ECLI:NL:RBARN:2007:BB6656

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
29 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/800135-06
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een militair voor ontuchtige handelingen met een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 29 oktober 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 19-jarige militair, die werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een toen 15-jarig meisje. De verdachte is veroordeeld tot 100 uren werkstraf, waarvan 50 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, toegewezen tot een bedrag van € 300,-. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, als volwassene werkzaam binnen een organisatie waar respect voor de andere sekse belangrijk is, had moeten voorkomen dat hij ontuchtige handelingen pleegde. De ontuchtige handelingen zijn als relatief oppervlakkig beoordeeld, maar de rechtbank benadrukte dat de verdachte zijn seksuele lustgevoelens boven de integriteit van het slachtoffer heeft gesteld.

De militaire kamer heeft de zaak op 15 oktober 2007 behandeld, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank kwam tot een andere conclusie. De verdachte is vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, maar het subsidiaire feit is bewezen verklaard. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn justitiële documentatie en een voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ontuchtige handelingen de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer hebben aangetast, maar dat de handelingen relatief oppervlakkig zijn gebleven. De rechtbank heeft de schadevergoeding aan het slachtoffer vastgesteld op € 300,-, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Militaire kamer
Parketnummer : 05/800135-06
Datum zitting : 15 oktober 2007
Datum uitspraak : 29 oktober 2007
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsman : mr. M.J.J.E. Stassen, advocaat te Tilburg.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de militaire kamer toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 9 tot en met 10 september 2005 te Raamsdonksveer en/of te Oosterhout en/of te Dongen, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het opzettelijk ontuchtig bestasten van de (borst(en) en/of billen en/of schaamstreek van die [slachtoffer] en/of door met zijn (stijve) penis tegen de billen (kont) van die [slachtoffer] te "rijden"/duwen en/of door op de kleding van die [slachtoffer] klaar te komen, en welk geweld of andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of andere feitelijkheid bestond uit het opzettelijk gewelddadig en/of dreigend vastpakken bij de polsen en/of armen van die [slachtoffer] en/of op de grond duwen en/of tegen de zijkant van een container duwen en/of door aan haar haren te trekken en/of door op haar te gaan liggen;
art 246 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 9 tot en met 10 september 2005 te Raamsdonksveer en/of te Oosterhout en/of te Dongen, met [slachtoffer], geboren op 21 juni 1990, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het opzettelijk ontuchtig betasten van de borst(en) en/of billen en/of schaamstreek van [slachtoffer] voornoemd en/of door met zijn (stijve) penis tegen de billen (kont) van die [slachtoffer] aan te "rijden"/duwen en/of door op (de kleding) van die [slachtoffer] klaar te komen;
art 247 Wetboek van Strafrecht
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 15 oktober 2007 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.J.J.E. Stassen, advocaat te Tilburg.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd verschenen:
[slachtoffer] (wettelijk vertegenwoordiger [naam]).
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) uren subsidiair 100 (éénhonderd) dagen vervangende hechtenis, waarvan 100 (éénhonderd) uren werkstraf subsidiair 50 (vijftig) dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot het gevorderde bedrag van € 2.739,45 (tweeduizendzevenhonderdennegenendertig euro en vijfenveertig cent) wordt toegewezen en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaat¬regel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 54 (vierenvijftig) dagen hechtenis.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing betreffende het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De militaire kamer acht niet wettig en overtuigend bewezen wat verdachte primair is tenlastegelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Op basis van de ter beschikking staande wettige bewijsmiddelen staat onvoldoende vast dat de handelingen van verdachte plaatsvonden tegen de wil van S. [slachtoffer].
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 9 tot en met 10 september 2005 te Raamsdonksveer en te Oosterhout en te Dongen, met [slachtoffer], geboren op 21 juni 1990, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het opzettelijk ontuchtig betasten van de borst(en) en/of billen en/of schaamstreek van [slachtoffer] voornoemd en/of door met zijn (stijve) penis tegen de billen (kont) van die [slachtoffer] aan te "rijden"/duwen.
Wat verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Aangeefster heeft verklaard dat zij op vrijdag 9 september 2005 met verdachte in de vrachtwagen achter haar huis in Raamsdonk is gaan zitten. Verdachte probeerde haar vervolgens te zoenen. Verdachte probeerde ook haar truitje omhoog te schuiven. Verdachte heeft wel haar blote buik aangeraakt, maar kon niet bij haar borsten doordat zij dat tegenhield. Verdachte heeft ook niet boven haar kleding haar borsten kunnen aanraken . Op enig moment kreeg aangeefster een SMS-bericht van [naam]. Aangeefster heeft toen buiten de laadbak met [naam] gesproken. Daarna is zij weer de laadbak ingegaan. Verdachte begon haar wederom te betasten . Bij de rechter-commissaris heeft aangeefster verklaard dat verdachte onder haar trui heeft gezeten, aan haar buik en haar borsten . Verdachte heeft verklaard dat hij inderdaad zijn hand onder het T-shirt van aangeefster heeft gebracht, ter hoogte van haar buik .
Vervolgens heeft aangeefster met verdachte afgesproken elkaar de volgende dag, zaterdag 10 september, bij de Praxis in Oosterhout te treffen. Zij wilde verdachte aanspreken over wat de vorige dag was voorgevallen. Zij zijn van de Praxis naar het kanaal gefietst. Toen zij bij het kanaal gingen zitten, begon verdachte weer aan haar te voelen. Hij voelde over de kleding aan borsten, buik en kruis van aangeefster. Gedurende een half uur heeft verdachte aan haar gezeten. Hij heeft onder haar kleding aan haar borsten gezeten, maar hij is niet met een hand in haar broek geweest . Verdachte geeft toe dat hij haar truitje omhoog heeft gedaan en haar borsten heeft vastgepakt.
Aangeefster is daarna met verdachte naar zijn huis in Dongen gefietst om een DVD-film te kijken. Op de kamer van verdachte trok verdachte zijn schoenen en broek uit en vroeg aangeefster hetzelfde te doen. Zij weigerde dat. Zij zijn naast elkaar op een matras gaan liggen. Verdachte is toen weer onder haar shirt gaan strelen en ook met zijn hand in haar broek geweest, aan de voorzijde. Ze voelde de stijve piemel van verdachte tegen haar kont. Het was een manier alsof ze seks hadden en verdachte hijgde erbij . Verdachte bekent dat hij aan haar borsten heeft gevoeld en met een hand in haar broek aan haar kont heeft gevoeld. Hij had een erectie en volgens verdachte is het goed mogelijk dat aangeefster dat gevoeld heeft toen hij tegen haar aanlag. Ook heeft hij tegen haar aangereden .
Dat aangeefster te kennen heeft gegeven dat ze bepaalde dingen niet wilde die verdachte bij haar deed, vond verdachte niet afdoende. De argumenten die aangeefster gebruikte, waren volgens verdachte niet sterk genoeg. Maar dwang heeft hij nooit gebruikt. Als aangeefster ook na aandringen van zijn zijde bleef bij haar afwijzing, was hij gestopt
Met betrekking tot de leeftijd van aangeefster verklaart verdachte dat het leeftijdsverschil tussen aangeefster en zichzelf hem niet uitmaakt. “[slachtoffer] is 4 jaar jonger dan ik …Er zijn meisjes die 14 zijn en uitgaan in Oosterhout die als je ze ziet lopen zou zeggen dat ze 17 à 18 jaar oud zijn. … Bij [slachtoffer] wist ik dat ze jonger was want dit wist ik aan de hand van haar oudere zus… Het is ten slotte geen kind van 8 jaar meer. Ze is ten slotte al 15” .
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
subsidiaire feit:
“met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen”,
meermalen gepleegd.
4b. De strafbaarheid van het feit
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan; en
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 24 augustus 2007; en
• een voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland, unit Nijmegen, gedateerd 3 januari 2007, betreffende verdachte.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich als negentienjarige schuldig gemaakt aan het meerdere keren plegen van ontuchtige handelingen met een vijftienjarig meisje. Verdachte heeft daardoor inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van dit meisje. Verdachte heeft daarbij alleen zijn eigen seksuele lustgevoelens laten prevaleren, terwijl hij werkzaam is binnen een organisatie van volwassenen van beiderlei geslacht en weet dat het respectvol omgaan met de andere sekse binnen die organisatie leidend is. Verdachte had vanuit die wetenschap in het contact met dit jonge meisje situaties moeten voorkomen dat hij ontuchtige handelingen zou plegen. Dat hij dat niet heeft gedaan is hem te verwijten.
Anderzijds houdt de militaire kamer rekening met het feit dat de ontuchtige handelingen relatief oppervlakkig zijn gebleven. Voorts houdt de militaire kamer rekening met het feit dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
De militaire kamer is, alles overziende, van oordeel dat verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf dient te worden opgelegd, die in duur beperkter is dan door de officier van justitie geëist nu hij tot een andere bewezenverklaring komt.
De militaire kamer zal een gedeelte van deze werkstraf voorwaardelijk opleggen. Deze voorwaardelijke straf dient om de ernst van de feiten mede tot uitdrukking te brengen evenals om verdachte ervan te weerhouden soortgelijke feiten in de toekomst te plegen.
6a. De beoordeling van de civiele vordering, evenals de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft in overeenstemming met het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een bedrag van € 2.739,45 (€ 739,45 materiële schade en € 2.000,- immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade.
De militaire kamer acht voldoende bewezen dat [slachtoffer] door wat haar is aangedaan immateriële schade heeft geleden en dat zij uit dien hoofde terecht aanspraak maakt op vergoeding van die schade. De militaire kamer kan in deze strafrechtelijke procedure niet exact vaststellen welk bedrag aan vergoeding voor de geleden immateriële schade juist is. Zij is echter van oordeel dat in ieder geval een bedrag van € 300,- (driehonderd euro) aan schadevergoeding op zijn plaats is zodat zij dit bedrag zal toewijzen aan het slachtoffer, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2007.
De vordering is voor zover zij strekt tot vergoeding van een hoger bedrag wegens immateriële schade en van andere schade niet van eenvoudige aard zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk is en de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Voor het toewijsbare deel van de vordering geldt tevens dat de militaire kamer de schadevergoedingsmaatregel ex art. 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen en dus verdachte de verplichting zal opleggen een bedrag, gelijk aan het door de militaire kamer toe te wijzen schadebedrag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 36f, 57 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De militaire kamer, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 100 (éénhonderd) uren, subsidiair 50 (vijftig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat van deze werkstraf een gedeelte, groot 50 (vijftig) uren, subsidiair 25 (vijfentwintig) dagen hechtenis, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De militaire kamer stelt een proeftijd vast van 2 (twee) jaren. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Bepaalt dat het onvoorwaardelijke gedeelte van deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen evenals met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt in overeenstemming met het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten 2 (twee) uren, zijnde 1 (één) dag hechtenis.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] (wettelijk vertegenwoordiger [naam]).
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer] (wettelijk vertegenwoordiger [naam]), wonende te [adres], te betalen € 300,- (zegge driehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2007.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk. Verstaat dat de vordering voor wat dit betreft kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Maatregel van schadevergoeding ad € 300,-, subsidiair 6 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] (wettelijk vertegenwoordiger [naam]), wonende te [adres], te betalen € 300,-, (zegge driehonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 6 (zes) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] (wettelijk vertegenwoordiger [naam]), de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeelde aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. E.A.A.M. Pfeil, vice-president als voorzitter,
mr. M.A.E. Somsen, rechter,
kolonel mr. J.P.M. Schwillens, militair lid,
in tegenwoordigheid van J.L. de Vos, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze militaire kamer op 29 oktober 2007.