zaaknummer / rolnummer: 160902 / KG ZA 07-597
Vonnis in kort geding van 18 oktober 2007
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat en procureur mr. drs. M. Cornelisse,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat en procureur mr. W.P. van Zoelen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de conclusie van eis in reconventie met producties
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van [gedaagde]
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten in conventie en in reconventie
2.1. In een op 30 mei 2007 tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad (zaak/rolnummer 128273 / HA ZA 07-50) is onder meer het volgende in het dictum opgenomen.
“4.1. verklaart voor recht dat [gedaagde] aanspraak heeft op verrekening van de door [eiser] bij het ABP te Heerlen opgebouwde pensioenaanspraken tot de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking op 9 november 1992,
4.2. veroordeelt [eiser] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis alle
medewerking aan [gedaagde] te verlenen ter bepaling van de omvang van de aan haar toekomende pensioenaanspraken, speciaal door [gedaagde] volmacht te verstrekken ter verkrijging van alle medewerking door het ABP, op straffe van een dwangsom van
EUR 2.000,= voor iedere maand dat [eiser] niet volledig aan deze veroordeling voldoet,
4.3. veroordeelt [eiser] op basis van de door het pensioenfonds ABP uit te
voeren berekening aan [gedaagde] het haar toekomende bedrag maandelijks (met ingang van 1 januari 2008) bij vooruitbetaling te voldoen, een en ander met ingang van de datum van ingang van het pensioen van [eiser], 1 mei 2004,
4.4. verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen onder 4.2 en 4.3 uitvoerbaar bij voorraad,”
2.2. Op 3 juni 2007 heeft [eiser] op advies van zijn toenmalige advocaat, mr. F. van Emst, ABP per brief en met verwijzing naar het in afschrift bijgesloten vonnis van 30 mei 2007 verzocht een berekening te maken van de pensioenaanspraken van [gedaagde]. Een kopie van deze brief heeft [eiser] op 19 juni 2007 aan de advocaat van [gedaagde] gezonden.
2.3. Voornoemd vonnis is op 14 juni 2007 aan [eiser] betekend. Het aanvankelijk door [eiser] ingestelde hoger beroep is door hem ingetrokken zodat het vonnis onherroepelijk is.
2.4. Bij brief van 26 juli 2007 heeft [eiser] de gevraagde berekening van ABP ontvangen. [eiser] heeft de berekening op 6 augustus 2007 aan de advocaat van [gedaagde] gezonden.
2.5. Op 17 augustus 2007 heeft [gedaagde] executoriaal beslag doen leggen op de door [eiser] reeds verkochte maar nog niet geleverde woning aan de [adres] te ([adres] (hierna: de woning). Levering van de woning zal plaatsvinden op 26 oktober 2007.
2.6. [eiser] heeft ABP gemachtigd om het aan [gedaagde] toekomende deel van zijn pensioen maandelijks rechtstreeks aan [gedaagde] uit te keren. Deze machtiging is op 29 augustus 2007 ter ondertekening aan de advocaat van [gedaagde] gezonden.
2.7. [gedaagde] is van mening dat er voor een bedrag van € 4.000,00 (2x € 2.000,00) dwangsommen zijn verbeurd. [eiser] heeft volgens [gedaagde] immers niet voldaan aan het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 30 mei 2007. De eerste dwangsom is opeisbaar geworden op 29 juli 2007, de tweede op 29 augustus 2007. Bij deurwaardersexploot van 24 september 2007 heeft [gedaagde] onder meer aanspraak gemaakt op deze verbeurde dwangsommen.
2.8. Op 1 oktober 2007 heeft [eiser] ten behoeve van [gedaagde] een eenmalige en
onherroepelijke machtiging aan de notaris afgegeven tot inning van een bedrag van
€ 3.677,84, ter zake van de pensioentermijnen tot en met augustus 2007 en de vier over 2007 resterende maanden, een en ander na het passeren van de akte van levering van de woning.
3.1. [eiser] vordert dat:
a. de executie van het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 30 mei 2007 wordt geschorst;
b. het executoriaal beslag op de woning wordt opgeheven.
3.2. [eiser] legt het volgende aan zijn vordering ten grondslag. Met zijn brief van 3 juni 2007 aan ABP en het vervolgens op 6 augustus 2007 toezenden van de berekening van ABP aan de advocaat van [gedaagde] heeft [eiser] tijdig voldaan aan onderdeel 4.2 van het dictum van het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 30 mei 2007. Weliswaar heeft [eiser] [gedaagde] geen volmacht verstrekt ter verkrijging van alle medewerking door ABP, zoals in onderdeel 4.2. van het dictum is opgenomen, maar het resultaat is hetzelfde. Derhalve zijn er geen dwangsommen verbeurd, ten gevolge waarvan het door [gedaagde] gelegde executoriale beslag onrechtmatig is.
Subsidiair stelt [eiser] dat [gedaagde] misbruik maakt van haar bevoegdheid tot het innen van dwangsommen, nu zij die verbindt aan het uitblijven van de volmacht tot verkrijging van inzage in haar deel van de pensioenrechten, terwijl ze al over de berekening van haar aandeel beschikt.
Met het afgeven van een eenmalige en onherroepelijke machtiging aan de notaris ten behoeve van [gedaagde] tot inning van een bedrag van € 3.677,84 en het afgeven van een machtiging aan ABP om het aan [gedaagde] toekomende deel van zijn pensioen maandelijks rechtstreeks aan [gedaagde] uit te keren, heeft [eiser] daarnaast ook voldaan aan onderdeel 4.3 van het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 30 mei 2007.
3.3. [gedaagde] vordert dat [eiser] op straffe van een dwangsom wordt veroordeeld om binnen twee dagen na het wijzen van dit vonnis aan [gedaagde] rekening en verantwoording af te leggen ter bepaling van de (met de verkoop van de woning behaalde, voorzieningenrechter) winst (verkoopprijs minus aankoopprijs) aan de hand van de officiële documenten.
Voorts vordert [gedaagde] dat [eiser] wordt veroordeeld om uiterlijk bij gelegenheid van het transport van de woning aan [gedaagde] de helft van die winst uit te betalen.
3.4. [gedaagde] legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. Bij brief van 6 september 2005 heeft [eiser] aan [gedaagde] geschreven: “Mijn bedoeling is te zijner tijd mijn huis weer te verkopen, dat gebeurt als ik een huurhuis krijg, de winst die ik dan op mijn huis maak, wil ik dan eventueel met je delen.” [gedaagde] houdt [eiser] aan deze toezegging en heeft derhalve recht op de helft van de overwaarde die resteert na verkoop en overdracht van de woning.
in conventie en in reconventie
3.5. [gedaagde] en [eiser] voeren op de vordering(en) van de andere partij gemotiveerd verweer waarop, voor zover van belang, hierna zal worden ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. Het spoedeisend belang vloeit voort uit de stellingen van [eiser].
4.2. De essentie van het geschil tussen partijen is of [eiser] behoorlijk uitvoering heeft gegeven aan hetgeen waartoe hij bij vonnis van 30 mei 2007 is veroordeeld en waaraan een dwangsom was verbonden. Beantwoording van die vraag dient volgens vaste jurisprudentie (vgl. Hoge Raad 20 mei 1994, NJ 1994, 652 en Hoge Raad 23 februari 2007, RvdW 2007, 229) plaats te vinden door hetgeen ter uitvoering van het veroordelend vonnis is verricht, te toetsen aan de inhoud van de veroordeling, zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. Bij die uitleg dient het doel en de strekking van de veroordeling tot richtsnoer te worden genomen in dier voege dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel.
4.3. In dit verband moet allereerst worden geconstateerd dat [eiser] naar de letter niet heeft voldaan aan onderdeel 4.2 van het dictum van het vonnis van 30 mei 2007 van de rechtbank Zwolle-Lelystad. [eiser] heeft [gedaagde] immers geen volmacht verstrekt ter verkrijging van alle medewerking door ABP. Dit heeft [eiser] ter zitting ook erkend.
4.4. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter betekent dit evenwel niet dat er dwangsommen zijn verbeurd. Onderdeel 4.2. van het dictum kan redelijkerwijs niet anders worden begrepen dan dat [eiser] alle medewerking aan [gedaagde] dient te verlenen ter bepaling van de omvang van de aan haar toekomende pensioenaanspraken. Het beoogde doel van de bewuste veroordeling is derhalve het vaststellen van de omvang van de pensioenaanspraken van [gedaagde]. Dit doel is bereikt. [eiser] heeft immers al op 3 juni 2007 - vier dagen na het wijzen van het vonnis en derhalve ruim voordat het vonnis aan hem is betekend (14 juni 2007) - ABP per brief verzocht een berekening te maken van de pensioenaanspraken van [gedaagde]. Een kopie van deze brief heeft [eiser] op 19 juni 2007 aan de advocaat van [gedaagde] gezonden. Nadat [eiser] op 26 juli 2007 de gevraagde berekening van ABP heeft ontvangen, heeft hij deze op 6 augustus 2007 aan de advocaat van [gedaagde] doen toekomen. Ter zitting heeft [gedaagde] bevestigd dat de opgave van ABP, die zij van [eiser] heeft ontvangen, een volledig beeld geeft van haar pensioenaanspraken. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eiser] daarmee tijdig voldaan aan onderdeel 4.2. van het dictum van het vonnis. Dat de gevraagde berekening van ABP eerst op 26 juli 2007 ter beschikking is gekomen maakt dit niet anders. De berekening is door [eiser] immers wel tijdig aangevraagd en bovendien is het zeer aannemelijk dat de informatie uiteindelijk op een kortere termijn beschikbaar is gekomen dan dat deze beschikbaar zou zijn gekomen indien de letterlijke weg van onderdeel 4.2 van het dictum van het vonnis zou zijn gevolgd. Een en ander betekent dat er geen dwangsommen zijn verbeurd.
4.5. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de executie van het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 30 mei 2007 dient te worden geschorst. De daartoe strekkende vordering zal dan ook worden toegewezen. Hierbij wordt nog overwogen dat [gedaagde] ter zitting ook heeft aangegeven genoemd vonnis niet (nog) verder te zullen executeren. Nu [eiser] tijdig heeft voldaan aan onderdeel 4.2. van het dictum van het vonnis en er derhalve geen dwangsommen zijn verbeurd, kan het door [gedaagde] gelegde executoriale beslag op de woning evenmin gehandhaafd blijven. Dit zal dan ook worden opgeheven.
4.6. Met betrekking tot de door [eiser] reeds verstrekte machtiging aan ABP om het aan [gedaagde] toekomende deel van zijn pensioen maandelijks rechtstreeks aan [gedaagde] uit te keren wordt nog het volgende overwogen. Ter zitting heeft [eiser] aangegeven bereid te zijn hiervoor een onherroepelijke volmacht aan ABP te verstrekken. De voorzieningenrechter acht het raadzaam dat [eiser] dit aanbod gestand doet ter verkoming van verdere discussies in de toekomst.
4.7. Gelet op de betrekkingen welke tussen partijen hebben bestaan zullen de kosten van dit kort geding tussen hen worden gecompenseerd.
in reconventie
4.8. [gedaagde] vordert dat [eiser] wordt veroordeeld om - kort gezegd - aan [gedaagde] rekening en verantwoording af te leggen ter bepaling van de winst (verkoopprijs minus aankoopprijs) van de woning aan de hand van de officiële documenten, alsmede om uiterlijk bij gelegenheid van het transport van de woning aan [gedaagde] de helft van die winst uit te betalen. [gedaagde] baseert haar vordering op een brief die [eiser] op 6 september 2005 aan haar heeft geschreven. Hierin schrijft hij onder meer: “Mijn bedoeling is te zijner tijd mijn huis weer te verkopen, dat gebeurt als ik een huurhuis krijg, de winst die ik dan op mijn huis maak, wil ik dan eventueel met je delen.”
4.9. In bedoelde - overigens uitvoerige - brief spreekt [eiser] zijn verdriet uit over het feit dat de relatie is geëindigd. Bovendien spreekt hij de wens uit om tot (enige mate van) verzoening te komen. In dat kader heeft [eiser] de hiervoor geciteerde passage neergeschreven. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan deze passage evenwel niet worden beschouwd als een rechtens afdwingbare verbintenis ten gunste van [gedaagde], zodanig dat van een schenking kan worden gesproken. Met name het woord ‘eventueel’ staat daaraan in de weg. Nu daarnaast uit niets kan worden afgeleid dat genoemde passage wel aldus moet worden opgevat, dient de vordering van [gedaagde] te worden afgewezen.
4.10. Gelet op de betrekkingen welke tussen partijen hebben bestaan zullen de kosten van dit kort geding tussen hen worden gecompenseerd.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
5.1. schorst de executie van het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 30 mei 2007 met zaak/rolnummer 128273 / HA ZA 07-50 tussen [eiser] en [gedaagde] gewezen;
5.2. heft op het beslag op de woning aan de [adres] te ([adres], kadastraal bekend gemeente Steenwijk, sectie F nummer 449;
5.3. compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af;
5.6. wijst de vordering af;
5.7. compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. de Vries en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Gameren op 18 oktober 2007.