Registratienummer: AWB 06/4378
Uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
Stichting Meldpunt Wegafsluitingen, gevestigd te Eck en Wiel,
eiseres,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 18 juli 2006.
Bij besluit van 21 maart 2006 heeft verweerder, voor zover hier van belang, besloten om jaarlijks in de periode van 1 april tot en met 30 september tijdens de weekenden (zaterdag van 12.00 tot 18.00 uur en zondag van 10.00 tot 18.00 uur):
I. de Oosterhoutsedijk overgaand in Waaldijk op het punt direct ten oosten van de aansluiting Zaligestraat-Oosterhoutsedijk en het punt direct ten oosten van de toegangsweg richting Wolfsgat af te sluiten voor gemotoriseerd verkeer;
II. in het smalle deel van de Groenestraat gelegen tussen de Oosterhoutsedijk/Waaldijk en de aansluiting Annabellastraat een inrijverbod voor motorfietsen in te stellen waarbij vanaf de zijde van de Annabellastraat een uitzondering geldt voor bestemmingsverkeer Groenestraat.
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het ingediende bezwaar ongegrond verklaard en het eerder genoemde besluit gehandhaafd.
Tegen dit besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 26 februari 2007. Eiseres is daar vertegenwoordigd door [X] en [Y]. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door J.J. van Genderen.
Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de verkeersmaatregelen nodig zijn om:
-de recreatieve en toeristische functie van de dijken te bevorderen;
-bij te dragen aan een aangenaam verblijfsklimaat;
-de veiligheid op de weg te verbeteren;
-de meest kwetsbare weggebruikers te beschermen;
-overlast, hinder en milieubelasting te beperken.
Eiseres stelt dat van de door verweerder genoemde belangen slechts de veiligheid en het milieu ten grondslag mogen liggen aan het besluit. Eiseres is van mening dat deze belangen het besluit onvoldoende kunnen dragen nu verweerder niet heeft aangetoond dat de verkeersveiligheid op de betreffende dijkvakken verbetering behoeft of het milieu wordt geschaad. Verweerder heeft naar de mening van eiseres zijn bevoegdheid daarom gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze is verleend.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) voor zover hier van belang kunnen de krachtens deze wet gestelde regels strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. (…)
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer;
Ingevolge het tweede lid van dit artikel kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels voorts strekken tot:
a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer.
b. (…)
In artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (hierna: BABW) is bepaald dat de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval vermeldt welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Verweerder heeft door het plaatsen van een slagboom aan een kant van respectievelijk de Waaldijk en de Oosterhoutsedijk (hierna: de dijken) bewerkstelligd dat de dijken volledig voor alle verkeer bereikbaar zijn, maar dat het gebruik van de dijken als doorgaande weg niet meer mogelijk is op de tijdstippen dat de slagbomen gesloten zijn. Voor het doorgaande verkeer zijn alternatieve routes beschikbaar. Ter voorbereiding van het bestreden besluit heeft verweerder twee verkeerstellingen laten uitvoeren en het bureau Geluid een advies gevraagd. Uit de gehouden verkeerstellingen blijkt dat er slechts een gering aantal motorvoertuigen over de dijken rijdt, zodat de overlast voor de Groenestraat beperkt is. De conclusie van het door het bureau Geluid van verweerder opgestelde advies is dat er geen sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder voor wat betreft de afsluiting van de dijken tijdens de weekenden in de zomerperiode.
De rechtbank overweegt als volgt.
Aan een verkeersbesluit moeten een of meer van de doelstellingen genoemd in artikel 2 WVW ten grondslag liggen. Mede gelet op artikel 21 van de BABW volstaat daarbij het enkele noemen van de doelstelling(en) niet, maar zal gemotiveerd moeten worden waarom de betreffende doelstelling van toepassing is. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit niet aan deze eis voldoet. Het besluit noemt drie van de doelstellingen genoemd in artikel 2 van de WVW, namelijk de verkeersveiligheid, de bescherming van weggebruikers en de beperking van overlast, hinder en milieubelasting, als grondslag voor het besluit, maar er is geen sprake van voldoende dragende motivering waarom deze doelstellingen gediend zijn met dit besluit. De gehouden verkeerstellingen worden door verweerder gebruikt om te beargumenteren dat de afsluiting niet tot overlast leidt in de Groenestraat, maar het feit dat er weinig motorvoertuigen over de dijken rijden betekent tevens dat de afsluiting van de dijken voor het doorgaande verkeer niet of nauwelijks bijdraagt aan verbetering van de veiligheid of beperking van overlast, hinder en milieubelasting op en in de omgeving van de dijken. Dit laatste wordt bevestigd door het advies van het bureau Geluid, dat inhoudt dat het verkeersbesluit niet leidt tot een vermindering van de geluidsbelasting. Verweerder stelt voorts dat buiten kijf staat dat het terugdringen van het gemotoriseerde verkeer ten goede komt aan de veiligheid, dat de rust op en om de dijken toeneemt en dat er meer ruimte voor het voet- en fietsverkeer komt. Deze stelling is naar het oordeel van de rechtbank te algemeen om als voldoende motivering te kunnen worden aangemerkt. De rechtbank concludeert daarom dat het besluit in strijd is met artikel 2 van de WVW nu onvoldoende is gemotiveerd waarom de genoemde doelstellingen het besluit kunnen dragen.
Het besluit kan om die reden niet in stand blijven. Gelet hierop behoeft hetgeen meer en overigens door eiseres is aangevoerd geen bespreking meer.
Op grond van het bovenstaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen.
De rechtbank acht termen aanwezig om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte kosten in beroep. De rechtbank stelt deze vast op € 42,60 aan reiskosten en op € 86,92 aan verletkosten, te weten vier uur à € 21,73 per uur.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb, tot de volgende beslissing.
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte kosten ten bedrage van € 129,52 en wijst de gemeente Nijmegen aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
bepaalt dat de gemeente Nijmegen het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van
€ 281 aan haar vergoedt.
Aldus gegeven door mr. J.A. van Schagen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Woestenburg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2007.
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.