ECLI:NL:RBARN:2007:BB0138

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
4 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
157462
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige gunning van woning na veiling en kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, heeft eiser, Aloysius Gerardus Maria, een kort geding aangespannen tegen gedaagden, die de woning van eiser hebben verworven via een veiling. De procedure is gestart naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter op 12 juni 2007, waarin de vorderingen van eiser werden afgewezen. Eiser betwist de rechtmatigheid van de gunning van de woning aan gedaagden, omdat hij meent dat er vóór de gunning voldoende geld op de rekening van de notaris was gestort om zijn schulden te voldoen. Eiser stelt dat de notaris onrechtmatig heeft gehandeld door de gunning door te zetten, ondanks dat het volledige bedrag niet vóór de deadline was ontvangen. De voorzieningenrechter heeft in deze procedure overwogen dat aan een kort gedingvonnis geen gezag van gewijsde toekomt, wat betekent dat de rechtsbetrekking van partijen opnieuw aan de orde kan worden gesteld in latere procedures. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de gunning aan gedaagden rechtmatig was, omdat de notaris rekening moest houden met de belangen van alle betrokken partijen en dat de omstandigheden niet zodanig waren dat de gunning onrechtmatig was. Eiser is in de kosten van de procedure veroordeeld, die zijn begroot op € 1.067,00. Het vonnis is uitgesproken op 4 juli 2007 door mr. J.D.A. den Tonkelaar.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 157642 / KG ZA 07-407
Vonnis in kort geding van 4 juli 2007
in de zaak van
ALOYSIUS GERARDUS MARIA [eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat en procureur mr. J.A.M.P. Keijser,
tegen
1. [gedaagde 1],
wonende te [woonplaats],
2. [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. M.B.A. de Bruijn te ’s-Gravenhage.
Eiser zal hierna [eiser] worden genoemd. Gedaagden zullen h[gedaagden]gedaagden], tezamen ook [gedaagden] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de niet-betekende dagvaarding
- de vrijwillige verschijning van [gedaagden] ter terechtzitting op 3 juli 2007
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van [gedaagden].
1.2. In verband met de spoedeisendheid van de zaak is daarin vonnis bepaald
op 4 juli 2007. De motivering waarop de beslissing steunt die in het vonnis is gegeven, wordt hierna vastgelegd.
2. feiten
2.1. [eiser] was eigenaar van de woning met naastgelegen weiland aan de [adres] (hierna gezamenlijk: de woning).
2.2. Op de woning waren ten laste van [eiser] diverse hypotheken gevestigd en beslagen gelegd, waaronder een hypotheekrecht ten behoeve van een broer van [eiser] en conservatoir beslag ten behoeve van ABN Amro Bank N.V. (hierna: de bank).
2.3. Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 27 april 2005 heeft de rechtbank Arnhem de vordering toegewezen tot zekerheid waarvan de bank conservatoir beslag had gelegd op de woning. Dit heeft ertoe geleid dat de bank aan de notaris opdracht heeft gegeven tot executoriale verkoop van de woning. Ter uitvoering daarvan heeft op 27 maart 2007 ten overstaan van een waarnemer van mr. [(naam notaris)], notaris te Arnhem (hierna: de notaris) de veiling van de woning plaatsgevonden. Op de veiling waren van toepassing
de Algemene Veilingvoorwaarden voor Executieveilingen 2006 (hierna: de AVVE) en de bijzondere veilingvoorwaarden die op 6 maart 2007 zijn vastgesteld bij akte verleden voor de notaris (hierna: de bijzondere veilingvoorwaarden).
2.4. In de AVVE staat onder meer:
Artikel 3
1. De veiling vindt plaats in twee fasen:
- de eerste, de inzet, bij opbod;
- de tweede, de afslag, bij afmijning.
Dit gebeurt na elkaar in één zitting (…)
Artikel 8
1. De koopovereenkomst ingevolge de veiling komt tot stand door de gunning.
De overdracht komt tot stand door de inschrijving van het proces-verbaal van
toewijzing in de openbare registers (…)
2. De verkoper heeft het recht niet te gunnen of zich omtrent het al of niet gunnen
te beraden.
De termijn van beraad eindigt de eerste werkdag volgende op de afslag om vijf
(5) uur in de middag of zoveel eerder als de verkoper mocht hebben gegund.
(…)
Artikel 17
1. Zodra de aan de gunning verbonden voorwaarde van algehele betaling is
vervuld, kan de levering van het registergoed worden voltooid (…). Zowel de koper als de verkoper kan dit eenzijdig bewerkstelligen.
2. De levering geschiedt door de inschrijving in de openbare registers van de eventuele afzonderlijke akte van bijzondere veilingvoorwaarden, van het/de proces(sen)-verbaal van inzet en afslag, van de eventuele akte van gunning (…)
Artikel 24
(…)
4. Van eventuele aanvullingen op, of afwijkingen van deze voorwaarden dient uit
de bijzondere veilingvoorwaarden te blijken. Ingeval van tegenstrijdigheid
tussen deze algemene voorwaarden en de bijzondere veilingvoorwaarden
gelden de laatste.
2.5. In de bijzondere veilingvoorwaarden, waarin de bank ook wel wordt aangeduid als “Schuldeiseres” en “verkoper”, is onder andere opgenomen:
4. Uitdrukkelijke afwijkingen van AVVE
In opdracht van de Schuldeiseres wordt in ieder geval op de volgende
onderdelen afgeweken van de AVVE:
(…)
f. In afwijking van de in artikel 8, lid 2 AVVE genoemde termijn van beraad,
eindigt de termijn van beraad op de derde werkdag volgende op de afslag,
zijnde dertig maart tweeduizend zeven om zeventien uur of zoveel eerder
als de verkoper mocht hebben gegund.
2.6. Blijkens het “procesverbaal akte van veiling bij inzet en afslag” van 27 maart 2007 heeft [gedaagden] op de veiling het hoogste bod uitgebracht. De bank is op 27 maart 2007 nog niet overgegaan tot gunning omdat [eiser] ter behoud van de woning doende was een financier te vinden voor de aflossing van zijn schulden.
2.7. [eiser] heeft [betrokkene] te [woonplaats] (hierna: [betrokkene]) bereid gevonden om schulden van [eiser] te herfinancieren. Een medewerker van de notaris heeft in dat kader op 29 maart 2007 per e-mail aan de adviseur van [betrokkene], notaris mr. [(naam notaris)] te Nijmegen (hierna: [(naam notaris)]), een overzicht gestuurd van de schulden van [eiser] en de veilingkosten, met een totaalbedrag van € 325.538,97. In dat overzicht staat als vordering van de broer van [eiser] een bedrag vermeld van € 25.485,71.
2.8. [betrokkene] heeft in de middag van 30 maart 2007 door ING Bank € 300.053,26 laten overboeken naar een bankrekening van het kantoor van de notaris. Na ontvangst van dat bedrag heeft een medewerker van de notaris bij e-mail van 30 maart 2007 om 16.35 uur aan [(naam notaris)] geschreven:
Hierbij deel ik u mede dat ik van de heer [betrokkene] een bedrag heb ontvangen groot € 300.053,26.
Ik moet echter ontvangen voor 17.00 uur vandaag een bedrag groot € 325.538,97 zo dat er nog een bedrag voldaan dient te worden groot € 25.485,71.
Het is helaas niet aan mij om onderscheid te maken tussen schuldeisers/beslagleggers (wel of niet discutabel), aldus kan ik niet beslissen welke vorderingen van welke beslagleggers worden voldaan.
2.9. Naar aanleiding van de onder 2.8. vermelde e-mail heeft [betrokkene]
op 30 maart 2007 omstreeks 17.00 uur contact gehad met ING Bank om nog die middag
€ 25.485,71 telefonisch over te laten boeken naar de notaris. Hij heeft toen te horen gekregen dat dit niet eerder dan op maandag zou kunnen omdat het betalingsverkeer al was gesloten. Op verzoek van [betrokkene] heeft ING Bank die middag hierover contact gehad met het kantoor van de notaris.
2.10. Toen om 17.00 uur niet het volledige bedrag van € 325.538,97 op rekening van de notaris was ontvangen, is op 30 maart 2007 om 17.03 uur bij akte, verleden voor een waarnemer van de notaris, de woning aan [gedaagden] gegund.
2.11. Op maandag 2 april 2007 heeft de notaris op zijn rekening een bedrag
van € 25.485,71 ontvangen van [betrokkene]. Dat bedrag is vervolgens met de reeds eerder ontvangen € 300.053,26 teruggestort op de rekening van [betrokkene].
2.12. In verband met de gunning van de woning aan [gedaagden] heeft [eiser] de bank, de notaris, [gedaagden] en zijn broer betrokken in een bodemprocedure die thans aanhangig is. Voorts heeft hij de notaris, de bank en [gedaagden] betrokken in een kort geding procedure voor de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem om de bank, de notaris en [gedaagden] te laten verbieden de levering van de woning aan [gedaagden] te bewerkstelligen. In die procedure heeft de voorzieningenrechter bij vonnis van 12 juni 2007 de vorderingen van [eiser] afgewezen. Daartoe heeft de voorzieningenrechter onder meer overwogen:
De notaris oefent zijn ambt in onafhankelijkheid uit en betracht daarbij de grootst mogelijke zorgvuldigheid. De notaris heeft dan ook rekening te houden met de belangen van alle betrokkenen bij de veiling van de woning. Die betrokkenen zijn naast de executant
(de bank) en de geëxecuteerde ([eiser]) tevens alle overige beslagleggers en hypotheek-houders en de (aspirant-) veilingkoper(s). De notaris heeft dus ook rekening te houden met de belangen van de broer van [eiser] en met de belangen van [gedaagden]. [eiser] betwist weliswaar de vordering van zijn broer, maar het is niet aan de notaris en overigens ook niet aan de bank of aan [gedaagden] om de juistheid van een vordering te beoordelen. Dat dient te geschieden door de rechter. Gelet op zijn bevoegdheden en verplichtingen heeft de notaris dan ook met recht erop gestaan dat [eiser] het bedrag van € 25.485,71 zou overboeken. Toen [eiser] daar vervolgens uitvoering aan wilde geven, was telefonisch betalingsverkeer inmiddels niet meer mogelijk. Die omstandigheid is een verhindering aan de kant van [eiser] en komt voor zijn rekening en risico. Mede gelet op de belangen van [gedaagden] als veilingkoper, mocht na het verstrijken van de termijn van beraad om 17.00 uur, de akte van gunning dan ook op grond van de AVVE en de bijzondere veilingvoorwaarden worden verleden op 30 maart 2007 om 17.03 uur. Dat het bedrag van € 25.485,71 volgens een medewerker van de notaris uiterlijk op 30 maart 2007 om 19.00 uur op de rekening van de notaris moest staan en dat daarom niet reeds om 17.03 uur gegund had mogen worden, zoals [eiser] betoogt, maakt niet dat de gunning onrechtmatig was. Niet in geschil is immers dat het telefonische betalingsverkeer al was gestopt zodat het bedrag van
€ 25.485,71 ook niet om 19.00 uur op rekening van de notaris zou hebben kunnen staan.
Het bedrag was dan ook pas bijgeschreven op maandag 2 april 2007. Ook hoefde niet afgewacht te worden of die bijschrijving zou plaatsvinden. Hoewel [eiser] spreekt van een garantie, is niet gebleken dat er meer was dan een toezegging om de overboeking op maandag 2 april 2007 te verzorgen. Op 30 maart 2007 prevaleerde na 17.00 uur dan ook het belang van [gedaagden] bij gunning aan hem van de woning boven het belang van [eiser] om nogmaals in de gelegenheid gesteld te worden zijn huis te behouden.
2.13. [eiser] heeft op 28 juni 2007 aan [gedaagden] laten weten spoedappèl te zullen stellen tegen het vonnis van 12 juni 2007.
2.14. De woning is op 29 juni 2007 overgedragen aan [gedaagden]. Op diezelfde dag is [eiser] gesommeerd om uiterlijk op 2 juli 2007 om 12.00 uur de woning te hebben ontruimd. [eiser] heeft daarop dit kort geding aanhangig gemaakt.
3. Het geschil
3.1. Kort weergegeven vordert [eiser] een verbod voor [gedaagden] om hem uit de woning te doen zetten zolang niet vaststaat dat de woning rechtmatig aan [gedaagden] is gegund. [eiser] stelt dat de gunning ten onrechte is geschied omdat op 30 maart 2007 vóór 17.00 uur € 300.053,26 was bijgeschreven op de bankrekening van de notaris. Dat bedrag was meer dan voldoende voor inlossing van de schuld aan de bank, die de opdrachtgever voor de veiling was, en voor delging van de veilingkosten. Volgens [eiser] had de notaris op grond van art. 3:269 BW de veiling daarom moeten stopzetten. Door dat niet te doen, maar in plaats daarvan ook te verlangen dat op die dag nog vóór 17.00 uur € 25.485,71 op zijn rekening zou staan voor de betwiste schuld aan de broer van [eiser], heeft de notaris volgens [eiser] onrechtmatig jegens hem gehandeld en daarmee ook de bank en [gedaagden] die met alles op de hoogte waren maar desondanks de gunning en vervolgens de overdracht van de woning hebben doorgezet. [eiser] neemt op grond van het vorenstaande het standpunt in dat de voorzieningenrechter in het vonnis van 12 juni 2007 ten onrechte heeft geoordeeld dat de gunning aan [gedaagden] rechtmatig was. [eiser] stelt een zwaarwegend belang te hebben bij continuering zijn verblijf in de woning, niet alleen omdat [gedaagden] de woning tegen de zin van [eiser] in wil gaan verbouwen zodra [eiser] uit de woning is, hetgeen terugoverdracht uiterst bezwaarlijk zal maken, maar ook omdat [eiser], naar zijn zeggen, nergens naar toe kan als hij uit de woning moet vertrekken.
3.2. [gedaagden] voert verweer tegen de vordering. Hierna zal voor zover nodig nader worden ingegaan op de stellingen van partijen.
4. De beoordeling
4.1. Het spoedeisend belang bij de vorderingen blijkt voldoende uit de stellingen van [eiser].
4.2. Uitgangspunt is dat aan een kort gedingvonnis geen gezag van gewijsde toekomt.
In latere procedures tussen dezelfde partijen staat, anders dan bij een uitspraak in een bodemprocedure het geval is, niet onbetwistbaar vast wat de rechter over hun rechtsbetrekking in een eerder kort gedingvonnis heeft beslist (vgl. HR 16 december 1994, NJ 1995). Dit betekent dat ook in een later kort geding opnieuw de rechtsbetrekking van partijen aan de orde kan worden gesteld. Als dat gebeurt op precies dezelfde feiten en omstandigheden en met aanvoering van precies dezelfde gronden als in het eerdere kort geding, zal evenwel het belang bij het latere kort geding ontbreken dan wel zal dat misbruik van procesrecht kunnen opleveren, op grond waarvan de vordering in het latere kort geding moet worden afgewezen (vgl. LJN: BA8346, Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, 26 juni 2007). Naar het oordeel van de voorzieningenrechter doet dat zich hier voor.
4.3. Weliswaar vordert [eiser] in dit kort geding [gedaagden] te verbieden om de aangezegde ontruiming van de woning door te zetten en zag de vordering in het kort geding dat heeft geleid tot het vonnis van 12 juni 2007 op een verbod aan (onder meer) [gedaagden] om de overdracht van de woning aan [gedaagden] te bewerkstelligen, maar beide vorderingen zijn gebaseerd op het standpunt dat de gunning onrechtmatig is geschied omdat er vóór de gunning in ieder geval voldoende geld was gestort op de bankrekening van de notaris ter voldoening van de schuld aan de bank en voor betaling van de veilingkosten. Dat [eiser] zich in ieder geval in dit kort geding beroept op art. 3:269 BW maakt niet dat er sprake is van een andere, niet eerder beoordeelde grondslag, maar slechts dat die in ieder geval in dit kort geding expliciet is genoemd. [eiser] voert in beide procedures ook dezelfde feiten en omstandigheden aan, de positie en bevoegdheden van de notaris, de bank en [gedaagden] in samenhang met de door [betrokkene] gedane betalingen aan de notaris en de bekendheid met de betwisting van de schuld aan de broer van [eiser]. Dat, anders dan in het eerste kort geding, de woning inmiddels eigendom is van [gedaagden] en thans ontruiming van de woning is aangezegd, doet aan het vorenstaande niet af, nu deze omstandigheden voortvloeien uit het eerste kort gedingvonnis. Dat heeft ook te gelden voor de omstandigheid dat het doorzetten van de ontruiming mogelijk tot (extra) schade leidt als in latere procedures de slotsom is dat de overdracht aan [gedaagden] ongedaan moet worden gemaakt en het gaat ook op voor de omstandigheid dat [eiser] op straat komt te staan als hij werkelijk nergens anders, al dan niet tijdelijk, onderdak kan krijgen. De vorderingen zullen dan ook worden afgewezen.
4.4. [eiser] zal als de in die procedure in het ongelijk gestelde partij in de kosten ervan worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden tot op heden begroot op:
- vast recht € 816,00
- salaris procureur 251,00
Totaal € 1.067,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af;
5.2. veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagden] begroot op € 1.067,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.J. Daggenvoorde op 4 juli 2007. De motivering waarop de beslissing in het vonnis steunt, is afzonderlijk vastgelegd op 6 juli 2007.