ECLI:NL:RBARN:2007:BB1903

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
13 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/559
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag rioolrecht voor grootverbruikers door [X] B.V. tegen de gemeente Ede

Op 13 juli 2007 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] B.V. en de heffingsambtenaar van de gemeente Ede over de hoogte van de aanslag rioolrecht voor grootverbruikers. De eiseres, [X] B.V., had bezwaar gemaakt tegen de aanslag die was opgelegd op basis van een afvoerend oppervlak van 5.450 m2, waartegen zij in beroep ging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanslag op 31 oktober 2006 was opgelegd en dat de aanslag op 22 december 2006 was verminderd tot € 4.345,09. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail beschreven, inclusief de argumenten van beide partijen over de berekening van het afvoerend oppervlak en de toepassing van de gemeentelijke verordening op rioolrechten. De rechtbank oordeelde dat het afvoerend oppervlak correct was vastgesteld op 4.950 m2, waarbij de brandgangen en grindvlakken buiten beschouwing werden gelaten. De rechtbank heeft ook de stelling van eiseres verworpen dat hemelwater niet als afvalwater moet worden aangemerkt, en heeft bevestigd dat de heffing van rioolrechten op basis van de gemeentelijke verordening rechtmatig was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en legde geen proceskostenveroordeling op.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 07/559
Uitspraakdatum: 13 juli 2007
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Ede, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft met dagtekening 31 oktober 2006 aan eiseres voor het jaar 2005 een aanslag (aanslagnummer [0000000]) rioolrecht voor grootverbruikers (gebruiker) opgelegd ten bedrage van € 4.968,57 (hierna: de aanslag).
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 22 december 2006 de aanslag verminderd tot € 4.345,09.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 18 januari 2007, ontvangen bij de rechtbank op
19 januari 2007, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juni 2007 te Arnhem.
Namens eiseres is daar verschenen [A]. Namens verweerder zijn verschenen
[B] en [C].
Eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en deze overgelegd aan de rechtbank en verweerder. De rechtbank rekent deze pleitnota tot de stukken van het geding.
Ter zitting is gelijktijdig het beroep van eiseres behandeld tegen de aanslag rioolrecht voor grootverbruikers (gebruiker) over het jaar 2004 (procedurenummer AWB 06/5867).
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
Eiseres is eigenaar en gebruiker van het bedrijfspand aan de [a-straat 1] te [Z].
Het kadastrale oppervlakte van dit perceel is 5.450 m2. Het dakoppervlak van de bedrijfsgebouwen is 2.361 m2.
Eiseres heeft een aangifte rioolrecht ingediend.
Verweerder heeft met dagtekening 31 oktober 2006 de aanslag opgelegd berekend naar
5.450 m2 afvoerend oppervlak en 2.225 m3 afgevoerd afvalwater.
Eiseres heeft op 31 oktober 2006 bezwaar gemaakt tegen de aanslag, welk bezwaarschrift door verweerder op 1 november 2006 is ontvangen.
Verweerder heeft op 22 december 2006 uitspraak op bezwaar gedaan en de aanslag verminderd tot € 4.345,09. Deze uitspraak bevat – voor zover relevant - de volgende passage:
“ (…)
Met dagtekening 31-10-2006 heb ik u de aanslag gemeentelijke belastingen 2005 met biljetnummer [0000000] toegestuurd. U heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag. In deze brief doe ik uitspraak op uw bezwaarschrift.
(…)
Het gemeentelijk rioleringsstelsel omvat meer dan alleen een samenhangend geheel van ondergrondse leidingen. Behalve die ondergrondse, gesloten leidingen maken ook open leidingen, watergangen, opvangputten, kolken, reservoirs, rioolgemalen en een drainagesysteem deel uit van het stelsel.
Al het afvoerend verhard oppervlak dat deze systemen belast wordt meegenomen in de berekening voor uw heffing.
De drainage in de rijweg en de waterpartijen in de omgeving zorgen voor een grondwaterstandverlaging in het gebied. Bij de ontwikkeling van het industrieterrein heeft de gemeente deze drainagemiddelen aangelegd om te voorkomen dat elke perceeleigenaar afzonderlijk maatregelen moet nemen.
In dit gebied is infiltratie van regenwater niet wenselijk, omdat het de drainagemiddelen belast. Het regenwater wat in de bodem infiltreert wordt via de drainage en/of singels weer afgevoerd. Dit geldt ook voor het regenwater van het dak van het hoofdgebouw dat via afgezaagde regenpijpen in de brandgangen stroomt. Dit dakoppervlak komt dus niet in aanmerking voor vermindering van de heffingsgrondslag.
De oppervlakten van de groenstroken rondom de parkeervakken en aan de zuid- en oostzijde van het gebouw worden in mindering gebracht op de oppervlakte. Dit geldt ook voor de grindvlakken bij de ingang van het kantoor. In totaal is dat 500 m2.”
Bij besluit van de gemeenteraad van de gemeente Ede van 16 december 2004 is de Verordening op de heffing en de invordering van rioolrechten 2005 (hierna: de Verordening) vastgesteld.
De Verordening luidt – voorzover van belang – als volgt:
“(…)
ARTIKEL 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
Voor de toepassing van deze verordening wordt:
a. onder gemeentelijke riolering mede begrepen:
- elk type openbaar rioleringsysteem, dat door of vanwege de gemeente is of wordt aangelegd, ongeacht de toegepaste techniek van inzameling en transport;
- het voor de openbare dienst bestemde gemeentewater;
- de Individuele Behandelingsvoorzieningen Afvalwater (IBA’s), die in het gemeentelijk rioleringsplan zijn voorzien.
b. onder afvalwater verstaan, water en stoffen die worden afgevoerd via de gemeentelijke
riolering;
c. onder eigendom verstaan, een roerende of een onroerende zaak;
(…)
e. onder afvoerend oppervlak verstaan, de bebouwde en de verharde oppervlakte van het eigendom.
ARTIKEL 2 BELASTBAAR FEIT EN BELASTINGPLICHT
1. Onder de naam "rioolrechten" worden geheven:
a. een recht van degene die bij begin van het belastingjaar het genot krachtens eigendom,
bezit of beperkt recht van een eigendom dat direct of indirect is aangesloten op de
gemeentelijke riolering, en
(…)
c. een recht van de gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd en dat niet tot bewoning dient, zoals een bedrijf, een instelling en een onderneming.
(…)
ARTIKEL 4 MAATSTAF VAN HEFFING
1. Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a en b, wordt geheven per
eigendom.
2. Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, wordt geheven per eigendom,
naar:
a. het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het eigendom wordt afgevoerd en;
b. de grootte van het afvoerend oppervlak van het eigendom.
(…)”
3. Geschil
In geschil is de hoogte van de aanslag. Meer in het bijzonder gaat om de vraag hoeveel vierkante meter afvoerend oppervlak in aanmerking moet worden genomen.
Tussen partijen is niet in geschil het aantal kubieke meter afvalwater dat door eiseres is afgevoerd.
4. Beoordeling van het geschil
Eiseres heeft gesteld dat het afvoerend oppervlak dient te worden gesteld op 2.587 m2. Verweerder daarentegen stelt dat het afvoerend oppervlak 4.950 m2 is. Verweerder is daarbij uitgegaan van de totale kadastrale oppervlakte van 5.450 m2 waarop hij 500 m2 in mindering heeft gebracht voor de onverharde groenstroken (brandgangen) en grindvlakken.
Naar het oordeel van de rechtbank dient het afvoerend oppervlak op grond van artikel 1, letter e in combinatie met artikel 2, eerste lid, letter c en artikel 4, tweede lid, van de Verordening te worden gesteld op 4.950 m2. Onder afvoerend oppervlak wordt blijkens de Verordening verstaan de bebouwde en de verharde oppervlakte van het eigendom. Daartoe behoren dus zowel de bedrijfsgebouwen als de verharde oppervlakten van het perceel. Verweerder heeft de brandgangen en grindvlakken, die niet zijn bebouwd of verhard, daarbij terecht buiten beschouwing gelaten. Verweerder heeft derhalve het juiste aantal vierkante meters in aanmerking genomen.
Eiseres heeft aangevoerd dat hemelwater niet dient te worden aangemerkt als afvalwater. Deze stelling van eiseres is onjuist, aangezien op grond van artikel 1, onder b, van de Verordening onder afvalwater wordt begrepen water en stoffen die worden afgevoerd via de gemeentelijke riolering. Hemelwater dat wordt afgevoerd via de gemeentelijke riolering, is derhalve voor toepassing van de Verordening aan te merken als afvalwater.
Eiseres heeft ook betwist dat hemelwater wordt afgevoerd via de gemeentelijke riolering. Eiseres heeft aangegeven dat zij ongeveer de helft van de hemelwaterafvoerpijpen heeft afgekoppeld van het gemeentelijk riool. Deze hemelwaterafvoerpijpen lozen op de brandgangen. Dit brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat het hemelwater dat via de overige hemelwaterafvoerpijpen wordt geloosd, wel via het gemeentelijk riool wordt afgevoerd. Bovendien acht de rechtbank het aannemelijk op grond van de overtuigende verklaring van verweerder ter zitting, dat ook het regenwater dat via de afgekoppelde hemelwaterafvoerpijpen wordt geloosd op de brandgangen, op enigerlei wijze tenminste gedeeltelijk via het riool wordt afgevoerd middels drainagesystemen, watergangen, opvangputten, kolken, reservoirs e.d.
De stelling van eiseres dat verweerder enkel bij de aanleg van het rioolstelsel rioolrecht mag heffen en niet ten behoeve van het onderhoud van het rioolstelsel, faalt. Het is vaste jurisprudentie dat verweerder door middel van rioolrechten de aan het gemeentelijke rioleringsstelsel verbonden lasten mag verhalen op diegenen die, vanwege een aansluiting op de gemeentelijke riolering, daarvan het gebruik en/of het genot hebben (onder andere Hoge Raad 24 september 2004, nr. 36 874, LJN: AF7511).
Eiseres heeft tot slot nog gesteld dat zij het regenwater van het dak loost op de brandgangen om het grondwaterpeil voldoende hoog te houden, om zo verdroging tegen te gaan. Zij stelt aldus juist goed te handelen, zodat het niet redelijk is hiervoor rioolrechten te heffen. Verweerder heeft de stelling van eiseres echter bestreden en gesteld dat het juist de bedoeling is om het grondwaterpeil van het industrieterrein waar eiseres is gevestigd, middels een drainagesysteem dat uitkomt op het riool, laag te houden. Verweerder heeft door middel van het drainagesysteem juist willen voorkomen dat iedere perceeleigenaar zelf maatregelen diende te nemen om de gevolgen van de hoge grondwaterstand te beperken. Van verdroging is in het onderhavige geval geen sprake. In het licht van deze toelichting van verweerder, ziet de rechtbank geen aanleiding om het heffen van rioolrecht over hemelwater-oppervlak dat van het riool is afgekoppeld, onredelijk te achten. Bovendien is niet aan de rechtbank om de redelijkheid van de Verordening te beoordelen, tenzij er sprake is van willekeurige en onredelijke belastingheffing waarop de wetgever het oog niet kan hebben gehad. Daarvan is in de onderhavige procedure naar het oordeel van de rechtbank echter geen sprake.
Uit het bovenstaande vloeit voort dat eiseres direct of indirect het hemelwater afvoert op het gemeentelijk riool en dat dit op grond van artikel 2, eerste lid, onder c, van de Verordening een belastbaar feit vormt voor de heffing van rioolrechten.
Het rioolrecht wordt op grond van artikel 4, tweede lid, onder b, van de Verordening geheven naar de grootte van het afvoerend oppervlak, dat wil zeggen de bebouwde en verharde oppervlakte. Eiseres heeft het aantal vierkante meter dat verweerder heeft berekend, uiteindelijk niet meer betwist, zodat de rechtbank van de juistheid daarvan uitgaat.
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 13 juli 2007
en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. F.M. Smit, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.H. Gudden, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.