Meervoudige economische kamer
Parketnummer : 05/987425-07
Datum zitting : 18 oktober 2007
Datum uitspraak : 1 november 2007
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 april 2007 te Ingen, gemeente Buren, al dan niet opzettelijk, na te noemen destructiemateriaal, heeft onttrokken aan verwerking,
in de stal, in het proces-verbaal aangeduid als stal 3:
een aantal kadavers van schapen en/of het kadaver van een rund,
in de stal, in het proces-verbaal aangeduid als stal 4:
8, althans een aantal kadavers van runderen,
in de stal, in het proces-verbaal aangeduid als stal 5:
24, althans een aantal kadavers van runderen;
2.
hij op of omstreeks 16 april 2007 te Ingen, gemeente Buren, al dan niet opzettelijk, één of meerdere dieren, te weten
in de stal in het proces-verbaal aangeduid als stal 1, 4, althans een aantal runderen,
in de stal in het proces-verbaal aangeduid als stal 3, 1 kalf
heeft gehouden, (zulks) terwijl dat rund/die runderen niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren was/waren geïdentificeerd en/of geregistreerd {de/het rund(eren) waren in het geheel niet voorzien van oormerken};
3.
hij op of omstreeks 16 april 2007, althans in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 16 april 2007 te Ingen, gemeente Buren, als houder van een of meer dieren, te weten een aantal schapen en/of runderen, aan dat/die dier(en) de nodige verzorging heeft onthouden, immers:
in de stal, in het proces-verbaal aangeduid als stal 1:
-stonden een aantal runderen al langere tijd in hun eigen uitwerpselen, de onderbuiken en achterpoten waren besmeurd met aangedroogde en natte mest, deze runderen konden niet geheel schoon en droog staan of liggen,
-waren van een aantal runderen de hoeven niet (tijdig) gekapt, en/of
-waren een aantal runderen sterk vermagerd, de ribben en de heupbeenderen waren duidelijk zichtbaar, de bevleesdheid was minimaal,
in de stal, in het proces-verbaal aangeduid als stal 2:
-was een zwartbonte koe aanwezig die zeer lange tenen had, blijkbaar was dit dier niet (tijdig) bekapt,
-was in deze stal geen voer of resten van voer aanwezig, er lag alleen maar natte mest, in de buurt van het schaap was geen water aanwezig,
in een weiland, in het proces-verbaal aangeduid als weiland 2:
-liepen een aantal schapen welke kreupel waren,
-hadden een aantal schapen wolverlies, als gevolg van huidparasieten, deze schapen waren niet of niet tijdig (door een dierenarts) behandeld,
op het erf stond een veewagen met daarin een aantal schapen en/of lammeren gehuisvest, op de bodem lag een laag natte mest, de schapen konden niet schoon en droog liggen, er was geen voer of voerresten en water beschikbaar;
4.
hij op of omstreeks 16 april 2007, althans in of omstreeks de periode van 1 april 2007 tot en met 16 april 2007, te Ingen, gemeente Buren, runderen heeft gehouden niet overeenkomstig artikel 4 lid 4 van het Besluit welzijn productiedieren, immers kregen voornoemde runderen niet een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voerder zodat zij niet in goede gezondheid bleven en/of niet aan hun voedingsbehoeften konden voldoen aangezien:
in de stal, in het proces-verbaal aangeduid als stal 1,
-in de voergoot voor de runderen voer lag dat gelet op de structuur, kleur en/of geur er al langere tijd lag, het voer was niet vers en stonk,
-in de voergoot bruin gekleurde en rotte appels en peren lagen die als voer moesten dienen,
in de stal, in het proces-verbaal aangeduid als stal 3:
een aantal schapen en/of lammeren aanwezig waren terwijl er geen voedsel en/of water aanwezig was,
in de stal, in het proces-verbaal aangeduid als stal 4:
9 runderen aanwezig waren terwijl deze geen voedsel en water ter beschikking hadden;
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 16 april 2007 te Ingen, gemeente Buren, kalveren, runderen en/of schapen heeft verzorgd, niet overeenkomstig artikel 4 van het Besluit welzijn productiedieren, immers werden voornoemde dieren verzorgd door verdachte, terwijl verdachte niet beschikte over de nodige kennis, de nodige vaardigheden en/of terwijl verdachte niet vakbekwaam was;
Ad informandum is gevoegd parketnummer 05/985079-07 (op 16 april 2007 te Ingen, gemeente Buren, bij kuilvoeropslag geen voorziening treffen om bodemverontreiniging te voorkomen).
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 18 oktober 2007 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 tot en met 5 tenlastegelegde, alsmede met inachtneming van het ad informandum gevoegde feit, zal worden veroordeeld tot:
een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van 2 jaren, tot het verrichten van 120 uren werkstraf subsidiair 60 dagen hechtenis, en verder tot een geldboete van € 1000,-. Voorts heeft de officier van justitie geëist dat besloten wordt tot een gedeeltelijke stillegging van de onderneming van verdachte voor de periode van 2 jaren, met dien verstande dat het aantal dieren dat gehouden mag worden wordt beperkt in die zin dat, per 1 november 2007 maximaal 10 runderen en 25 schapen mogen worden gehouden en dat in de zomerperiode gelet op de natuurlijke aanwas van de dieren meer dieren mogen worden gehouden, en wel maximaal 20 runderen en 75 schapen inclusief de natuurlijke aanwas. Na de zomerperiode, dient het aantal dieren per 1 november 2008 weer teruggebracht te worden tot maximaal 10 runderen en 25 schapen.
Tot slot heeft de officier van justitie aangegeven dat de opbrengst van de verkoop van de bij verdachte in beslaggenomen 50 runderen minus de kosten, neerkomende op ongeveer
€ 16.000,-, terug kan naar verdachte.
Verdachte heeft het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tot en met 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 16 april 2007 te Ingen, gemeente Buren, opzettelijk, na te noemen destructiemateriaal, heeft onttrokken aan verwerking,
in de stal, in het proces-verbaal aangeduid als stal 3:
een aantal kadavers van schapen en het kadaver van een rund,
in de stal, in het proces-verbaal aangeduid als stal 4:
8 kadavers van runderen,
in de stal, in het proces-verbaal aangeduid als stal 5:
24 kadavers van runderen;
2.
hij op 16 april 2007 te Ingen, gemeente Buren, opzettelijk, meerdere dieren, te weten
in de stal in het proces-verbaal aangeduid als stal 1, 4 runderen,
in de stal in het proces-verbaal aangeduid als stal 3, 1 kalf
heeft gehouden, (zulks) terwijl die runderen niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren waren geïdentificeerd en/of geregistreerd {de runderen waren in het geheel niet voorzien van oormerken};
3.
hij op 16 april 2007 te Ingen, gemeente Buren, als houder van dieren, te weten een aantal schapen en runderen, aan die dieren de nodige verzorging heeft onthouden, immers:
in de stal, in het proces-verbaal aangeduid als stal 1:
-stonden een aantal runderen al langere tijd in hun eigen uitwerpselen, de onderbuiken en achterpoten waren besmeurd met aangedroogde en natte mest, deze runderen konden niet geheel schoon en droog staan of liggen,
-waren van een aantal runderen de hoeven niet (tijdig) gekapt, en
-waren een aantal runderen sterk vermagerd, de ribben en de heupbeenderen waren duidelijk zichtbaar, de bevleesdheid was minimaal,
in de stal, in het proces-verbaal aangeduid als stal 2:
-was een zwartbonte koe aanwezig die zeer lange tenen had, blijkbaar was dit dier niet (tijdig) bekapt,
-was in deze stal geen voer of resten van voer aanwezig, er lag alleen maar natte mest, in de buurt van het schaap was geen water aanwezig,
in een weiland, in het proces-verbaal aangeduid als weiland 2:
-liepen een aantal schapen welke kreupel waren,
-hadden een aantal schapen wolverlies, als gevolg van huidparasieten, deze schapen waren niet of niet tijdig (door een dierenarts) behandeld,
op het erf stond een veewagen met daarin een aantal schapen en lammeren gehuisvest, op de bodem lag een laag natte mest, de schapen konden niet schoon en droog liggen, er was geen voer of voerresten en water beschikbaar;
4.
hij op 16 april 2007 te Ingen, gemeente Buren, runderen heeft gehouden niet overeenkomstig artikel 4 lid 4 van het Besluit welzijn productiedieren, immers kregen voornoemde runderen niet een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voerder zodat zij niet in goede gezondheid bleven en niet aan hun voedingsbehoeften konden voldoen aangezien:
in de stal, in het proces-verbaal aangeduid als stal 1,
-in de voergoot voor de runderen voer lag dat gelet op de structuur, kleur en geur er al langere tijd lag, het voer was niet vers en stonk,
-in de voergoot bruin gekleurde en rotte appels en peren lagen die als voer moesten dienen,
in de stal, in het proces-verbaal aangeduid als stal 3:
een aantal schapen en lammeren aanwezig waren terwijl er geen voedsel en water aanwezig was,
in de stal, in het proces-verbaal aangeduid als stal 4:
9 runderen aanwezig waren terwijl deze geen voedsel en water ter beschikking hadden;
5.
hij in de periode van 1 januari 2007 tot en met 16 april 2007 te Ingen, gemeente Buren, kalveren, runderen en schapen heeft verzorgd, niet overeenkomstig artikel 4 van het Besluit welzijn productiedieren, immers werden voornoemde dieren verzorgd door verdachte, terwijl verdachte niet beschikte over de nodige kennis, de nodige vaardigheden en terwijl
verdachte niet vakbekwaam was;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 4 van de Destructiewet.
Ten aanzien van feit 2:
Opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 105 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.
Ten aanzien van feit 3:
Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 37 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.
Ten aanzien van feit 4:
Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 38 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.
Ten aanzien van feit 5:
Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens de artikelen 35, 38, 45 en 111 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.
4b. De strafbaarheid van de feiten
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 28 september 2007.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting mede gelet op de navolgende door de officier van justitie - onder toezegging van afzonderlijke strafvervolging terzake te zullen afzien - ad informandum gevoegde zaak welke door verdachte is erkend, voorzien van het parketnummer 05/985079-07, te weten:
• Bij kuilvoeropslag geen voorziening om bodemverontreiniging te voorkomen op
16 april 2007 te Ingen, gemeente Buren.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
De rechtbank is van oordeel dat de verkoopopbrengst van de inbeslaggenomen 50 runderen met daarvan afgetrokken de door het openbaar ministerie gemaakte kosten, zijnde € 16.000,-, aan verdachte zal moeten worden teruggegeven.
Op zichzelf beschouwd is in deze zaak sprake van een zeer ernstige, lugubere vorm van verwaarlozing van dieren, die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou rechtvaardigen. Niettemin is in deze zaak komen vast te staan dat verdachte na het overlijden van zijn moeder, met wie hij samenwoonde, in isolatie is geraakt en als gevolg daarvan in een ernstige depressie is geraakt. De Algemene Inspectiedienst trof verdachte aan in geestelijk zorgelijke toestand. Verdachte is opgenomen geweest en staat nog immer onder behandeling voor zijn depressieklachten. Dat de psychische klachten van verdachte mede de verklaring zijn geweest voor het verwaarlozen van zijn bedrijf, acht de rechtbank dus aannemelijk, te meer daar er geen aanwijzingen zijn dat verdachte in het verleden zijn bedrijf eerder heeft verwaarloosd. Er blijft echter wel een verwijt over. Verdachte geeft namelijk toe dat hij heeft verzuimd hulp in te roepen. Hij schaamde zich voor de toestand waarin zijn bedrijf is komen te verkeren. Gelet op verdachtes geestelijke toestand oordeelt de rechtbank dat hier geen sprake is van welbewust kwaadaardig handelen. Om die reden zal de rechtbank afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op de ernstige gevolgen van verdachtes terughoudendheid hulp in te roepen, zal de rechtbank wel een werkstraf van 240 uur opleggen. Om verdachte scherp te houden op het tijdig inroepen van hulp, zal de rechtbank wel een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Deze straf is hoger dan die door de officier van justitie geëist, omdat de rechtbank zwaar tilt aan preventie. Daarentegen zal de rechtbank niet de geëiste geldboete opleggen. De gedeeltelijke stillegging van de onderneming zal de rechtbank uitspreken, zoals door de officier geëist, zij het dat deze conform artikel 7, onderdeel c, van de Wet op de economische delicten gedurende slechts een jaar opgelegd kan worden.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 4 van de Destructiewet, de artikelen 35, 37, 38, 45, 105, 111, 121 en 122 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, de artikelen 2 en 4 van het Besluit welzijn productiedieren, artikel 3 van het Besluit identificatie en registratie van dieren, de artikelen 15 en 39 van de Regeling identificatie en registratie van dieren en de artikelen 1, 1a, 2, 6 en 7, onderdeel c, van de Wet op de economische delicten.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet tenuitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
het verrichten van een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 120 (honderdtwintig) dagen.
een gedeeltelijke stillegging van de onderneming van verdachte voor een tijd van 1 (één) jaar, met dien verstande dat het aantal dieren dat gehouden mag worden wordt beperkt in die zin dat, per 15 november 2007 maximaal 10 runderen en 25 schapen mogen worden gehouden en dat in de zomerperiode gelet op de natuurlijke aanwas van de dieren meer dieren mogen worden gehouden, en wel maximaal 20 runderen en 75 schapen, inclusief de natuurlijke aanwas.
Beveelt dat het geldbedrag van ongeveer € 16.000,-, zijnde de opbrengst van de verkoop van de bij verdachte in beslaggenomen 50 runderen minus de door het openbaar ministerie met betrekking tot die runderen gemaakte kosten, aan veroordeelde wordt teruggegeven.
mr. P.A.H. Lemaire, vicepresident, als voorzitter,
mr. R.A.V. Boxem, rechter,
mr. E.M. Vermeulen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. H. Siragedik, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 november 2007.