ECLI:NL:RBARN:2007:BB1599

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
27 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
121202/128997
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake terugbetaling van een achtergestelde lening met voorschotbetaling

In deze zaak, die voorlag bij de Rechtbank Arnhem, is op 27 juni 2007 een tussenvonnis uitgesproken in een bodemprocedure met betrekking tot de terugbetaling van een achtergestelde lening. De eiseres, R.T.B. Beheer Groep B.V., heeft een vordering ingesteld tegen meerdere gedaagden, waaronder Beheer B.V. en Stichting Administratiekantoor Beheer. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 21 februari 2007 overwogen dat de vordering tot terugbetaling van de achtergestelde lening en de verschuldigde rente voor toewijzing gereed ligt. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen zijn overeengekomen dat een beroep op opschorting en verrekening met die bedragen is uitgesloten. Dit betekent dat de eiseres, RTB, recht heeft op betaling van de betreffende bedragen door de gedaagden.

In het incident dat aan de rechtbank is voorgelegd, heeft RTB verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, bestaande uit een veroordeling tot betaling van een voorschot van EUR 210.717,60, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft geoordeeld dat RTB voldoende processueel belang heeft bij deze incidentele vordering, aangezien deze samenhangt met de hoofdvordering. De rechtbank heeft de gedaagden veroordeeld tot betaling van een voorschot van EUR 181.478,42, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de beslissing over de kosten van het incident aangehouden.

De rechtbank heeft verder bepaald dat als partijen het niet eens worden over de benoeming van een deskundige, zij zelf tot benoeming zal overgaan. De zaak is aangehouden in afwachting van een deskundigenbericht in een andere procedure. De rechtbank heeft de partijen de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de benoeming van de deskundige en de vragen die aan deze voorgelegd moeten worden. Het vonnis is uitgesproken door mr. M.J. Blaisse en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
Vonnis van 27 juni 2007
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 121202 / HA ZA 04-2309 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
R.T.B. BEHEER GROEP B.V.,
gevestigd te Woudenberg,
eiseres,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. C.A. Segaar te Utrecht,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde/eiseres in conventie in gevoegde zaak] BEHEER B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
2. de stichting
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR [gedaagde/eiseres in conventie in gevoegde zaak] BEHEER,
gevestigd te [woonplaats],
3. [voornamen] [gedaagde/eiseres in conventie in gevoegde zaak],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
procureur mr. P.M. Wilmink,
advocaat mr. W.H.A. Buiting te Doetinchem,
en in de gevoegde zaak met zaaknummer / rolnummer 128997 / HA ZA 05-1254 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde/eiseres in conventie in gevoegde zaak] BEHEER B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. P.M. Wilmink,
advocaat mr. W.H.A. Buiting te Doetinchem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RTB BEHEER GROEP B.V.,
gevestigd te Woudenberg,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. C.A. Segaar te Utrecht.
Partijen zullen hierna RTB, [gedaagde/eiseres in conventie in gevoegde zaak] Beheer, St. Ak en [voornaam] [gedaagde/eiseres in conventie in gevoegde zaak] worden genoemd. De laatste drie partijen worden gezamenlijk ook aangeduid als [gedaagde/eiseres in conventie in gevoegde zaak] c.s.
1. De procedure in de zaken 04-2309 en 05-1254
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 februari 2007
- de akte uitlatingen van RTB van 18 april 2007
- de incidentele conclusie tot het treffen van een voorziening ex art. 223 Rv van [gedaagde/eiseres in conventie in gevoegde zaak] eveneens van 18 april 2007
- de incidentele conclusie van antwoord van RTB met één productie van 9 mei 2007
- de antwoordakte van RTB van 30 mei 2007.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald zowel in de hoofdzaak als in het incident.
2. De beoordeling in het incident (in de zaak 05-1254)
2.1. In haar tussenvonnis van 21 februari 2007 heeft de rechtbank overwogen dat de vordering tot terugbetaling van de achtergestelde lening en de inmiddels verschuldigde contractuele rente voor toewijzing gereed ligt (r.o. 2.24) en dat partijen zijn overeengekomen dat een beroep op opschorting en verrekening met die bedragen is uitgesloten (r.o. 2.27). De rechtbank heeft daaraan de conclusie verbonden dat RTB tot betaling van de betreffende bedragen is gehouden. RTB vordert nu dat de rechtbank een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding, bestaande uit een veroordeling tot betaling van een bedrag van EUR 210.717,60 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis tot aan de dag van volledige voldoening.
2.2. RTB heeft voldoende processueel belang bij de incidentele vordering. De gevraagde voorlopige voorziening hangt samen met de hoofdvordering en is gericht op een voorziening die voor de duur van de aanhangige bodemprocedure kan worden gegeven. Beoordeeld moet dus worden of een afweging van de materiële belangen van partijen de gevorderde ordemaatregel rechtvaardigt. Bij een voorziening in de vorm van betaling van een geldsom is dat in verband met het restitutierisico meestal alleen het geval indien de vordering tot het beloop van het gevorderde voorschot reeds voldoende vaststaat dan wel op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld. Die situatie doet zich hier voor, de vordering staat immers vast. Het belang van [gedaagde/eiseres in conventie in gevoegde zaak] Beheer bij toewijzing van een bedrag waarvan niet meer ter discussie staat dat zij daarop aanspraak kan maken, behoeft geen nadere toelichting.
2.3. RTB voert verweer tegen de incidentiele vordering. Zij stelt dat de vordering moet worden afgewezen omdat de achtergestelde lening van [gedaagde/eiseres in conventie in gevoegde zaak] Beheer niet opeisbaar is. Zij legt ter toelichting op die stelling een overeenkomst van achterstelling over van 28 mei 2004 tussen onder meer Rabobank (althans onderdelen van het Rabo-concern), RTB en [gedaagde/eiseres in conventie in gevoegde zaak] Beheer. Op grond van die overeenkomst heeft [gedaagde/eiseres in conventie in gevoegde zaak] Beheer zich onder meer verbonden om haar vordering uit hoofde van de (achtergestelde) geldlening aan RTB achter te stellen bij vorderingen van Rabobank op RTB. [gedaagde/eiseres in conventie in gevoegde zaak] Beheer heeft in haar reactie op dit verweer gesteld dat de afspraken met Rabobank niet in de weg staan aan opeising van de lening in geval van niet-nakoming door RTB, welke situatie zich heeft voorgedaan. Zij voert voorts aan dat de rechtbank in haar tussenvonnis van 21 februari 2007 een bindende eindbeslissing heeft gegeven waarop zij in het kader van deze procedure niet meer kan terugkomen.
2.4. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de afspraken met Rabobank in het midden blijven. RTB heeft deze afspraken niet eerder in deze procedure aan de orde gesteld en deze hebben dus geen onderdeel uit gemaakt van de discussie tussen partijen. De rechtbank heeft op basis van de argumenten die partijen wel hebben gewisseld een oordeel gegeven. Dat is bindend en daarop komt de rechtbank niet meer terug. De eventuele afspraken met Rabobank kunnen daaraan in dit stadium niet meer afdoen.
2.5. RTB heeft de berekening van [gedaagde/eiseres in conventie in gevoegde zaak] Beheer van de t/m april 2007 vervallen rente over de achtergestelde lening niet betwist zodat deze tezamen met het bedrag van de lening zelf kan worden toegewezen. Daarmee ligt nu – bij wege van provisionele voorziening voor toewijzing gereed een bedrag van EUR 181.478,42, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis tot aan de dag van volledige voldoening.
2.6. De rechtbank zal het meer gevorderde afwijzen. Ter zake van de andere posten waarvan [gedaagde/eiseres in conventie in gevoegde zaak] Beheer nu bij wege van provisionele vordering betaling vraagt, heeft de rechtbank, anders dan bij de achtergestelde lening, niet vastgesteld dat van opschorting en verrekening geen sprake kan zijn. Toewijzing van deze bedragen kan pas aan de orde zijn nadat duidelijk is wat de uitkomst is van de andere procedure en in hoeverre een beroep op opschorting en/of verrekening slaagt. In zoverre zal de vordering van [gedaagde/eiseres in conventie in gevoegde zaak] Beheer worden afgewezen.
2.7. De rechtbank zal de beslissing over de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.
in de hoofdzaak (05-1254)
2.8. De rechtbank houdt in afwachting van een deskundigenbericht in de andere zaak iedere verdere beslissing aan.
in de hoofdzaak (04-2309)
2.9. Partijen zijn, zoals blijkt uit het gestelde in hun akten, het eens over de benoeming van een accountant van KPMG als deskundige ter beoordeling van het gestelde en gevorderde in verband met de verloning. De rechtbank heeft in haar tussenvonnis van 21 februari 2007 partijen gevraagd het ook eens te worden over een persoon en voorts, in overleg met die persoon te komen tot een formulering van de vragen die beantwoording behoeven. [gedaagde/eiseres in conventie in gevoegde zaak] Beheer heeft in haar akte van 18 april 2007 en dat verband de naam van de heer W.J.F.M. Nass genoemd en aangegeven nader overleg te wensen tussen partijen over de vraagstelling.
2.10. Uit de reactie de reactie van RTB kan de rechtbank echter niet afleiden dat partijen het al eens zijn over de benoeming van de heer Nass en evenmin dat met hem al overleg heeft plaatsgevonden over de vraagstelling. De rechtbank zal partijen gelegenheid geven dat als nog te doen en de rechtbank over de uitkomsten daarvan te berichten. De rechtbank zal de procedure daartoe op de rol plaatsen zodat partijen zich bij akte kunnen uitlaten.
2.11. De rechtbank voegt daaraan toe dat als partijen het niet binnen de gestelde tijd eens worden over de persoon van de deskundige en/of de vraagstelling, de rechtbank zelf tot benoeming zal overgaan en zelf de te beantwoorden vragen zal formuleren.
2.12. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
3. De beslissing
De rechtbank
in het incident (05-1254)
3.1. veroordeelt [gedaagde/eiseres in conventie in gevoegde zaak] Beheer voor de duur van het geding tot betaling van een voorschot van EUR 181.478,42 (honderdeenentachtigduizend vierhonderdachtenzeventig euro en tweeënveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.2. verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
3.3. houdt de beslissing over de kosten van het incident aan,
in de hoofdzaak (04-2309)
3.4. verwijst de procedure naar de rol van 25 juli 2007 voor uitlating aan beide zijden gelijktijdig over de persoon van de te benoemen deskundige en de aan deze voor te leggen vragen,
in de hoofdzaken 04-2309 en 05-1254
3.5. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Blaisse en in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2007.