ECLI:NL:RBARN:2007:BB7139
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de Nederlandse rechter in geschil tussen buitenlandse vennootschap en Nederlandse vennootschap
In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, gaat het om een geschil tussen de Duitse vennootschap WITTKOP SATTEL GmbH en de Nederlandse vennootschap VERENIGDE SPATBORDENFABRIEK LEPPERS B.V. De procedure betreft een incident waarin WITTKOP vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart, terwijl LEPPERS verweer voert. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afgifte van matrijzen en de productie van zadeldekken zo nauw met elkaar verbonden zijn dat er geen sprake is van gescheiden rechtsrelaties. Dit leidt tot de conclusie dat de Nederlandse rechter bevoegd is op grond van artikel 6 lid 3 van de EEX-Verordening.
De rechtbank wijst de vordering van WITTKOP af en beveelt een verschijning van partijen in de hoofdzaak. De rechtbank oordeelt dat de teruggave van de matrijzen aan LEPPERS in Nederland moet plaatsvinden, waardoor de Nederlandse rechter bevoegd is. WITTKOP, als in het ongelijk gestelde partij, wordt veroordeeld in de proceskosten van het incident. De zaak wordt vervolgens op de rol gezet voor het opgeven van verhinderdagen van de partijen en hun advocaten, waarna een comparitie zal worden bepaald.
De uitspraak is gedaan op 24 oktober 2007 door mr. J.R. Veerman, waarbij de rechtbank de relevante artikelen van de EEX-Verordening heeft toegepast om de bevoegdheid van de Nederlandse rechter vast te stellen. De zaak illustreert de toepassing van internationale rechtsregels in civiele geschillen tussen partijen uit verschillende lidstaten.