RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/4326
Uitspraakdatum: 4 april 2007
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X], wonende te [Y], eiser,
de inspecteur van de Belastingdienst/[te P], verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2001 een aanslag (aanslagnummer [[ ]]) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 143.134 (f. 315.427).
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 23 juni 2006 de aanslag gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 25 juli 2006, ontvangen bij de rechtbank op 28 juli 2006, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift aan verweerder verstrekt.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 januari 2007 te Arnhem.
Namens eiser is verschenen zijn gemachtigde [gemachtigde]. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde].
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
Eiser heeft in het verleden in de vorm van een eenmanszaak een fruitteeltbedrijf uitgeoefend, dat gelegen was aan de [a-straat 1] te [Y]. Tot deze onderneming behoorden diverse onroerende zaken, zoals percelen cultuurgrond, een fruitschuur, een garage, en erf en ondergrond van deze bedrijfsgebouwen.
In 2001 heeft eiser deze onroerende zaken verkocht, inclusief een woonhuis met tuin, erf en ondergrond, aan een derde, die daar een akkerbouw- en veeteeltbedrijf is gaan uitoefenen.
Bij koopovereenkomst, door koper getekend op 1 juni 2001 en door eiser op 2 juni 2001, zijn partijen in artikel 6 overeen gekomen dat verkoper (eiser) verplicht is de betreffende cultuurgrond vrij van plantopstanden (bomen) en boompalen aan koper op te leveren. Voorts is overeengekomen dat de in de grond aanwezige “vaste beregening met inbegrip van sproeiers” zal achterblijven. In de koopovereenkomst is voor deze installatie geen vergoeding opgenomen.
De verkoop van de onroerende zaken heeft tot gevolg dat eiser zijn fruitteeltbedrijf per 31 december 2001 heeft gestaakt. Op basis van de landbouwvrijstelling van artikel 3.12 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet) heeft eiser de op de verkochte landbouwpercelen behaalde boekwinst niet tot zijn belaste winst gerekend. De boekwaarde van de boomopstanden en boompalen die op de verkochte percelen stonden, bedroeg ten tijde van de verkoop gezamenlijk f. 243.924. De aanwezige beregening met inbegrip van sproeiers vertegenwoordigde een boekwaarde van f. 7.354. Eiser heeft beide hiervoor genoemde boekwaarden ten laste van de winst gebracht.
In verband met de aanslagregeling heeft verweerder een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2001 en omzetbelasting over het tijdvak 01-01-2001 tot en met 31-12-2001. Het boekenonderzoek heeft plaatsgevonden vanaf 7 september 2004 (eerste dag). Het rapport van dit onderzoek is op 13 juli 2005 opgemaakt. Naar aanleiding van dit boekenonderzoek is een aantal posten uit de aangifte gecorrigeerd, waaronder het boekverlies van de boomopstanden en boompalen tot een bedrag van f. 243.924 en het boekverlies van de beregening tot een bedrag van f. 7.354.
In geschil is het antwoord op de vraag of eiser de boekwaarde van de boomopstanden en boompalen ad f. 243.924 en van de vaste beregening inclusief sproeiers ad f. 7.374 ten laste van de winst mag brengen.
Eiser beantwoordt deze vraag bevestigend en verweerder ontkennend.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
4. Beoordeling van het geschil
In de tussen eiser en koper gesloten koopovereenkomst is overeen gekomen dat de grond geheel vrij van boomopstanden zou worden opgeleverd. In deze overeenkomst is geen aparte vergoeding voor de boomopstanden en/of boompalen opgenomen. De vraag is of deze boekwaarde aan de grond moet worden toegerekend, zoals verweerder stelt of dat de boekwaarde ten laste van de winst mag worden gebracht, zoals eiser stelt.
Tussen partijen is niet in geschil dat in het onderhavige geval de WEV (waarde in het economische verkeer) en de WEVAB (WEV bij agrarische bestemming) gelijk zijn.
De rechtbank is, gelet op artikel 6 van de koopovereenkomst, van oordeel dat eiser primair beoogd heeft met het rooien van de boomopstanden de grond vrij te maken voor het akkerbouw- en veeteeltbedrijf van koper. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 maart 1987, LJN: AW7717, VN 1987, 2193.
Anders dan eiser betoogt, is de rechtbank van oordeel dat dit arrest niet alleen van toepassing is op een koper die op het moment van verwerving al de bedoeling heeft de grond vrij te maken, maar dat de strekking van dit arrest algemener is. Ook de situatie waarin de verkoper weet dat hij de grond vrij moet maken om te kunnen voldoen aan de koopovereenkomst, valt daar naar het oordeel van de rechtbank onder. Dit brengt mee dat eiser de boekwaarde van de boomopstanden en boompalen heeft opgeofferd om de grond vrij te maken, zodat die boekwaarde geheel aan de grond moet worden toegerekend.
Eiser heeft nog aangevoerd dat de boomopstanden en palen fiscaal op dezelfde wijze dienen te worden behandeld als de machines en inventaris. Hij wijst daarbij op de merkwaardige situatie dat, door de toepassing van de verplicht gestelde landbouwnormen, in het jaar dat de boomopstanden werden verkocht, de boekwinst eerst verhoogd diende te worden met de aanwas. Deze aanwas wordt wel tot de belastbare winst gerekend. Het boekverlies zou volgens eiser dan ook als verliespost moeten worden geaccepteerd. Dat de bomen los van de grond dienen te worden gezien, blijkt volgens eiser ook uit het gegeven dat voor de perenbomen wel een markt was. Voor zover mogelijk zijn de gerooide perenbomen verkocht. In 2001 is hiermee een verkoopopbrengst gerealiseerd van f. 26.213 en in 2002 f. 1.500. Voor de appelbomen bleek echter geen markt te zijn. Verkoop via tuincentra was commercieel niet interessant.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het gegeven dat het eiser gelukt is de perenbomen te verkopen echter niet dat er alleen daarom geen verband meer is met de grond. Nu eiser naar het oordeel van de rechtbank met het rooien van de boomopstanden en boompalen primair heeft beoogd de grond vrij te maken, ter voldoening aan de bepaling in de koopovereenkomst, zijn de opbrengsten van de verkoop van de bomen aan te merken als opbrengst van sloopmaterialen. De omstandigheid dat de aanwas tot de belastbare winst moet worden gerekend, maakt dat niet anders. Ook is er geen reden om de fiscale behandeling van de boomopstanden en boompalen gelijk te trekken met die van machines en inventaris.
Het voorgaande betekent dat eiser in het onderhavige geval de boekwaarde van de grond had dienen te verhogen met de boekwaarde van de boomopstanden en boompalen (na eventuele afwaardering tot bedrijfswaarde) en de sloopkosten en had dienen te verminderen met de eventuele opbrengst van de sloopmaterialen. Daar de landbouwvrijstelling niet groter kan zijn dan de boekwinst (zie HR 17-3-1965, BNB 1965/160), is het bedrag van de landbouwvrijstelling dan ook in feite verminderd met de boekwaarde van de boomopstanden en boompalen en vermeerderd met de opbrengsten van de perenbomen (zie Besluit van 22 juni 2004, nr CPP2004/1010M onder c, p 5).
Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser verklaard dat hij over het hoofd heeft gezien dat de vaste beregening wel in de koopovereenkomst onder artikel 6 wordt genoemd. Daarin is bepaald dat de beregening zal achterblijven. Weliswaar is hiervoor geen aparte vergoeding afgesproken, maar aangenomen moet worden dat de prijs voor de beregening is verdisconteerd in de prijs die voor de grond is betaald. Eiser had de boekwaarde van de vaste beregening daarom bij de boekwaarde van de grond moeten optellen.
De boekwaarde van de boomopstanden, boompalen en beregening komt gelet op het bovenstaande dan ook niet ten laste van de belastbare winst.
Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 4 april 2007
en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. F.M. Smit, rechter, in tegenwoordigheid van M. Brouwer, griffier.
De griffier is buiten staat De rechter,
om deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.