zaaknummer / rolnummer: 154751 / KG ZA 07-230
Vonnis in kort geding van 12 juni 2007
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
procureur mr. J.A.M.P. Keijser,
advocaat mr. E.M. Mulder te Nijmegen,
1. [gedaagde sub 1/notaris],
wonende te Arnhem,
procureur mr. F.J. Boom,
advocaat mr. H.J. Delhaas te Amsterdam
2. de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.
gevestigd te Amsterdam, tevens kantoorhoudende te Arnhem,
procureur mr. N.L.J.M. Rijssenbeek,
advocaten mrs. J.W. van Rijswijk en H.C. Dyserinck te Amsterdam,
3. [gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats],
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. M.B.A. de Bruijn te ’s-Gravenhage,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie.
Eiser in conventie, tevens verweerder in reconventie zal hierna [eiser] worden genoemd. Gedaagden in conventie, tevens eisers in reconventie zullen hierna afzonderlijk respectievelijk de notaris, de bank en [gedaagde sub 3] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de akten houdende eis in reconventie
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van de notaris
- de pleitnota van de bank
- de pleitnota van [gedaagde sub 3].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] is eigenaar van de woning met naastgelegen weiland aan de [adres] [woonplaats] (hierna gezamenlijk: de woning).
2.2. Op de woning zijn diverse hypotheken gevestigd en beslagen gelegd, waaronder een hypotheekrecht ten behoeve van een broer van [eiser] en conservatoir beslag ten behoeve van de bank.
2.3. Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 27 april 2005 heeft de rechtbank Arnhem de vordering toegewezen tot zekerheid waarvan de bank conservatoir beslag had gelegd op de woning. Dit heeft ertoe geleid dat de bank aan de notaris opdracht heeft gegeven tot executoriale verkoop van de woning. Ter uitvoering daarvan heeft op 27 maart 2007 ten overstaan van een waarnemer van de notaris de veiling van de woning plaatsgevonden. Op de veiling zijn van toepassing de Algemene Veilingvoorwaarden
voor Executieveilingen 2006 (hierna: de AVVE) en de bijzondere veilingvoorwaarden die op 6 maart 2007 zijn vastgesteld bij akte verleden voor de notaris (hierna: de bijzondere veilingvoorwaarden).
2.4. In de AVVE staat onder meer:
Artikel 3
1. De veiling vindt plaats in twee fasen:
- de eerste, de inzet, bij opbod;
- de tweede, de afslag, bij afmijning.
Dit gebeurt na elkaar in één zitting (…)
Artikel 8
1. De koopovereenkomst ingevolge de veiling komt tot stand door de gunning.
De overdracht komt tot stand door de inschrijving van het proces-verbaal van
toewijzing in de openbare registers (…)
2. De verkoper heeft het recht niet te gunnen of zich omtrent het al of niet gunnen
te beraden.
De termijn van beraad eindigt de eerste werkdag volgende op de afslag om vijf
(5) uur in de middag of zoveel eerder als de verkoper mocht hebben gegund.
(…)
Artikel 17
1. Zodra de aan de gunning verbonden voorwaarde van algehele betaling is
vervuld, kan de levering van het registergoed worden voltooid (…). Zowel de koper als de verkoper kan dit eenzijdig bewerkstelligen.
2. De levering geschiedt door de inschrijving in de openbare registers van de eventuele afzonderlijke akte van bijzondere veilingvoorwaarden, van het/de proces(sen)-verbaal van inzet en afslag, van de eventuele akte van gunning (…)
Artikel 24
(…)
4. Van eventuele aanvullingen op, of afwijkingen van deze voorwaarden dient uit
de bijzondere veilingvoorwaarden te blijken. Ingeval van tegenstrijdigheid
tussen deze algemene voorwaarden en de bijzondere veilingvoorwaarden
gelden de laatste.
2.5. In de bijzondere veilingvoorwaarden, waarin de bank ook wel wordt aangeduid als “Schuldeiseres” en “verkoper”, is onder andere opgenomen:
4. Uitdrukkelijke afwijkingen van AVVE
In opdracht van de Schuldeiseres wordt in ieder geval op de volgende
onderdelen afgeweken van de AVVE:
(…)
f. In afwijking van de in artikel 8, lid 2 AVVE genoemde termijn van beraad,
eindigt de termijn van beraad op de derde werkdag volgende op de afslag,
zijnde dertig maart tweeduizend zeven om zeventien uur of zoveel eerder
als de verkoper mocht hebben gegund.
2.6. Blijkens het “procesverbaal akte van veiling bij inzet en afslag” van 27 maart 2007 heeft [gedaagde sub 3] op de veiling het hoogste bod uitgebracht. De bank is op 27 maart 2007 nog niet overgegaan tot gunning omdat [eiser] ter behoud van de woning doende was een financier te vinden voor de aflossing van zijn schulden.
2.7. [eiser] heeft de heer [betrokkene 1] te [woonplaats] (hierna: [betrokkene 1]) bereid gevonden om schulden van [eiser] te herfinancieren. Een medewerker van de notaris heeft in dat kader op 29 maart 2007 per e-mail aan de adviseur van [betrokkene 1], notaris mr. W. van Delft te Nijmegen (hierna: Van Delft), een overzicht gestuurd van de schulden van [eiser] en de veilingkosten, met een totaalbedrag van € 325.538,97. In dat overzicht staat als vordering van de broer van [eiser] een bedrag vermeld van € 25.485,71.
2.8. [betrokkene 1] heeft in de middag van 30 maart 2007 door ING Bank
€ 300.053,26 laten overboeken naar een bankrekening van het kantoor van de notaris.
Na ontvangst van dat bedrag heeft een medewerker van de notaris bij e-mail van 30 maart 2007 om 16.35 uur aan Van Delft geschreven:
Hierbij deel ik u mede dat ik van de heer [betrokkene 1] een bedrag heb ontvangen groot € 300.053,26.
Ik moet echter ontvangen voor 17.00 uur vandaag een bedrag groot € 325.538,97 zo dat er nog een bedrag voldaan dient te worden groot € 25.485,71.
Het is helaas niet aan mij om onderscheid te maken tussen schuldeisers/beslagleggers (wel of niet discutabel), aldus kan ik niet beslissen welke vorderingen van welke beslagleggers worden voldaan.
2.9. Naar aanleiding van de onder 2.8. vermelde e-mail heeft [betrokkene 1]
op 30 maart 2007 omstreeks 17.00 uur contact gehad met ING Bank om nog die middag
€ 25.485,71 telefonisch over te laten boeken naar de notaris. Hij heeft toen te horen gekregen dat dit niet eerder dan op maandag zou kunnen omdat het betalingsverkeer al was gesloten. Op verzoek van [betrokkene 1] heeft ING Bank die middag hierover contact gehad met het kantoor van de notaris.
2.10. Toen om 17.00 uur niet het volledige bedrag van € 325.538,97 op rekening van de notaris was ontvangen, is op 30 maart 2007 om 17.03 uur bij akte, verleden voor een waarnemer van de notaris, de woning gegund aan [gedaagde sub 3].
2.11. Op maandag 2 april 2007 heeft de notaris op zijn rekening een bedrag
van € 25.485,71 ontvangen van [betrokkene 1]. Dat bedrag is vervolgens met de reeds eerder ontvangen € 300.053,26 teruggestort op de rekening van [betrokkene 1].
2.12. Op 13 april 2007 heeft [eiser] verlof gevraagd aan en gekregen van de voorzieningenrechter om conservatoir beslag op de woning te leggen ter verzekering van zijn rechten op de woning. Daarbij is bepaald dat de eis in hoofdzaak binnen twee weken na de beslaglegging dient te zijn ingesteld. Het proces-verbaal van de deurwaarder waarbij de woning in beslag is genomen (hierna: het proces-verbaal van inbeslagneming), is gedateerd op 16 april 2007. Op 17 april 2007 is het beslag ingeschreven in de openbare registers. Tevens is op 17 april 2007 het proces-verbaal van inbeslagneming aan de bank betekend.
De betekening aan de notaris van het proces-verbaal van inbeslagneming vond plaats
op 18 april 2007. In het deurwaardersexploot waarbij dat is gebeurd staat dat het proces-verbaal van inbeslagneming dateert van 17 april 2007.
2.13. Bij dagvaarding van 1 mei 2007 heeft [eiser] onder meer de bank en de notaris betrokken in een procedure voor de rechtbank Arnhem over zijn rechten op de woning.
3.1. Kort weergegeven vordert [eiser] een verbod voor gedaagden om levering van de woning aan [gedaagde sub 3] te bewerkstelligen. [eiser] legt daaraan ten grondslag dat gedaagden onrechtmatig jegens hem handelen als zij de levering aan [gedaagde sub 3] effectueren. [eiser] voert daarvoor aan dat de akte van gunning van vrijdag 27 maart 2007 niet verleden had mogen worden omdat de notaris wist dat ING Bank van [betrokkene 1] de opdracht had om het nog resterende bedrag van € 25.485,71 op maandag 2 april 2007 op de rekening van de notaris te storten. [eiser] had dat bedrag aanvankelijk niet laten overboeken omdat hij de vordering van zijn broer betwist. Toen [eiser] begreep dat de notaris ondanks de betwisting van de vordering dat bedrag toch bijgeschreven wilde hebben op zijn rekening om de gunning niet door te laten gaan, heeft [betrokkene 1] geprobeerd om met een spoedoverboeking het bedrag alsnog op 30 maart 2007 op de rekening van de notaris te laten storten. Omdat dit niet meer mogelijk was heeft [betrokkene 1], aldus [eiser],
door middel van een telefoontje van een medewerkster van ING Bank aan het kantoor van de notaris, de garantie gegeven dat het bedrag op maandag 2 april 2007 op rekening van de notaris zou staan. [eiser] vindt dat onder deze omstandigheden niet op vrijdag 30 maart 2007 tot gunning overgaan had mogen worden.
3.2. Gedaagden voeren verweer tegen de vorderingen. Hierna zal voor zover nodig nader worden ingegaan op de stellingen van partijen.
3.3. Samengevat vorderen de notaris, de bank en [gedaagde sub 3] opheffing van het beslag dat [eiser] op zijn woning heeft gelegd. [gedaagde sub 3] vordert daarnaast veroordeling van [eiser] om de woning te ontruimen en daarbij de sleutels af te geven aan [gedaagde sub 3]. Aan de opheffing van het beslag wordt ten grondslag gelegd dat het beslag ongeldig is omdat er geen wettelijke basis is voor het beslag dat [eiser] heeft gelegd. Voorts wordt deze vordering gebaseerd op de stelling dat het beslag is vervallen nu de bodemzaak, waarvoor de dagvaarding is uitgebracht op 1 mei 2007, niet is ingesteld binnen twee weken na de beslaglegging op 16 april 2007. Daarbij wordt het standpunt ingenomen dat het beslag onnodig is. Voor de vordering tot ontruiming van de woning waarbij de sleutels afgegeven dienen te worden voert [gedaagde sub 3] aan dat op 30 maart 2007 om 17.03 uur op grond van de AVVE en de bijzondere veilingvoorwaarden de woning aan hem mocht worden gegund, zodat levering en vervolgens overdracht van de woning rechtmatig is en daarmee [eiser] vertrek uit de woning.
3.4. [eiser] voert verweer tegen de vorderingen. Voor zover nodig zal hierna nader ingegaan worden op de stellingen van partijen.
In conventie en reconventie
4.1. Het spoedeisend belang bij de vorderingen blijkt voldoende uit de stellingen van partijen.
4.2. Deze zaak draait om de vraag of op 30 maart 2007 om 17.03 uur de woning aan [gedaagde sub 3] mocht worden gegund. Uitgangspunten bij de beantwoording daarvan zijn de AVVE en de bijzondere veilingvoorwaarden. Die boden de bank als verkoper de mogelijkheid om na de veiling van 27 maart 2007 een termijn van beraad te nemen tot 17.00 uur op 30 maart 2007 (art. 8 lid 2 en art. 24 AVVE jo art. 4 sub f bijzondere veilingvoorwaarden). Van die mogelijkheid is gebruik gemaakt om [eiser] in de gelegenheid te stellen zijn schulden te herfinancieren en aldus de woning te behouden. Nadat [eiser] met [betrokkene 1] overeenstemming had over de herfinanciering, heeft Van Delft op 29 maart 2007 een overzicht ontvangen van de schulden en kosten die voldaan moesten worden om gunning op 30 maart 2007 te voorkomen. Daarop is het bedrag van dat overzicht naar de notaris overgeboekt, behalve het bedrag van de schuld aan de broer van [eiser], omdat [eiser] die schuld betwist. Kennelijk stelde [eiser] zich op het standpunt dat over de betaling van die schuld op dat moment discussie kon plaatsvinden. [eiser] heeft daarmee de positie van de notaris miskend.
4.3. De notaris oefent zijn ambt in onafhankelijkheid uit en betracht daarbij de grootst mogelijke zorgvuldigheid. De notaris heeft dan ook rekening te houden met de belangen van alle betrokkenen bij de veiling van de woning. Die betrokkenen zijn naast de executant
(de bank) en de geëxecuteerde ([eiser]) tevens alle overige beslagleggers en hypotheek-houders en de (aspirant-) veilingkoper(s). De notaris heeft dus ook rekening te houden met de belangen van de broer van [eiser] en met de belangen van [gedaagde sub 3]. [eiser] betwist weliswaar de vordering van zijn broer, maar het is niet aan de notaris en overigens ook niet aan de bank of aan [gedaagde sub 3] om de juistheid van een vordering te beoordelen. Dat dient te geschieden door de rechter. Gelet op zijn bevoegdheden en verplichtingen heeft de notaris dan ook met recht erop gestaan dat [eiser] het bedrag van € 25.485,71 zou overboeken. Toen [eiser] daar vervolgens uitvoering aan wilde geven, was telefonisch betalingsverkeer inmiddels niet meer mogelijk. Die omstandigheid is een verhindering aan de kant van [eiser] en komt voor zijn rekening en risico. Mede gelet op de belangen van [gedaagde sub 3] als veilingkoper, mocht na het verstrijken van de termijn van beraad om 17.00 uur, de akte van gunning dan ook op grond van de AVVE en de bijzondere veilingvoorwaarden worden verleden op 30 maart 2007 om 17.03 uur. Dat het bedrag van € 25.485,71 volgens een medewerker van de notaris uiterlijk op 30 maart 2007 om 19.00 uur op de rekening van de notaris moest staan en dat daarom niet reeds om 17.03 uur gegund had mogen worden, zoals [eiser] betoogt, maakt niet dat de gunning onrechtmatig was. Niet in geschil is immers dat het telefonische betalingsverkeer al was gestopt zodat het bedrag van € 25.485,71 ook niet om 19.00 uur op rekening van de notaris zou hebben kunnen staan. Het bedrag was dan ook pas bijgeschreven op maandag 2 april 2007. Ook hoefde niet afgewacht te worden of die bijschrijving zou plaatsvinden. Hoewel [eiser] spreekt van een garantie, is niet gebleken dat er meer was dan een toezegging om de overboeking op maandag 2 april 2007 te verzorgen. Op 30 maart 2007 prevaleerde na 17.00 uur dan ook het belang van [gedaagde sub 3] bij gunning aan hem van de woning boven het belang van [eiser] om nogmaals in de gelegenheid gesteld te worden zijn huis te behouden.
4.4. Nu de gunning op vrijdag 30 maart 2007 op grond van het vorenstaande als rechtmatig heeft te gelden, wordt bij effectuering van de levering van de woning aan [gedaagde sub 3] niet onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld. De vorderingen in conventie zullen daarom worden afgewezen. [eiser] zal als de in die procedure in het ongelijk gestelde partij in de kosten ervan worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de notaris, de bank en [gedaagde sub 3] worden in conventie voor ieder van hen tot op heden begroot op:
- vast recht € 816,00
- salaris procureur 251,00
Totaal € 1.067,00
De proceskostenveroordeling in conventie zal ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
4.5. In reconventie vorderen de notaris, de bank en [gedaagde sub 3] opheffing van het conservatoir beslag dat [eiser] als schuldeiser ten laste van de bank en de notaris op de woning heeft gelegd tot verzekering van zijn rechten op de woning. Beslag onder de schuldeiser zelf kan worden gelegd op alle goederen die vatbaar zijn voor derdenbeslag, dat zijn – kort samengevat – roerende zaken en geldvorderingen en dus niet onroerende zaken. (art. 724 Rv jo art.479h Rv). Ook art. 725 Rv kan niet ten grondslag liggen aan het beslag dat [eiser] heeft gelegd, reeds omdat het beslag niet is gelegd tot zekerheid van een geldvordering (art. 711 Rv), maar om levering te voorkomen. Nu voor het gelegde beslag een wettelijke grondslag ontbreekt, zal de voorzieningenrechter het beslag opheffen.
4.6. De vordering van [gedaagde sub 3] tot ontruiming van de woning met bijbehorende afgifte van de sleutels zal worden afgewezen. [gedaagde sub 3] kan op grond van art. 525 lid 3 Rv zelf de ontruiming van de woning bewerkstelligen na inschrijving van onder meer de gunningsakte.
4.7. [eiser] zal als de in reconventie grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van die procedure worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de notaris, de bank en [gedaagde sub 3] worden in reconventie voor ieder van hen tot op heden begroot op € 408,00.
5.1. wijst de vorderingen af;
5.2. veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de notaris, de bank en [gedaagde sub 3] voor ieder van hen begroot op € 1.067,00;
5.3. heft het door [eiser] op de woning gelegde conservatoir beslag op;
5.4. veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de notaris, de bank en [gedaagde sub 3] voor ieder van hen begroot op € 408,00.
5.5. verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen onder 5.2., 5.3. en 5.4. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.J. Daggenvoorde op 12 juni 2007.