Registratienummer: AWB 06/2470
Uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[naam] eiser,
wonende te [woonplaats],
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 4 april 2006.
Op 4 april 2005 heeft eiser een vergunning aangevraagd voor een rioolaansluiting op het vuilwaterriool vanaf zijn perceel aan de [adres] te [woonplaats], kadastraal bekend [X].
Bij besluit van 14 juni 2005 heeft verweerder de vergunning verleend. Daarbij heeft verweerder eiser medegedeeld dat de kosten van de aansluiting € 1.400 bedragen en dat hij daarvoor binnenkort een rekening zal ontvangen.
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het ingediende bezwaar ongegrond verklaard maar uit overwegingen van coulance bepaald dat eiser een bedrag van € 910 dient te betalen.
Tegen dit besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 22 mei 2007. Eiser is aldaar in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.M. Kok-du Mez en C.T. van Ingen, werkzaam bij de gemeente Barneveld.
Op grond van de gedingstukken gaat de rechtbank uit van de volgende feiten. In het verleden waren de woning van eiser en de woning van zijn ouders, die op hetzelfde perceel zijn gelegen, via dezelfde aansluiting op het vuilwaterriool aangesloten. Wegens een verbouwing aan zijn woning wenste eiser een eigen aansluiting op het riool. Op basis van een grondtekening van Stichting Kliq (hierna: Kliq) ging hij er van uit dat op de aangrenzende gemeentegrond tot de grens van zijn perceel vanaf het vuilwaterriool nog een andere uitlegleiding aanwezig was en is hij begonnen met graafwerkzaamheden tot de perceelgrens. Toen de uitlegleiding er ondanks de aanduiding op de tekening van Kliq toch niet bleek te liggen, heeft eiser contact gezocht met verweerder en een vergunning voor een rioolaansluiting aangevraagd. Bij het besluit van 14 juni 2005 is de gevraagde vergunning verleend. In dat besluit is aangegeven dat de kosten voor het realiseren van de feitelijke aansluiting in gemeentegrond € 1.400 inclusief BTW bedragen.
Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt, waarbij hij zich niet keert tegen de verleende vergunning, doch uitsluitend tegen het in rekening gebrachte bedrag voor de feitelijke aanleg van de aansluiting.
In reactie op dit bezwaar heeft verweerder in het bestreden besluit overwogen dat de aanduiding van de uitlegleiding op de tekening van Kliq het gevolg moet zijn van informatie die door of namens de gemeente naar aanleiding van de aanleg van het hoofdriool in 1982 aan Kliq is verstrekt. Voorts heeft eiser de hoedanigheid van particulier en zou hij, indien hij had geweten dat er geen uitlegleiding lag, gebruik hebben gemaakt van de bestaande rioolaansluiting, wat geen kosten van gemeentewege met zich zou hebben gebracht. In deze omstandigheden heeft verweerder aanleiding gezien om eiser ten dele tegemoet te komen in de kosten voor de aanleg van de tweede aansluiting en heeft verweerder in het bestreden besluit het te betalen bedrag nader vastgesteld op € 910.
Eiser kan zich ook hiermee niet verenigen en stelt zich in beroep kort gezegd op het standpunt dat verweerder hem ten onrechte de kosten voor de aanleg van de rioolaansluiting in rekening heeft gebracht.
De rechtbank overweegt het volgende.
Ingevolge artikel 145, eerste lid, van de APV is het verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders kabels of leidingen te leggen, vernieuwen of herstellen, masten te plaatsen of kabels, leidingen en masten op te ruimen van gronden die in eigendom en/of in beheer zijn bij de gemeente Barneveld.
De rechtbank stelt vast dat deze bepaling van de APV geen grondslag biedt voor het in rekening brengen van bedragen voor het van gemeentewege feitelijk uitvoeren van werkzaamheden aan kabels of leidingen. De rechtbank is ook niet gebleken dat er een andere publiekrechtelijke grondslag is voor het in rekening brengen van deze kosten.
Tegen deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat de onderhavige beslissing van verweerder om kosten aan eiser in rekening te brengen een beslissing ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling dan wel een beslissing tot feitelijk handelen betreft, waartegen geen bestuursrechtelijke rechtsgang openstaat. Een beslissing ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling valt onder de uitzondering van artikel 8:3 van de Awb. Een beslissing tot feitelijk handelen is geen besluit in de zin van artikel 1:3 lid 1 van de Awb.
Nu eiser zich in zijn bezwaarschrift niet heeft gericht tegen de vergunning als zodanig, doch uitsluitend tegen de beslissing om kosten in rekening te brengen, en tegen die beslissing geen bezwaar openstaat, heeft verweerder het bezwaar van eiser ten onrechte ontvankelijk geacht.
Het beroep is derhalve gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De rechtbank zal op hierna te melden wijze in de zaak voorzien en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
Nu niet gebleken is van door eiser gemaakte proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, acht de rechtbank geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb, tot de volgende beslissing.
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
verklaart het bezwaarschrift van eiser niet-ontvankelijk;
bepaalt dat de gemeente Barneveld het door eiser betaalde griffierecht ten bedrage van € 141 aan hem vergoedt.
Aldus gegeven door mr. H.J.M. Besselink, voorzitter, mr. J.A. van Schagen en mr. E. Klein Egelink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Woestenburg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2007.
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
Verzonden op: 3 juli 2007