ECLI:NL:RBARN:2007:BB1130

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
3 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 06-3331
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fiscale eenheid en werkelijke leiding van vennootschappen in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 3 augustus 2007 uitspraak gedaan in een geschil over de fiscale eenheid voor de omzetbelasting. Eiseres, [X. B.V. c.s.], heeft beroep ingesteld tegen een beschikking van de inspecteur van de Belastingdienst, waarin werd bepaald dat [A.B.V.] met haar dochtervennootschappen [B-B.V.] en [C-B.V.] als één ondernemer in de zin van artikel 7, lid 4, van de Wet op de Omzetbelasting 1968 (Wet OB) worden aangemerkt. De rechtbank heeft de vraag behandeld of de vennootschappen [B. USA], [C. USA] en [D-B.V.] terecht niet zijn opgenomen in deze fiscale eenheid.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de werkelijke leiding van de vennootschappen niet in Nederland is gevestigd. Eiseres voerde aan dat de algemene lijn van de vennootschappen vanuit Nederland wordt gecontroleerd door het algemeen bestuur van het concern. De rechtbank oordeelde echter dat de feitelijke werkzaamheden van de vennootschappen in de Verenigde Staten worden uitgevoerd en dat de dagelijkse leiding daar aanwezig is. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet heeft aangetoond dat de werkelijke leiding van de vennootschappen in Nederland is gelegen.

De rechtbank heeft ook het beroep op het vertrouwensbeginsel van eiseres verworpen, omdat de enkele toekenning van een Nederlands BTW-nummer en het uitreiken van een aangiftebiljet niet voldoende zijn om te concluderen dat de vennootschappen in Nederland zijn gevestigd. Gelet op deze overwegingen heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en de beschikking van de inspecteur bevestigd. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de rechters A.J.H. van Suilen, I. Linssen en M.J.R. Kuyt, met mr. L.A. Aalbersberg als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/3331 OB
Uitspraakdatum: 3 augustus 2007.
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X. B.V. c.s.]., gevestigd te [Z], eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/[P], verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft op 13 oktober 2005 een beschikking gegeven, inhoudende dat [A.B.V.] met haar twee dochtervennootschappen [B-B.V.] en [C-B.V.] als één ondernemer in de zin van artikel 7, lid 4, van de Wet op de Omzetbelasting 1968 (Wet OB) worden aangemerkt.
Het tegen deze beschikking gemaakte bezwaar is bij uitspraak van 28 april 2006 afgewezen.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 9 juni 2006, ontvangen bij de rechtbank op 9 juni 2006, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft vóór de zitting een pleitnota ingediend. Aan verweerder is een afschrift van de pleitnota verstrekt.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 mei 2007 te Arnhem.
Namens eiseres is verschenen [D]l (hierna: gemachtigde).
Namens verweerder zijn verschenen [E] en [F]
Ter zitting heeft verweerder een pleitnota overgelegd en voorgelezen.
Gemachtigde heeft ter zitting een afschrift van een e-mailbericht overgelegd. Verweerder heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt.
2. Feiten
[A.B.V.] (hierna: Holding) houdt alle aandelen in [B-B.V.] (hierna: [B-B.V.]), [C-B.V.] (hierna: [C-B.V.] en [D-B.V.] (hierna: [D-B.V.]).
[B-B.V.] houdt zich bezig met de verkoop van voedingssupplementen. [C-B.V.] geeft voorlichting aan potentiële afnemers van deze producten, en [D-B.V.] richt zich op onderzoek en ontwikkeling van de producten.
[B-B.V.] houdt sinds 10 januari 2005 alle aandelen in de per die datum opgerichte vennootschap [B. USA B.V.] (hierna: [B. USA]).
[B. USA] is opgericht naar Nederlands recht, is statutair gevestigd in [Z], en verricht uitsluitend (verkoop)activiteiten in de VS. Blijkens een uittreksel uit het handelsregister zijn [B-B.V.] en [Y] de zelfstandig bevoegde bestuurders. Laatstgenoemde is woonachtig in de VS.
[C-B.V.] houdt sinds 10 januari 2005 alle aandelen in de per die datum opgerichte vennootschap [C USA B.V.] (hierna: [C. USA]).
[C. USA] is opgericht naar Nederlands recht, is statutair gevestigd in [Z], en verricht uitsluitend (voorlichtings)activiteiten in de VS. Blijkens een uittreksel uit het handelsregister zijn [B B.V.] en [Y] de zelfstandig bevoegde bestuurders.
Op 6 april 2005 is verzocht om voor de omzetbelasting als fiscale eenheid te worden aangemerkt.
Verweerder heeft op 13 oktober 2005 een beschikking gegeven, inhoudende dat Holding, [B-B.V.] en [C-B.V.] als één ondernemer in de zin van artikel 7, lid 4, van de Wet OB worden aangemerkt. Ter zake van de vennootschappen [B. USA], [C. USA] en [D-B.V.] is het verzoek niet ingewilligd.
3. Geschil
In geschil is of [B. USA], [C. USA] en [D-B.V.] terecht niet zijn opgenomen in de fiscale eenheid. Het geschil spitst zich toe op de vraag of voornoemde vennootschappen in Nederland zijn gevestigd en zo ja, of er sprake is van economische verwevenheid.
De financiële en organisatorische verwevenheid is tussen parijen niet in geschil.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Artikel 7, lid 4, van de Wet OB schrijft voor dat lichamen die in Nederland zijn gevestigd dan wel aldaar een vaste inrichting hebben en die in financieel, organisatorisch en economisch opzicht zodanig zijn verweven dat zij een eenheid vormen, bij voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur als één ondernemer worden aangemerkt.
4.2. Partijen zijn in de eerste plaats verdeeld over het antwoord op de vraag of [B. USA], [C. USA] en [D-B.V.] in Nederland zijn gevestigd.
4.3. Voor de beantwoording van deze vraag acht de rechtbank van belang de plaats waar de werkelijke leiding van deze vennootschappen is gevestigd. Daarbij is van belang onder wiens leiding de kernactiviteiten van de vennootschappen worden uitgeoefend. Beslissend voor de plaats van de werkelijke leiding is derhalve niet de vraag of een aandeelhouder c.q. concernleiding in algemene zin sturingsbevoegd is ten aanzien van de vennootschap, maar of deze met betrekking tot de kernactiviteiten van de vennootschap zodanig sturend optreedt dat niet meer kan worden gezegd dat die kernactiviteiten door de vennootschap zelf, onder leiding van haar eigen bestuur, worden uitgeoefend. Dat de vennootschappen naar Nederlands recht zijn opgericht is van ondergeschikt belang.
4.4. Namens eiseres is erkend dat de vennootschappen [B. USA], [C. USA] en [D-B.V.] kapitaal en arbeid in de VS hebben en dat aldaar het dagelijks bestuur c.q. de directe leiding aanwezig is. De feitelijke werkzaamheden van de vennootschappen worden in de VS uitgeoefend. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt dan mee dat eiseres aannemelijk maakt dat de werkelijke leiding van de vennootschappen in Nederland is gelegen. Daartoe voert eiseres aan dat de algemene lijn die door deze vennootschappen wordt gevolgd, vanuit Nederland door het algemeen bestuur van Holding wordt uitgezet. Of het dagelijks bestuur van deze vennootschappen overeenkomt met deze algemene lijn wordt door Holding gecontroleerd en zonodig vindt bijsturing plaats.
4.5. Gelet op het hiervoor in 4.3 geformuleerde uitgangspunt acht de rechtbank eiseres, met haar stelling dat de algemene lijn door de concernleiding vanuit Nederland wordt gecontroleerd en zonodig wordt bijgestuurd, niet geslaagd in het bewijs dat de werkelijke leiding van de vennootschappen in Nederland is gelegen. De door eiseres gestelde activiteiten, bestaande in het aansturen van het concern, gaan naar het oordeel van de rechtbank de als normaal te beschouwen bemoeienis van de concernleiding niet te buiten. Derhalve kan niet worden gezegd dat de kernactiviteiten van de vennootschappen [B. USA], [C. USA] en [D-B.V.] vanuit de concernleiding in Nederland worden uitgeoefend.
4.6. Verder heeft de gemachtigde van eiseres ter zitting een uitdraai van een e-mailbericht overgelegd van 3 mei 2007 afkomstig van [G] werkzaam als controller bij [X-Bedrijven] te [V]. De inhoud van dit bericht wijst volgens eiseres erop dat de beslissingen vanuit Holding in Nederland zijn genomen. Dit e-mailbericht is gericht aan de gemachtigde en luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
“Zoals afgesproken onderstaand de bevestiging dat vanuit Nederland ([H] en [I], in overleg met [Y] is besloten om de productie, ontwikkeling en verkoop van fitnessproducten te beëindigen.
(…)
Overigens is dit in 2006 gebeurd op basis van een bredere bezuiniging waarbij de Directie in Nederland heeft besloten om:
(…)
• En ook de activiteiten in de USA te beperken tot vrijwel uitsluitend research werk.
De verkoopactiviteiten zijn bijna tot nul teruggebracht. Tevens is in het verlengde hiervan de huur van een deel van de gebouwen in USA beëindigd en zijn - helaas- medewerkers in USA ontslagen”.
4.7. De rechtbank is - anders dan eiseres - van oordeel dat uit het e-mailbericht niet zonder meer kan worden afgeleid dat de genoemde beslissingen - terugbrengen verkoopactiviteiten in VS , huur beëindigen en personeel ontslaan - door Holding vanuit Nederland zijn genomen en als zodanig zijn gericht aan de vennootschappen [C. USA], [B. USA] en [D-B.V.]. Ook de gemachtigde heeft ter zitting niet meer duidelijkheid hieromtrent kunnen verschaffen. Verder heeft de gemachtigde ter zitting verklaard dat de activiteiten van [C. USA] en [B. USA] niet zijn beëindigd, zodat er temeer twijfel bestaat aan de door eiseres gegeven uitleg van het e-mailbericht.
4.8. De rechtbank komt derhalve tot het oordeel dat de werkelijke leiding van de vennootschappen [C. USA], [B. USA] en [D-B.V.] niet vanuit Nederland heeft plaatsgevonden.
4.9. Voor zover eiseres een beroep heeft gedaan op het vertrouwensbeginsel merkt de rechtbank op dat de omstandigheden dat aan de vennootschappen [C. USA], [B. USA] en [D-B.V.] een Nederlands BTW-nummer is toegekend en een aangiftebiljet omzetbelasting is uitgereikt, onvoldoende zijn om daaraan het in rechte te beschermen vertrouwen te ontlenen dat deze vennootschappen zijn aan te merken als lichamen die in Nederland zijn gevestigd.
4.10. Nu de vennootschappen niet in Nederland zijn gevestigd, komt de rechtbank niet toe aan de beantwoording van de vraag of er sprake is van economische verwevenheid.
4.11. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder terecht de vennootschappen [B. USA], [C. USA] en [D-B.V.] niet in de fiscale eenheid opgenomen.
Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A.J.H. van Suilen, voorzitter, mr. I. Linssen en mr. M.J.R. Kuyt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.A. Aalbersberg, griffier, op 3 augustus 2007. .
de griffier, de voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.