ECLI:NL:RBARN:2007:BB1054

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
20 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/2453
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling subsidieaanvraag Digital Film Center Europe B.V. door de provincie Gelderland

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 20 juli 2007 uitspraak gedaan in het geschil tussen Digital Film Center Europe B.V. en het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland over de weigering van een subsidieaanvraag. Eiseres had op 30 september 2003 een subsidie aangevraagd voor haar project Beeldbibliotheek Arnhem, maar deze aanvraag werd op 12 maart 2004 geweigerd. Het College van Gedeputeerde Staten verklaarde het bezwaar van eiseres gegrond, maar handhaafde de weigering van de subsidie. Eiseres was van mening dat haar project voldeed aan de gestelde criteria en dat er geen volledige heroverweging had plaatsgevonden in de bezwaarfase. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd hoe de aanvraag van eiseres scoorde ten opzichte van andere aanvragen. De rechtbank stelde vast dat de motivering van het bestreden besluit niet toetsbaar was en verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Tevens werd bepaald dat de provincie Gelderland het door eiseres betaalde griffierecht diende te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
Registratienummer: AWB 05/2453
Uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
Digital Film Center Europe B.V., eiseres,
gevestigd te Arnhem,
en
het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 31 mei 2005, verzonden 9 juni 2005.
2. Procesverloop
Op 30 september 2003 heeft eiseres bij verweerder een subsidie aangevraagd.
Bij besluit van 12 maart 2004, verzonden 17 maart 2004, heeft verweerder de subsidie geweigerd.
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het hiertegen ingediende bezwaar gegrond verklaard in die zin dat de motivering van het besluit is gewijzigd. Voor het overige is de weigering van de subsidie gehandhaafd.
Tegen dit besluit is bezwaar gemaakt. Verweerder heeft dit bezwaar op 4 juli 2005 ter behandeling als beroep doorgezonden naar de rechtbank. Door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 16 maart 2007. Namens eiseres is aldaar de heer drs. F.M. Kolvenbach verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mevrouw mr. drs. M. Koopmans-Meijer en de heer Nieuwenhuizen.
3. Overwegingen
Verweerder heeft aan het besluit ten grondslag gelegd dat het project van eiseres in vergelijking met de andere projecten te laag scoort om voor subsidie in aanmerking te komen nu haar project niet voldoet aan drie van de vijf gestelde criteria. Het project leidt volgens verweerder namelijk niet tot terugdringing van de bureaucratie, noch tot het verbeteren van publieke dienstverlening en de kwaliteit van het overheidsfunctioneren dan wel het vergroten van de keuzevrijheid van burgers en bedrijven.
Eiseres stelt zich kort gezegd op het standpunt dat haar project voldoet aan de drie genoemde criteria. Daarnaast is zij van mening dat er bij het besluit op bezwaar geen volledige heroverweging heeft plaatsgevonden. Tenslotte stelt zij dat er geen objectieve motivering aan het besluit ten grondslag ligt.
Wettelijk kader
Op grond van artikel 1.4, eerste lid, van de Algemene subsidieverordening Gelderland 1998 (AsG) stelt het provinciaal bestuur een subsidieplafond vast en geeft daarbij aan hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld, voor zover bij wettelijk voorschrift niet in de wijze van verdeling is voorzien. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat Gedeputeerde Staten bevoegd zijn tot het vaststellen van het subsidieplafond voor zover hun de bevoegdheid toekomt tot verstrekking van de subsidies waarop het plafond betrekking heeft.
Op grond van artikel 1.5, eerste lid, van de AsG krijgen, indien een datum is aangewezen waarvoor aanvragen van subsidie moeten worden ingediend, bij de verdeling van het beschikbare bedrag die activiteiten voorrang die het meeste overeenstemmen met het doel waarvoor dat bedrag ter beschikking is gesteld.
Op grond van artikel 1.2 van de Subsidieregeling Informatie en Communicatie Technologie (hierna: de subsidieregeling) zijn Gedeputeerde Staten bevoegd tot verstrekking van subsidie als bedoeld in deze regeling.
In artikel 1.3 van de subsidieregeling is bepaald dat subsidie uitsluitend wordt verstrekt indien door de aanvrager of anderen voor minimaal 50 % wordt bijgedragen in de kosten van de betreffende activiteiten en voor activiteiten die zien op de integratie van ICT in de samenleving, de ontwikkeling van E-government, of de integratie van ICT in de verschillende provinciale beleidsterreinen.
Op grond van artikel 1.4 van de subsidieregeling geldt in aanvulling op artikel 1.5, eerste lid, van de AsG bij de prioriteitsstelling de mate waarin de activiteiten:
a. een bovenlokale uitstraling hebben;
b. vernieuwend zijn;
c. leiden tot het terugdringen van bureaucratie;
d. leiden tot het verbeteren van publieke dienstverlening en de kwaliteit van het overheidsfunctioneren, en
e. leiden tot het vergroten van de keuzevrijheid van burgers en bedrijven.
Vaststelling van de feiten
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiseres heeft voor haar project Beeldbibliotheek Arnhem een subsidie aangevraagd van € 100.000 voor het jaar 2004. Verweerder heeft op grond van de subsidieregeling voor 2004 een bedrag van in totaal maximaal € 2 miljoen beschikbaar gesteld. Hij hanteert hierbij het tendersysteem. In dit geval komt dat erop neer dat het beschikbare subsidiebedrag wordt verdeeld over de aanvragen die voldoen aan de formele criteria van artikel 1.3 en die vervolgens het hoogst scoren op de in artikel 1.4 van de subsidieregeling geformuleerde prioriteiten.
Overwegingen
De rechtbank overweegt vooraleerst dat uit de hierboven vermelde bepalingen van de AsG gelezen in samenhang met de hier gemelde bepalingen van de subsidieregeling volgt dat verweerder een grote mate van beoordelingsvrijheid toekomt ten aanzien van de vraag welke projecten wel en welke niet voor subsidiëring in aanmerking komen. Dit in aanmerking genomen dient de rechtbank bij de beoordeling van de vraag of het bestreden besluit de rechterlijke toets kan doorstaan de nodige terughoudendheid te betrachten.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres niet aan drie van de vijf in artikel 1.4 van de subsidieregeling genoemde prioriteiten voldoet.
De rechtbank constateert dat de Beeldbibliotheek Arnhem geen betrekking heeft op een administratief proces zodat alleen daarom al geen sprake kan zijn van toepasselijkheid van de prioriteiten genoemd onder artikel 1.4, aanhef, en onder c (terugdringen van bureaucratie) en d (verbeteren van publieke dienstverlening en kwaliteit van het overheidsfunctioneren). Gelet op de toelichting ziet prioriteit e (vergroten van keuzevrijheid van burgers en bedrijven) op de mogelijkheid burgers en bedrijven met behulp van ICT inzicht te bieden in de verschillen in prijs en kwaliteit tussen de aanbieders van zaken of diensten. Bij het project van eiseres is dit op geen enkele wijze aan de orde nu dit ziet op het ontsluiten van een grote hoeveelheid filmmateriaal dat vervolgens verrijkt met extra informatie wordt aangeboden.
Voorts heeft eiseres gesteld dat er in de bezwaarfase geen volledige heroverweging heeft plaatsgevonden. Zij doelt hiermee volgens haar beroepschrift op het feit dat er geen overzicht is waarin de score van haar aanvraag wordt afgezet tegen de scores van de andere aanvragen. Deze grond treft doel. Zoals verweerder in het bestreden besluit aangeeft, worden bij een tender alle aanvragen tegen elkaar afgewogen. Of een aanvraag wordt toegekend hangt derhalve af van het antwoord op de vraag hoe de aanvraag scoort ten opzichte van de andere aanvragen. Verweerder vermeldt in het bestreden besluit dat het project van eiseres te laag scoort in vergelijking met de andere ingediende aanvragen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet inzichtelijk gemaakt hoe de aanvraag scoort ten opzichte van de andere aanvragen. Uit het enkele feit dat de aanvraag van eiseres slechts aan twee van de vijf criteria voldoet, volgt immers niet dat deze aanvraag ten opzichte van de andere aanvragen te laag scoorde om voor subsidie in aanmerking te komen. Noch uit het bij de gedingstukken gevoegde document van 2 maart 2004 met als onderwerp Voortgang financiële beoordeling, noch uit het ter zitting overgelegde document waar de projecten op volgorde zijn gezet van het aantal criteria waaraan ze voldoen, kan afdoende afgeleid worden hoe de aanvraag van eiseres zich verhoudt tot de overige aanvragen, nog daargelaten dat laatstgenoemd document tardief is ingebracht en dat dit slechts interne ambtelijke notities zijn. Het bestreden besluit is daardoor niet toetsbaar en daarmee onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank zal het beroep daarom gegrond verklaren.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 7:12 van de Awb. De rechtbank zal verweerder opdragen met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
Met het oog daarop merkt de rechtbank nog op dat de stelling van eiseres dat er geen objectieve motivering aan het besluit ten grondslag ligt daarbij geen bespreking behoeft. Blijkens het beroepschrift ziet deze stelling immers op de procedure rond de aanvraag van eiseres voor het subsidiejaar 2005.
Aangezien verweerder een nieuw besluit op bezwaar moet nemen en nog niet vaststaat hoe dit nieuwe besluit zal gaan luiden, ligt het thans niet op de weg van de rechtbank om zich over vergoeding van schade uit te spreken. De rechtbank merkt in dit verband op dat verweerder bij het nieuw te nemen besluit tevens aandacht zal moeten besteden aan de vraag of er schade is en zo ja, in hoeverre er aanleiding is deze te vergoeden.
De rechtbank acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb nu eiseres zonder gemachtigde heeft geprocedeerd en de rechtbank van andere kosten in dit verband niet is gebleken. Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb, tot de volgende beslissing.
4. Beslissing
De rechtbank
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat verweerder met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit dient te nemen;
bepaalt voorts dat de provincie Gelderland het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 276 aan haar vergoedt.
Aldus gegeven door mr. H.J. Klein Egelink, voorzitter, mrs. J.A. van Schagen en
G.A. van der Straaten, rechters, en in het openbaar uitgesproken door de voorzitter in tegenwoordigheid van mr. M.W. Bolzoni, griffier, op 20 juli 2007.
De griffier, De voorzitter,
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
Verzonden op: 20 juli 2007.