ECLI:NL:RBARN:2007:BA8291

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
27 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
494434 VV Expl. 07-8037
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • L.A. van Son
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag zonder toestemming van het CWI en de gevolgen voor loonbetalingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Arnhem op 27 juni 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en Rebedex B.V. [eiser], die sinds 1986 in dienst was bij Rebedex als monteur/machine-insteller, had een vordering ingesteld tegen zijn werkgever na een ontslag dat volgens hem zonder de vereiste toestemming van het CWI was verleend. Het CWI had toestemming gegeven voor het ontslag op basis van bedrijfseconomische redenen, maar de kantonrechter oordeelde dat de wederindiensttredingsvoorwaarde die aan deze toestemming was verbonden, was geschonden. Dit leidde tot de conclusie dat het ontslag als onrechtmatig moest worden beschouwd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiser] recht had op doorbetaling van zijn loon vanaf 1 mei 2007, omdat Rebedex in strijd had gehandeld met de voorwaarden die het CWI had gesteld. De rechter oordeelde dat [eiser] een spoedeisend belang had bij zijn vordering, aangezien hij slechts 70% van zijn laatstverdiende loon ontving, terwijl hij recht had op 100%. De vordering van [eiser] werd toegewezen, en Rebedex werd veroordeeld tot betaling van het achterstallige loon, inclusief buitengerechtelijke kosten.

De uitspraak benadrukt het belang van de wederindiensttredingsvoorwaarde en de gevolgen van het niet naleven daarvan door de werkgever. De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan Rebedex opgelegd, wat aangeeft dat de werkgever in het ongelijk was gesteld. Dit vonnis is een belangrijke uitspraak in het arbeidsrecht, vooral met betrekking tot ontslagprocedures en de rechten van werknemers.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Wageningen
zaakgegevens 494434 \ VV EXPL 07-8037 \ LS/91/rz
uitspraak van 27 juni 2007
Vonnis
in de zaak van
[eiser]
wonende te Ede
eisende partij
gemachtigde mr. C.L. Berkel
toevoegingsnummer [nummer]
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Rebedex B.V.
gevestigd te Ede
gedaagde partij
gemachtigde DAS Rechtsbijstand
Partijen worden hierna [eiser] en Rebedex genoemd.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit
- de dagvaarding van 4 juni 2007;
- de mondelinge behandeling van dinsdag 27 juni 2007, en de daarvan door de griffier gemaakte aantekeningen. [eiser] is verschenen in persoon vergezeld van zijn gemachtigde. Namens Rebedex is verschenen haar directeur, de heer [Y], eveneens vergezeld van de gemachtigde. Laatstgenoemde heeft zijn pleitaantekeningen overgelegd.
2. De vaststaande feiten
2.1. De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten, die vaststaan omdat ze niet of niet voldoende zijn betwist.
2.2. [eiser], thans 57 jaar oud, is op 1 september 1986 in dienst getreden bij Rebedex, in de functie van monteur/machine-insteller.
2.3. Rebedex heeft in december 2006 voor 10 van de 14 medewerkers ontslag aangevraagd.
2.4. Bij besluit d.d. 28 december 2006 heeft het CWI Rebedex toestemming verleend de arbeidsverhouding met [eiser] op te zeggen, op grond van bedrijfseconomische redenen. Rebedex heeft van die mogelijkheid gebruik gemaakt, zij heeft bij brief d.d. 8 januari 2007 de arbeidsovereenkomst met [eiser] opgezegd per 30 april 2007.
2.5. In de door het CWI gegeven beslissing is de volgende voorwaarde opgenomen:
“dat de werkgever binnen 26 weken na bekendmaking van deze toestemming geen werknemer in dienst zal nemen voor het verrichten van werkzaamheden van dezelfde aard, dan nadat hij degene voor wie de toestemming tot opzegging wordt verleend in de gelegenheid heeft gesteld zijn vroegere werkzaamheden op de bij de werkgever gebruikelijke voorwaarden te hervatten.”
3. De vorderingen, de grondslagen en de verweren.
3.1. [eiser] vordert de veroordeling van Rebedex, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. aan [eiser], tijdig op de gebruikelijke betaaldagen, te betalen vanaf 1 mei 2007 de hem toekomende gebruikelijke salariscomponenten, zijnde een basissalaris van € 2.022,00 bruto per maand en voor het overige met inachtneming van de gebruikelijke overige arbeidsvoorwaarden, de opbouw van vakantiegeld en vakantiedagen, de bijdrage in de pensioenpremie en overwerkvergoeding en wel tot aan de datum waarop aan de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze een einde zal zijn gekomen;
b. om ter zake het achterstallige loon over de maand mei te betalen, zijnde € 2.022,00 bruto, vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 lid 1 BW, te rekenen vanaf de gebruikelijke betaaldag tot aan de dag der algehele voldoening;
c. ten gunste van [eiser] te betalen buitengerechtelijke kosten, welke nog nader te bepalen zijn in verband met de afwikkeling van de aanvraag voor kostenloze rechtsbijstand (de verschuldigde eigen bijdrage) dan wel te betalen overeenkomstig het rapport Voorwerk II, waarbij het bedrag vooralsnog wordt begroot op € 400,00;
d. de kosten van dit geding.
Aan zijn vorderingen legt [eiser], kort samengevat, het volgende ten grondslag.
Inmiddels is gebleken dat de onderneming, in tegenstelling tot hetgeen tijdens de CWI-procedure werd gesteld, niet is ontmanteld en dat Rebedex, binnen de termijn van 26 weken (zie 2.4) opnieuw personeel in dienst heeft genomen. Rebedex heeft door zo te handelen in strijd gehandeld met de voorwaarden die het CWI aan haar beslissing had gekoppeld en Rebedex wordt thans geacht zonder toestemming van het CWI de arbeidsverhouding met [eiser] te hebben opgezegd.
De ontslagaanzegging van 8 januari 2007 is door [eiser] uitdrukkelijk vernietigd ex artikel 9 lid 1 BBA en als gevolg daarvan is de arbeidsverhouding tussen partijen na 1 mei 2007 ongestoord doorgelopen. [eiser] heeft zich ook beschikbaar gehouden om op eerste afroep zijn gebruikelijke werkzaamheden te hervatten.
3.2. Rebedex heeft de vordering betwist. Zij voert primair aan dat niet sprake is van een spoedeisend belang. Voorts voert zij aan dat niet gehandeld is in strijd met de genoemde voorwaarde van “26 weken”, aangezien niet sprake is van een situatie waarin nieuw personeel is aangenomen voor de functie/werkzaamheden van [eiser]. Rebedex is thans nog lopende orders aan het uitvoeren, zodra die grotendeels zijn afgewerkt zal een ontmanteling volgen tenzij het bedrijf wordt overgenomen.
4. De beoordeling van het geschil.
4.1. [eiser] heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering, nu de vordering betrekking heeft op zijn loonbetalingen. Thans ontvangt hij 70% van zijn laatstverdiende loon terwijl hij meent recht te hebben op 100%.
4.2. Vooropgesteld dient te worden dat bij de beoordeling van een gevorderde voorlopige voorziening uit moet worden gegaan van de feiten zoals zij door partijen aan de rechter zijn voorgelegd en dat in het licht daarvan moet worden ingeschat wat het oordeel zou zijn van de rechter in een eventuele bodemprocedure.
4.2. Rebedex heeft, kort nadat het ontslag [eiser] was aangezegd, zoals ter zitting ook is erkend, twee werknemers werk aangeboden. Een van deze werknemers was een oudgediende bij Rebedex met een lagere anciënniteit dan [eiser]. Die werknemer is tijdelijk elders werkzaam geweest. Een werkgever is gehouden om, wanneer hij meerdere werknemers heeft ontslagen waarvoor de CWI een wederindiensttredingsvoorwaarde heeft opgelegd, indien hij weer arbeid beschikbaar heeft, deze eerst aan de werknemer met de hoogste anciënniteit aan te bieden. Rebedex heeft zulks in dit geval niet gedaan. Zij heeft aangegeven dat [eiser] alleen inviel als ploegchef, terwijl de andere werknemer vast als ploegchef werkte.
De kantonrechter is van oordeel dat Rebedex redelijkerwijze niet mocht aannemen dat, als [eiser] al in de periode voor dat duidelijk werd dat zijn baan op het spel stond had aangegeven niet blijvend als ploegchef te willen werken, dit betekende dat hij ook voor ontslag koos als hij de keuze had om te werken als ploegchef. [eiser] heeft vanaf februari 2007 als ploegchef gewerkt en niet is gebleken dat hij niet tot de ontmanteling van Rebedex als ploegchef wilde werken. Het verweer van Rebedex faalt derhalve.
Indien een werkgever in strijd handelt met de wederindiensttredingsvoorwaarde die aan een toestemming van de CWI is verbonden, heeft dat tot gevolg dat de toestemming geacht moet worden nooit verleend te zijn, zodat alsdan sprake is van een ontslag dat zonder de vereiste toestemming is gegeven (HR 3 mei 1991, NJ 1991, 705). De kantonrechter is vooralsnog van oordeel dat [eiser] recht op loon heeft vanaf 1 mei 2007.
4.3. Hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de conclusie dat [eiser] terecht en op goede gronden aanspraak maakt op doorbetaling van zijn loon.
De vordering komt de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en deze zal worden toegewezen.
4.4. Voldoende is gebleken dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. Overeenkomstig de aanbevelingen van het rapport Voorwerk-II komt de gevorderde vergoeding van € 400,00 -gelet op de hoogte van de voor toewijzing vatbare hoofdsom- slechts voor een bedrag van € 357,00 (inclusief b.t.w.) voor toewijzing in aanmerking.
4.5. Rebedex zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter,
5.1. veroordeelt Rebedex tot:
a. aan [eiser], tijdig op de gebruikelijke betaaldagen, te betalen vanaf 1 mei 2007 de hem toekomende gebruikelijke salariscomponenten, zijnde een basissalaris van € 2.022,00 bruto per maand en voor het overige met inachtneming van de gebruikelijke overige arbeidsvoorwaarden, de opbouw van vakantiegeld en vakantiedagen, de bijdrage in de pensioenpremie en overwerkvergoeding en wel tot aan de datum waarop aan de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze een einde zal zijn gekomen;
b. om ter zake het achterstallige loon over de maand mei te betalen, zijnde € 2.022,00 bruto, vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 lid 1 BW, te rekenen vanaf de gebruikelijke betaaldag tot aan de dag der algehele voldoening;
c. ten gunste van [eiser] te betalen de buitengerechtelijke kosten ad € 357,00;
5.2. veroordeelt Rebedex in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [eiser] begroot op € 683,31 in totaal, welk bedrag bestaat uit € 84,31 aan dagvaardingskosten, € 199,00 aan vastrecht en € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde;
5.3. bepaalt dat Rebedex van het totaalbedrag aan proceskosten het door [eiser] zelf betaalde deel van het vastrecht van € 49,75 moet betalen aan (de gemachtigde van) [eiser] en het restantbedrag van € 633,56 aan de griffier van de rechtbank te Arnhem, waarvoor een acceptgirokaart wordt toegestuurd;
5.4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5. wijst af het eventueel meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. drs. L.A. van Son en in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2007.