ECLI:NL:RBARN:2007:BB1632

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
27 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
148718
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de burgerlijke rechter in geschillen tussen advocaat en cliënt

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem werd behandeld, ging het om een geschil tussen de maatschap Ross Advocaten en Arjatex Vastgoed B.V. De procedure begon met een dagvaarding waarin Ross betaling vorderde van declaraties die aan Arjatex in rekening waren gebracht, ter hoogte van € 26.447,68, vermeerderd met rente en kosten. Arjatex voerde aan dat de rechtbank onbevoegd was om van het geschil kennis te nemen, omdat het zou gaan om een kwestie die onder de bijzondere rechtsgang van artikel 32 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken (WTBZ) viel. Dit artikel bepaalt dat geschillen over de hoogte van declaraties van advocaten door de Raad van Toezicht moeten worden behandeld.

De rechtbank heeft de vordering van Arjatex tot onbevoegdverklaring afgewezen. De rechter oordeelde dat de burgerlijke rechter bevoegd is om kennis te nemen van geschillen tussen een advocaat en zijn cliënt, voor zover het geschil niet uitsluitend over de hoogte van de declaratie gaat. In dit geval voerde Arjatex verweren aan die niet alleen betrekking hadden op de hoogte van de declaratie, zoals beroepsfouten van Ross en een betalingsafspraak. Hierdoor was de rechtbank van mening dat zij bevoegd was om het geschil te behandelen.

De rechtbank heeft vervolgens bepaald dat de zaak op de rol zou komen voor conclusie van antwoord op 8 augustus 2007. Arjatex werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het incident, die aan de zijde van Ross tot dat moment waren begroot op € 579,00. Het vonnis werd uitgesproken door mr. F.J. de Vries op 27 juni 2007.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 148718 / HA ZA 06-2111
Vonnis in incident van 27 juni 2007
in de zaak van
de maatschap
DE MAATSCHAP ROSS ADVOCATEN,
gevestigd te Zevenaar,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
procureur mr. R.H. van de Beeten,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ARJATEX VASTGOED B.V.,
gevestigd te Westervoort,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
procureur mr. F.J. Boom,
advocaat mr. Th.J.H.M. Linssen te Tilburg.
Partijen zullen hierna Ross en Arjatex genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring
- de incidentele conclusie van antwoord
- de akte houdende wijziging van eis van Ross.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling in het incident
2.1. Arjatex vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. Ross voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.2. De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering moet worden afgewezen, omdat de aangevoerde gronden die vordering niet kunnen dragen.
2.3. Ross heeft aanvankelijk betaling van door haar aan Arjatex in rekening gebrachte declaraties van in totaal € 26.447,68 gevorderd, vermeerderd met rente en kosten. Nadat Arjatex een beroep op onbevoegdheid van de rechtbank had gedaan in verband met de bijzondere rechtsgang die de begrotingsprocedure bij de Raad van Toezicht vormt op grond van art. 32 WTBZ, heeft Ross het beroep op onbevoegdheid betwist en haar eis aldus gewijzigd, dat zij een verklaring voor recht vordert inhoudende kort gezegd, dat zij niet is tekortgeschoten in de dienstverlening aan Arjatex en voorts primair betaling van € 26.447,68, subsidiair een voorschot van € 15.000,-, vermeerderd met rente en kosten.
2.4. De burgerlijke rechter is bevoegd kennis te nemen van geschillen tussen een advocaat en zijn cliënt, voor zover het geschil niet gaat over de hoogte van de declaratie. In dat geval moet de bijzondere rechtsgang van art. 32 WTBZ worden gevolgd en is de burgerlijke rechter onbevoegd. Blijkens de weergave van het verweer door Ross in de dagvaarding en de incidentele conclusie houdende onbevoegdheid voert Arjatex een aantal verweren tegen de vordering van Ross die niet zozeer met de hoogte van de declaratie te maken hebben. Zij stelt onder meer dat Ross beroepsfouten heeft gemaakt en dat een betalingsafspraak was gemaakt dat Arjatex voorlopig nog niet behoefde te betalen. Deze aspecten van het geschil tussen partijen moeten door de burgerlijke rechter worden beoordeeld, zodat de rechtbank in zoverre bevoegd is van het geschil kennis te nemen. Voor zover partijen twisten over de hoogte van de declaratie, is de Raad van Toezicht bevoegd (zie hof Arnhem 4 oktober 2005, NJF 2006, 53). Dit betekent dat de rechtbank zich niet onbevoegd zal verklaren van het geschil kennis te nemen. De incidentele vordering zal worden afgewezen.
2.5. Arjatex zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.
3. De beslissing
De rechtbank
in het incident
3.1. wijst het gevorderde af,
3.2. veroordeelt Arjatex in de kosten van het incident, aan de zijde van Ross tot op heden begroot op EUR 579,00,
in de hoofdzaak
3.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 8 augustus 2007 voor conclusie van antwoord. Desgewenst kan Arjatex dan reageren op de wijziging van eis door Ross.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. de Vries en in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2007.