zaakgegevens 467604 \ CV EXPL 06-6403\ 103jb
uitspraak van 24 augustus 2007
de stichting Woningstichting dr. Alphons Ariëns
gevestigd te Druten
eisende partij
gemachtigde Janssen & Janssen c.s. gerechtsdeurwaarders
[gedaagde partij]
wonende te Druten
gedaagde partij
procederend in persoon,
in vervolg op het tussen partijen gewezen tussenvonnis van 10 november 2006.
Partijen worden hierna De Woningstichting en [gedaagde partij] genoemd.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit
- het tussenvonnis van 10 november 2006
- het proces-verbaal van de comparitie van 16 januari 2007
- de akte uitlating en akte vermeerdering van eis van De Woningstichting
- de mondelinge reactie van [gedaagde partij] ter rolzitting op 11 mei 2007.
2. De vaststaande feiten
De kantonrechter gaat van de volgende vaststaande feiten uit:
- [gedaagde partij] huurt van De Woningstichting de woning aan de [adres]
tegen een bij vooruitbetaling op voor de eerste van iedere maand te betalen huurprijs van
€ 431,83.
- Bij vonnis van 20 mei 2005 (rolnummer 04-6759) heeft de kantonrechter De Woningstichting gemachtigd om, voor het geval bij inspectie van het gehuurde c.a. vóór of uiterlijk 1 juni 2005 mocht blijken dat [gedaagde partij] het noodzakelijke onderhoud niet zelf heeft uitgevoerd c.q. laten uitvoeren en [gedaagde partij] vervolgens binnen twee weken na ingebrekestelling door De Woningstichting niet ten genoegen van De Woningstichting aantoont alsnog aan zijn onderhoudsverplichtingen te hebben voldaan, datgene te bewerken waartoe nakoming zou hebben geleid en de daaraan verbonden kosten bij [gedaagde partij] in rekening te brengen. De rechtszaak die tot dit vonnis heeft geleid had met name betrekking op de tuin en erfafscheidingen van/bij de gehuurde woning die volgens De Woningstichting niet in orde zouden zijn geweest.
- Bij brief van 21 juni 2005 (./. bij dagvaarding) heeft De Woningstichting onder andere het volgende aan [gedaagde partij] bericht:
"(…) Naar aanleiding van het gesprek dat u vorige week met [de heer A.] van de RIBW en ondergetekende had, bevestig ik hierbij de gemaakte afspraken:
- Alphons Ariëns laat huis en tuin schoonmaken door een professioneel bedrijf. Hiervoor wordt eerst een offerte gemaakt. De kosten die hieraan verbonden zijn, worden grotendeels door ons betaald op voorwaarde dat u professionele begeleiding accepteert in uw woonsituatie. Over de kosten die u sowieso dient te betalen, worden nog afspraken gemaakt (…) "
"(…)
- De RIBW bekijkt of ze u kunnen begeleiden. Hierover is uiterlijk 30 juni meer bekend.
- Als de RIBW de begeleiding op zich kan nemen zal dit waarschijnlijk voor een jaar zijn. In deze periode rapporteren ze aan Alphons Ariëns hoe het verloopt.
- Op het moment dat u zich niet aan afspraken houdt of niet uw medewerking verleent aan de begeleiding, zullen we alsnog de volledige kosten voor schoonmaak en tuin in rekening brengen (…) ".
- In haar brief van 12 juli 2005 (./. bij dagvaarding) heeft De Woningstichting onder meer het volgende aan [gedaagde partij] bericht:
"(…) Naar aanleiding van ons laatste gesprek op dinsdag 28 juni, meld ik u het volgende:
Het schoonmaken van uw huis gaat gebeuren of is reeds gebeurd. De woning wordt opgeknapt. Uw tuin wordt aangepakt, zowel voor als achter en de kosten hiervan worden deels aan u doorberekend. Hoewel wij in een eerder schrijven over € 500,00 hebben gesproken, blijkt dat dit niet in verhouding staat tot de kosten die wij moeten maken. Dit betekent dat u € 800,00 dient te voldoen en dat uw tuin en huis dan in orde zijn. Wij willen u er nogmaals op wijzen dat wij de volledige kosten aan u in rekening moeten brengen, als u niet meewerkt aan het zoeken naar een definitieve oplossing voor uw problemen.
U heeft aangegeven dat u uw medewerking zult verlenen (…)."
- In de brief van 30 augustus 2005 (./. bij dagvaarding) bevestigt mevrouw [B] van De Woningstichting aan [gedaagde partij] de met hem op diezelfde dag gemaakte afspraken over de praktische uitvoering van de schoonmaakwerkzaamheden in het huis en de tuin en het feit dat hij in elk geval € 800,00 (of als hij zelf ook nog wat doet aan opruimen) € 750,00 moet betalen. De Woningstichting heeft vervolgens ook de aangekondigde werkzaamheden in en rond het huis van [gedaagde partij] uitgevoerd.
- Dezelfde mevrouw [B] schrijft namens De Woningstichting op 24 november 2005 (./. bij dagvaarding) onder andere het volgende aan [gedaagde partij]:
Op 30 augustus heb ik een gesprek met u gehad, waarbij u akkoord ging met de door mij gestelde punten uit de brief van 30 augustus jongstleden.
Ik wil u er op wijzen dat u volgens de uitspraak van de rechter van eind mei 2005 verplicht was om het gehuurde in orde te maken. Op het moment dat bij controle door ons zou blijken dat ………….. (een deel van de zin is vervolgens onleesbaar/kantonrechter) ondernomen, zou Alphons Ariëns dit voor u regelen. Ik heb dit in overleg met u willen doen.
Wat betreft de renovatie was het zo dat de aannemer weigerde in uw woning te werken, omdat deze zo vervuild was, dat dit redelijkerwijs niet van hem geëist kon worden. Als u als weeskind was achtergebleven, was dit volledig aan u zelf te wijten. Pas na reiniging was de aannemer bereid werkzaamheden uit te voeren. Aangezien u zelf het toilet verwijderd had, waardoor er niet normaal gewoond kon worden in de woning, heb ik dit met u besproken en geregeld dat uw woning toch gerenoveerd kon worden. Normaal gesproken was uw woning in deze situatie overgeslagen en pas opgeknapt op het moment dat u vertrok of de woning had schoongemaakt (…) ".
"(…) Of u akkoord gaat of niet is uw eigen keuze. Ik heb duidelijk gesteld dat het niet akkoord gaan met begeleiding voor u de consequentie heeft dat u de volledige rekening van het schoonmaakwerk en tuinonderhoud dient te voldoen (…)".
""(…) Als u wel akkoord gaat met begeleiding, ontvangt u een rekening van € 750,00 en bespreken we hoe we deze begeleiding verder invullen. Ik wil u er nogmaals op wijzen, dat begeleiding niet inhoudt, dat er de hele dag iemand over uw schouder meekijkt. Het betekent wel dat u in staat bent om uw woning en uw leven uit de problemen te houden.
Ik neem volgende week dinsdagochtend 29 november contact met u op, om uw definitieve keuze te vernemen. Als u niet akkoord gaat met verdere begeleiding, zullen wij u de rekening ad € 5.000,00 toesturen (…)".
-[gedaagde partij] heeft verder niet gereageerd, was niet thuis toen mevrouw [B] op 29 november 2005 op huisbezoek kwam om een en ander te bespreken en heeft nadien te kennen gegeven geen begeleiding te willen accepteren.
- Ten tijde van de comparitie van partijen had [gedaagde partij], die net met de VUT was gegaan en daardoor minder inkomen ontving, een huurachterstand van vier maanden. Die achterstand heeft hij, zo blijkt uit de akte van De Woningstichting van 9 maart 2007, ingelopen.
3. De vordering en het verweer
De Woningstichting heeft na vermeerdering van eis gevorderd, zakelijk weergegeven, dat de kantonrechter de huurovereenkomst ontbindt en [gedaagde partij] veroordeelt tot ontruiming van het gehuurde, tot betaling van € 6.311,45 en betaling van de huur tot de datum van ontbinding en van een bedrag gelijk aan de huur vanaf de datum van ontbinding tot de datum van ontruiming van de woning, met veroordeling van [gedaagde partij] in de proceskosten. Zij heeft zich hiertoe beroepen op de vaststaande feiten en verder, samengevat, het volgende aangevoerd.
[gedaagde partij] heeft de na het vonnis van 20 mei 2005 gemaakte afspraken niet nagekomen. Hij heeft geweigerd begeleiding te accepteren van RIBW of maatschappelijk werk. Die begeleiding was nodig om ervoor te zorgen dat de woning niet weet ernstig verwaarloosd zou worden. [gedaagde partij] was met deze voorwaarde akkoord gegaan, maar uiteindelijk heeft hij toch zijn medewerking niet verleend. Hij dient daarom nu, zoals ook was afgesproken, de kosten van de schoonmaak- en opruimwerkzaamheden, zoals die in opdracht en voor rekening van Alphons Ariëns zijn uitgevoerd, te betalen.
Omdat hij geen enkele afspraak nakomt moet nu ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning plaats vinden. Het is volgens Alphons Ariëns ook weer een puinhoop in de tuin van [gedaagde partij] en de woning is nog niet voorzien van vloerbedekking en gordijnen.
[gedaagde partij] heeft verweer gevoerd. Op dit verweer gaat de kantonrechter hierna in.
4.1. [gedaagde partij] heeft aangevoerd dat de door De Woningstichting in en rond de gehuurde woning groot onderhoud betrof en er dus geen extra kosten zijn gemaakt door De Woningstichting.
4.2. Dat verweer faalt. Uit de hiervoor geciteerde brieven en uit de andere bijlagen blijkt dat de werkzaamheden het opruimen van rommel in de woning en de tuin van [gedaagde partij] betrof, het reinigen van die woning en het in orde brengen van schuttingen en erfscheiding. Allemaal zaken waarvoor [gedaagde partij] als huurder in beginsel zelf had moeten zorg dragen, maar wat hij kennelijk in vergaande mate nagelaten had te doen. [gedaagde partij] is vervolgens, zo blijkt ook uit het vonnis van 20 mei 2005, de gelegenheid geboden om zelf daarvoor te zorgen, maar hij heeft daar kennelijk geen gebruik van gemaakt. Los daarvan is [gedaagde partij] zelf met de in het vonnis van 20 mei 2005 vermelde regeling akkoord gegaan en kan hij daarop nu niet terugkomen.
4.3. Na het verstrijken van de in het vonnis aangeven termijn had De Woningstichting [gedaagde partij] in gebreke kunnen/moeten stellen, waarna zij na 14 dagen gerechtigd/gemachtigd was om de werkzaamheden op kosten van [gedaagde partij] te verrichten.
Nu blijkt uit niets dat De Woningstichting een dergelijke ingebrekestelling aan [gedaagde partij] heeft gestuurd. Het ontbreken daarvan kan [gedaagde partij] echter niet baten. In aanvulling op de eerdere afspraken zijn partijen, zo blijkt uit de correspondentie, nadere afspraken overeengekomen. Die hielden onder meer in, dat:
- De Woningstichting de werkzaamheden zou uitvoeren in plaats van [gedaagde partij]
- zij slechts een deel van de kosten (€ 800,00) aan [gedaagde partij] in rekening zou brengen onder de voorwaarde dat hij zich zou laten begeleiden bij, kort gezegd, het op orde brengen en houden van zijn dagelijkse leven en zijn woongedrag
- als [gedaagde partij] geen begeleiding zou accepteren, De Woningstichting de volledige kosten van de opruimwerkzaamheden aan hem in rekening zou brengen.
Voor zover [gedaagde partij] heeft willen betogen dat hij niet akkoord is gegaan met de voorwaarde van begeleiding verwerpt de kantonrechter dit betoog. Uit niets blijkt dat hij heeft geprotesteerd tegen de weergave van de afspraken, zoals die waren weergegeven door De Woningstichting in hun brieven aan [gedaagde partij] van 21 juni 2005 en 12 juli 2005. De kantonrechter neemt daarom aan dat hij inderdaad die voorwaarde heeft geaccepteerd, maar dat [gedaagde partij] in een later stadium de keuze heeft gemaakt zich niet aan de afgesproken voorwaarde te willen houden.
In dit verband overweegt de kantonrechter ambtshalve dat het De Woningstichting in de gegeven omstandigheden vrij stond de voorwaarde van het accepteren van begeleiding te verbinden aan haar bereidheid om de werkzaamheden te verrichten en grotendeels te betalen. Er was, zo kan uit de stukken worden afgeleid, sprake van ernstige verwaarlozing van het gehuurde en van, gezien de persoonlijke omstandigheden van [gedaagde partij] zoals die uit de stukken spreken, dreigende herhaling van die verwaarlozing. Daar waar De Woningstichting ook voor de eenvoudige weg van ingebrekestelling en het in rekening brengen van de kosten had kunnen kiezen, heeft zij gezien de moeilijke persoonlijke/sociale situatie van [gedaagde partij] echter er (terecht) voor gekozen om te proberen hem te helpen en -door het eisen van het accepteren van begeleiding- ervoor te zorgen dat het gehuurde voortaan in goede staat zou blijven verkeren. In het licht van alle omstandigheden en van de gerechtvaardigde belangen van De Woningstichting als verhuurster kan de gestelde voorwaarde niet als te vergaande inbreuk op de privacy van [gedaagde partij] worden beschouwd.
Nu vast staat dat [gedaagde partij] geen begeleiding heeft geaccepteerd en niet aan het totstandkomen van die begeleiding heeft willen meewerken, dient hij, overeenkomstig de gemaakte afspraken, de werkelijke kosten van het opruimen te betalen. De vordering van De Woningstichting (waarvan de omvang door [gedaagde partij] niet is bestreden) zal op dit punt daarom worden toegewezen, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten.
4.4. De gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde zullen worden afgewezen. De kantonrechter overweegt daartoe het volgende.
Uit de akte uitlating van De Woningstichting wordt niet voldoende duidelijk waarop zij deze vorderingen grondt. De Woningstichting beroept zich er enerzijds op dat het in de tuin van [gedaagde partij] nog steeds een puinhoop is en dat de woning nog niet voorzien is van vloerbedekking en gordijnen, en anderzijds dat [gedaagde partij] "geen enkele afspraak" (cursivering kantonrechter) nakomt.
Van de gestelde en door [gedaagde partij] betwiste puinhoop in de tuin heeft De Woningstichting geen enkel bewijs bijgebracht of aangeboden, terwijl het mogelijk ontbreken van vloerbedekking en gordijnen in het gehuurde zonder nadere toelichting, en die ontbreekt, geen toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [gedaagde partij] oplevert.
De stelling dat [gedaagde partij] "geen enkele afspraak" nakomt is te vaag om een toerekenbare tekortkoming te kunnen aannemen. Daar komt bij dat vast staat, De Woningstichting heeft dat zelf aangegeven, dat [gedaagde partij] de afspraak over het inlopen van de huurachterstand in elk geval wèl is nagekomen.
Voor het geval De Woningstichting met de stelling mocht doelen op het niet nakomen van de afspraken over het accepteren van begeleiding, is de kantonrechter van oordeel dat dat niet nakomen evenmin leidt tot een toerekenbare tekortkoming die tot ontbinding van de huurovereenkomst zou kunnen leiden. Tot de verplichtingen van een huurder uit hoofde van de huurovereenkomst of uit hoofde van goed huurderschap kan niet gerekend worden dat een huurder verplicht zou zijn om begeleiding van maatschappelijk werk te accepteren (hoe wenselijk die begeleiding ook zou zijn/is). Daar komt bij, dat De Woningstichting in haar brieven aan [gedaagde partij] ook niet het recht om te mogen blijven wonen in het gehuurde gekoppeld heeft aan het accepteren van die begeleiding. Zij heeft [gedaagde partij] evenmin gewaarschuwd dat, indien hij de begeleiding zou weigeren, De Woningstichting tot beëindiging van de huurovereenkomst zou overgaan.
4.5. Nu partijen over en weer in het ongelijk worden gesteld, zullen de kosten van de procedure worden gecompenseerd in die zin, dat partijen elk de eigen kosten moeten dragen.
De beslissing
veroordeelt [gedaagde partij] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan De Woningstichting te betalen het bedrag van € 6.311,45, vermeerderd met de wettelijke rente over € 5.230,96 vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat partijen elk de eigen kosten van de procedure moeten dragen;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. J.I.M.W. Bartelds en in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2007.