zelf, die immers stelt dat zij Megapool op de zwakke plekken in de beveiliging heeft gewezen en dat Megapool deze niet wilde verbeteren.
De rechtbank volgt derhalve de stelling van de verzekeraars dat Vos niet voldoende heeft onderbouwd op welke wijze het niet aan Vos verstrekken van de rapporten van [XXX] heeft bijgedragen aan de schade uit de inbraken. Het eigen schuld verweer van Vos wordt derhalve verworpen.
4.17. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat Vos de schade uit de tweede en derde inbraak aan de verzekeraars dient te vergoeden. Vos heeft de hoogte van de door de verzekeraars gestelde schade betwist. De verzekeraars hebben het schadebedrag onderbouwd met rapporten van het expertisebureau Crawford van 21 september 2000, 6 februari 2001 en 29 januari 2001 die respectievelijk zien op de eerste, tweede en derde inbraak. Crawford heeft een berekening gemaakt van de waarde van de gestolen goederen. Het bureau heeft zich daarbij blijkens de rapporten gebaseerd op een door de voorman van het magazijn direct na ont¬dek¬king van de inbraken uitgevoerde inventarisatie van wat er gestolen was. Daarbij is gebruik gemaakt van het geautomatiseerde voorraadsysteem van Vos waarin alle binnenkomende en uitgaande goederen worden verwerkt. Crawford heeft de voorraadgegevens van Vos vergeleken met de voorraadgegevens uit de geautomatiseerde voorraadadministratie van Megapool en heeft daarbij geen tegenstrijdigheden geconstateerd. Op basis van deze gegevens heeft Crawford de inkoopwaarde van de bij de drie inbraken gestolen zaken vastgesteld op respectievelijk NLG 282.366,36 (€ 128.132,26), NLG 264.205,00 (€ 119.891,00) en NLG 225.356,00 (€ 102.262,09).
4.18. In het mondeling tussenvonnis heeft de rechtbank voorlopig als vaststaand aangeno¬men dat de waarde van de gestolen goederen het in de rapporten genoemde totaalbedrag vertegenwoordigden van NLG 711.927,00 en Vos toegelaten tot het tegenbewijs. Nu Vos zoals overwogen niet aansprakelijk is voor de schade die veroorzaakt is door de eerste inbraak is thans enkel de waarde van de bij de laatste twee inbraken gestolen zaken van belang.
4.19. Vos heeft er allereerst op gewezen dat in het eerste rapport van Crawford vermeld is dat het geautomatiseerd voorraad systeem van Vos niet de mogelijkheid bood om “terug te kijken”. Nu deze opmerking kennelijk slechts slaat op een tweede, latere inspectie van Crawford in verband met de eerste inbraak, waarbij Crawford niet meer in staat was de tijdens de eerste inspectie overhandigde uitdraaien uit het systeem van Vos te controleren, leidt dit niet tot een andere beoordeling ten aanzien van de tweede en derde inbraak.
4.20. Het feit dat de door Crawford gebruikte voorraadlijsten ontbreken leidt evenmin tot een andere beoordeling nu geen reden is gesteld of gebleken om te veronderstellen dat Craw¬ford de in die voorraadlijsten genoemde zaken en aantallen onjuist in haar rapporten heeft overgenomen.
4.21. De door Vos gedane suggestie dat niet vaststaat dat Megapool de goederen al had betaald, wordt gepasseerd nu niet in geding is dat de desbetreffende goederen aan Megapool in eigendom toebehoorden. De vraag of zij die goederen al had betaald doet daar niet aan af. De suggestie van Vos dat een andere partij dan Megapool (of de verzekeraars) de daadwerkelijk schadelijdende partij was wordt als onvoldoende onderbouwd verworpen.
4.22. Ook de stelling van Vos, die zij enkel baseert op de verklaring van getuige [getuige10] die dat weer vernomen zou hebben van de directeur van Megapool, dat de diefstal van telefoon¬kaarten geen schade oplevert omdat deze geblokkeerd kunnen worden, leidt niet tot een ander schadebedrag. Crawford maakt immers blijkens haar rapporten onderscheid tussen opwaar¬deer¬kaarten en abonnementskaarten. Slechts de laatstgenoemde kaarten vertegenwoordigen volgens Crawford geen waarde en zijn door Crawford ook niet meegenomen in de schadeberekening. Voor zover Vos stelt dat ook opwaardeerkaarten geblokkeerd kunnen worden - hetgeen de verzekeraars betwisten - had het op haar weg gelegen dit beter te onderbouwen dan met de voornoemde de auditu-verklaring van [getuige10], waarin geen onderscheid gemaakt wordt tussen de verschillende soorten telefoonkaarten. [getuige10] noch de directeur van Megapool kunnen overigens op dit punt als deskundige beschouwd worden.
4.23. Ten slotte voert Vos aan dat een deel van de voorraadverschillen niet te wijten is aan de inbraken maar aan interne diefstallen door het personeel van Megapool en Vos. Ook deze stelling wordt verworpen. Uit de enkele verklaring van [getuige10] kan niet worden afgeleid dat personeel van Megapool aan Vos in bewaring gegeven zaken stal, temeer niet nu [getuige10] zegt geen onderscheid te kunnen maken tussen personeel van Vos en Megapool. Ook de overige opmerkingen door getuigen en rapporteurs dat er mogelijk sprake is van interne diefstallen zijn onvoldoende hard om de voorraadgegevens van Vos en Megapool als onvoldoende betrouwbaar te kunnen diskwalificeren. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat de verzekeraars terecht aanvoeren dat Vos, voor zover de diefstallen gepleegd werden door haar eigen personeel, hetgeen gelet op het vorenstaande niet is komen vast te staan, daar in beginsel op grond van 6:76 BW ook aansprakelijk voor is.
4.24. Nu Vos voor het overige niets tegen de juistheid van de in de rapporten van Crawford opgenomen begroting van de schade door de diefstallen heeft aangevoerd is zij niet geslaagd in het tegenbewijs waartoe zij was toegelaten. De rechtbank gaat derhalve uit van de juistheid van de daarin genoemde bedragen.
4.25. Niet in geding is dat de verzekeraars de schade aan Megapool hebben vergoed, ieder voor het deel waarin zij het risico op grond van de beurspolis droegen, verminderd met een (totaal) eigen risico van € 45.378,02 per inbraak en dat zij tot zover door subrogatie in de rechten van Megapool zijn getreden. Ten aanzien van de laatste twee inbraken betreft dit dus bedragen van respectievelijk € 74.512,98 en € 56.884,07.
De slotsom is derhalve dat de vordering van de verzekeraars tot de som van deze twee bedragen, € 131.397,05, kan worden toegewezen waarvan Vos, overeenkomstig de kennelijke bedoeling van de vordering van de verzekeraars, naar verhouding van de door respectievelijke verzekeraars gedragen risico’s 20% dient te betalen aan Fortis, 20% aan Delta Lloyd, 24% aan Allianz, 11% aan Reliance, 11% aan Hannover, 9% aan Nationale-Nederlanden 3% aan Nieuwe Hollandse Lloyd en 2% aan Aegon.
4.26. Nu tegen de gevorderde wettelijke rente geen afzonderlijk verweer is gevoerd kan ook dat onderdeel van de vordering worden toegewezen zoals gevorderd.
4.27. Vos zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van de verzekeraars op basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaarding € 70,40
- overige explootkosten 0,00
- vast recht 2.890,00
- getuigenkosten 210,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 9.236,50 (6,5 punten × tarief € 1.421,00)
Totaal € 12.406,90
4.28. De rechter, ten overstaan van wie de comparitie van partijen en het getuigenverhoor van 8 juli 2005 is gehouden, heeft dit vonnis niet mede kunnen wijzen om organisatorische redenen.
in de vrijwaringszaak ha za 04-1186
4.29. Zoals overwogen in rechtsoverweging 6.15 en 6.16 van het tussenvonnis van 5 april 2006 ligt deze vordering voor afwijzing gereed.
4.30. Vos Logistics Ede B.V. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [ged. vrijwaring] worden begroot op:
- explootkosten € 0,00
- vast recht 1.088,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 4.000,00 (2,0 punten × tarief € 2.000,00)
Totaal € 5.088,00
4.31. De rechter, ten overstaan van wie de comparitie van partijen is gehouden, heeft dit vonnis niet mede kunnen wijzen om organisatorische redenen.
in de vrijwaringszaak ha za 04-1187
4.32. Vos vordert - kort gezegd - van Securitas betaling van datgene waartoe Vos als gedaagde in de hoofdzaak wordt veroordeeld. Vos is in de hoofdzaak veroordeeld voor - kort gezegd - de schade die veroorzaakt is door de tweede en de derde inbraak. De vordering met betrekking tot de tengevolge van de eerste inbraak ontstane schade is afgewezen. Gelet hierop is de vordering in deze vrijwaringszaak ten aanzien van de schade van de eerste inbraak evenmin toewijsbaar en is enkel de vraag van belang of en in hoeverre Securitas aansprakelijk is voor de schade uit de tweede en derde inbraak.
4.33. Vos heeft aan de vordering op Securitas de volgende stellingen ten grondslag gelegd.
1) Een van de personeelsleden van Securitas (waaronder verder mede wordt verstaan haar rechtsvoorgangsters VNV Beveiliging B.V. en/of VNV Services B.V.) is bij (tenminste een van) de inbraken direct betrokken geweest.
2) Securitas heeft haar personeel niet goed gescreend, begeleid of gecontroleerd.
3) Securitas is (ook overigens) schromelijk tekortgeschoten in haar taak het bedrijfsterrein op de overeengekomen wijze te beveiligen cq op afdoende wijze voor alarmopvolging zorg te dragen.
In het mondelinge tussenvonnis van 22 november 2004 is Vos, gelet op de betwisting van Securitas van voornoemde stellingen, opgedragen daarvan bewijs te leveren, althans van feiten en omstandigheden waaruit de juistheid van die stellingen volgt. De in r.ov 4.3 genoemde getuigen zijn ook ten aanzien van deze aan Vos gegeven bewijsopdrachten gehoord.
4.34. De rechtbank overweegt allereerst dat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat per¬so¬neel van Securitas direct betrokken is geweest bij de tweede en de derde inbraak. Geen van de getuigen verklaart daar uit eigen wetenschap over. Het enkele feit dat bij de tweede in¬braak het alarm is uitgeschakeld met een code die volgens Vos alleen bij twee van haar eigen mede¬werkers en bij de medewerkers van Securitas bekend was, levert daar evenmin bewijs van op. Daarbij overweegt de rechtbank dat Securitas gemotiveerd heeft betwist en Vos haar stelling niet heeft bewezen of aannemelijk heeft gemaakt dat niet meer dan twee van de personeels¬leden van Vos van die code op de hoogte waren.
4.35. Ten aanzien van de tweede door Vos te bewijzen stelling stelt de rechtbank vast dat de getuigen [getuige6], [getuige7], [XXX] en [getuige10] verklaringen hebben afgelegd over de wijze van screening, begeleiding en controle van het personeel van Securitas, die in hoofd¬lijnen met elkaar overeenkomen. Vos heeft geen bewijsmiddelen ingebracht waaruit kan vol¬gen dat de verklaringen van voornoemde getuigen op voornoemde onderwerpen onjuist waren, noch is aannemelijk gemaakt dat de door de getuigen omschreven wijze van scree¬ning, bege¬lei¬ding en controle van het personeel minder was dan waartoe Securitas jegens Vos gehouden was. Ook op dit onderdeel is Vos derhalve niet in de opgedragen bewijslevering geslaagd.
4.36. Ten aanzien van de derde stelling van Vos heeft zij nader aangevoerd dat de tekort¬koming bij de tweede inbraak eruit zou hebben bestaan dat pas om 05.00 uur is ontdekt dat om 01.00 uur het alarm was uitgeschakeld en dat er een deur was geforceerd. Bij de derde inbraak is door Securitas niet ontdekt dat er een gat in de buitenmuur is gemaakt van een meter door¬snede, ondanks dat er door de beveiligers van Securitas was gezien dat er twee jongens over het hek waren geklommen en dat er een camera was verdraaid, hetgeen aanleiding zou moeten zijn geweest tot een grondige inspectie. Voorts stelt Vos dat Securitas in strijd met de afspraken niet ieder uur maar slechts gemiddeld eens in de twee uur een controleronde maakte.
4.37. De rechtbank overweegt dat Vos niet duidelijk heeft gemaakt hoever de verplichting van Securitas uit hoofde van de overeenkomst met Vos precies ging. Vos heeft niet betwist dat de oorspronkelijke opdracht tot surveillance die zij Securitas heeft gegeven slechts inhield dat Securitas in de overeengekomen periodes ieder uur preventieve (externe) surveillance¬rondes zou houden, waarvoor zij Securitas NLG 17,50 per ronde zou betalen. Uit de getuigen¬ver¬kla¬ringen blijkt weliswaar dat later de opdracht is gegeven tot het houden van kennelijke inten¬sie¬vere brand- en sluitrondes, maar Vos is daar in de conclusie na enquête niet verder op ingegaan en ook overigens is de ingangsdatum en de precieze omvang van die extra opdracht niet duidelijk geworden.
4.38. Mede gelet op het vorenstaande kan uit de enkele omstandigheid dat bij de tweede inbraak pas na vier uur is ontdekt dat het alarm was uitgeschakeld en dat er een deur was geforceerd zonder nadere informatie - die niet is gegeven - niet worden vastgesteld dat Securitas op dat moment in de uitvoering van die surveillances is tekortgeschoten, nog daargelaten of deze gestelde tekortkoming aan het ontstaan van de schade heeft bijgedragen.
4.39. Ook ten aanzien van de derde inbraak kan niet uit het enkele feit dat Securitas het gat in de muur niet heeft gezien worden vastgesteld dat zij is tekortgeschoten in haar verplichtin¬gen. Ook daarvoor zou bijvoorbeeld moeten komen vast te staan dat het desbetreffende gat bij een redelijke uitoefening van de controlerondes niet te missen zou moeten zijn. Dit is uit de bewijsmiddelen niet gebleken. De enkele verklaring van de heer [getuige3] dat het gat, ondanks dat er een stapel pallets voor stond, goed te zien was omdat deze stapel niet hoger was dan een meter en deze stapel op een afstand van een meter van het gat stond is daartoe onvoldoende. Evenmin is komen vast te staan dat de actie die Securitas heeft ondernomen, nadat zij had gezien dat er twee jongens over het hek waren geklommen en dat er een beveiligingscamera was verdraaid, minder adequaat was dan wat van haar gelet op de haar gegeven opdracht had mogen verwacht. De rechtbank overweegt daarbij dat uit de bewijsmiddelen, met name het rapport van [XXX] en de verklaring van [getuige3] blijkt dat de desbetreffende surveillant na de voornoemde ontdekkingen in ieder geval [getuige3] als verantwoordelijke persoon bij Vos van zijn bevindingen op de hoogte heeft gesteld, een extra wagen van Securitas heeft opgeroepen, die was voorzien van een daklicht en die vervolgens ook een controle ronde heeft uigevoerd, en voorts dat hij de meldkamer van SMC heeft ingelicht. Het is niet komen vast te staan dat deze acties in het licht van wat Vos en Securitas daarover waren overeengekomen onvoldoende waren.
4.40. De rechtbank overweegt ten slotte dat wel is komen vast te staan dat Securitas de surveillancerondes anders dan op basis van de oorspronkelijke opdracht was overeengekomen gemiddeld slechts een maal per twee uur uitvoerde. Nu Vos echter in het geheel niet heeft gemotiveerd of onderbouwd hoe dit gegeven heeft bijgedragen aan de inbraken en de daaruit voortvloeiende schade, kan dit niet kan leiden tot de aansprakelijkheid van Securitas voor de desbetreffende schade.
4.41. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat Vos niet in de haar gegeven bewijs¬op¬drachten is geslaagd en dat haar vordering, nu zij deze verder niet met feiten en omstandigheden heeft onderbouwd, zal worden afgewezen.
4.42. Vos zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Securitas worden begroot op:
- explootkosten € 0,00
- vast recht 4.535,00
- getuigenkosten 112,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 9.000,00 (4,5 punten × tarief EUR 2.000,00)
Totaal € 13.647,00
4.43. De rechter, ten overstaan van wie de comparitie van partijen is gehouden, heeft dit vonnis niet mede kunnen wijzen om organisatorische redenen.
5. De beslissing
De rechtbank
in de hoofdzaak
5.1. veroordeelt Vos om aan de verzekeraars te betalen een bedrag van € 131.397,05 (éénhonderdéénendertig duizenddriehonderdzevenennegentig euro en vijf eurocent), van welk bedrag zij 20% dient te betalen aan Fortis, 20% aan Delta Lloyd, 24% aan Allianz, 11% aan Reliance, 11% aan Hannover, 9% aan Nationale-Nederlanden 3% aan Nieuwe Hollandse Lloyd en 2% aan Aegon, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6: 119 BW over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf 16 november 2000 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt Vos in de proceskosten, aan de zijde van de verzekeraars tot op heden begroot op € 12.406,90,
5.3. verklaart dit vonnis in deze zaak tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af,
in de vrijwaringszaak ha za 04-1186
5.5. wijst de vorderingen af,
5.6. veroordeelt Vos in de proceskosten, aan de zijde van [ged. vrijwaring], tot op heden begroot op € 5.088,00,
5.7. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
in de zaak in vrijwaring ha za 04-1187
5.8. wijst de vorderingen af,
5.9. veroordeelt Vos in de proceskosten, aan de zijde van Securitas tot op heden begroot op € 13.647,00,
5.10. verklaart dit vonnis in deze zaak wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen, mr. T.P.E.E van Groeningen en mr. J.R. Veerman en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2007.