ECLI:NL:RBARN:2007:BB1009
Rechtbank Arnhem
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Ontslag tijdens proeftijd en rechtsgeldigheid van de opzegging
In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, vorderde de eisende partij, een werknemer, betaling van achterstallig loon en vakantietoeslag, omdat hij meende dat zijn ontslag tijdens de proeftijd niet rechtsgeldig was. De werknemer had zich op 11 juni 2007 ziek gemeld en ontving op 12 juni 2007 een ontslagbrief, ondertekend door een algemeen coördinator van de werkgever, InterArt. De werknemer stelde dat de opzegging nietig was omdat deze niet was ondertekend door een statutair bevoegde persoon en dat er sprake was van misbruik van bevoegdheid en strijd met goed werkgeverschap.
De kantonrechter verwierp deze verweren. Hij oordeelde dat een statutaire bevoegdheid niet vereist is voor een rechtsgeldige opzegging van een dienstverband. De rechter stelde vast dat de werknemer zich nog in de proeftijd bevond en dat de algemeen coördinator, die de directeur verving, bevoegd was om het ontslag aan te zeggen. De sanctionering van het ontslag door de directeur, die na de proeftijd plaatsvond, deed hieraan niet af.
Daarnaast werd het beroep van de werknemer op misbruik van bevoegdheid en strijd met goed werkgeverschap verworpen. De kantonrechter merkte op dat overtreding van artikel 7:611 BW niet leidt tot nietigheid van het ontslag, maar mogelijk tot schadevergoeding. De rechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat het ontslag verband hield met de ziekmelding van de werknemer, aangezien het opzegverbod bij ziekte tijdens de proeftijd niet geldt.
Uiteindelijk oordeelde de kantonrechter dat de vordering van de werknemer niet aannemelijk was en wees de vordering af. De werknemer werd bovendien veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van InterArt werden begroot op € 200,-. Dit vonnis werd uitgesproken op 1 augustus 2007.